Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.
                                                                     
                                                                           
                                                                             
                                                                       
Denkthema 29.   Electrisch en magnetisch.
                                                                   

In het vorig denkthema is zo het een en ander uiteengezet inzake een
veldelement, een unobad, de gravitatie.
De gravitatie, waarin, in een kernkrachtig verbruik van veldelementen,
unodeeltjes elkaar kunnen naderen tot in het desbetreffend unobad.
Waarbij deze unodeeltjes en dat unobad zich in elkaar vervoegen  -  
tot in een hier reeds zo te noemen unokracht  -  en waarvan nu een
eerste kleine indruk.

Twee veldelementen (ve en ve'; figuur a-1.) zijn met elkaar in een
veldbotsing, met unobad (ub); en tevens zijn beide veldelementen ook
                                                                        anderzijds in veldbotsing,
    
met unobaden (ub' en ub").
   Overweegt de (inkolkende/
   intrekkende, de beide
   veldelementen aantrekkende)
 
 b-oerkracht/kernkracht tussen
   beide veldelementen (in ub) 
   op elk der beide (eveneens
   intrekkende/aantrekkende)
   b-oerkrachten/kernkrachten
   anderzijds deze veldelementen
   (dit is, op de b-oerkracht/
  kernkracht in ub"), dan naderen,
                                                                        bij aldoor (oplopend)
veldelementenverbruik, beide desbetreffende unodeeltjes (ud en ud') elkaar
versneld (in ud
ubud')  -  en voegen zij zich bij elkaar, met daarin vervoegd
het desbetreffend unobad.
Een unokracht van, onder/in elkaar geïntegreerd, twee unodeeltjes en een
unobad.

Evenwel een ander voorbeeld: nog weer twee veldelementen (ve en ve';
figuur a-2.) met elkaar in een veldbotsing, met unobad (ub), die tevens ook
anderzijds in veldbotsing, met unobaden (ub' en ub") zijn.
Overweegt hier aangaande het ene veldelement (ve) zijn veldbotsing/unobad
(ub), zijn intrekkende/aantrekkende b-oerkracht/kernkracht, enerzijds op zijn
veldbotsing/unobad (ub'), zijn intrekkende/aantrekkende b-oerkracht/kernkracht,
anderzijds, dan verloopt (in gravitatie, mobiel, versneld) zijn unodeeltje (ud)
naar en tot in het unobad enerzijds (ud
ub).
Doch overweegt hierbij aangaande het andere veldelement (ve') daarentegen
zijn veldbotsing/unobad (ub"), zijn intrekkende/aantrekkende b-oerkracht/
kernkracht, anderzijds op zijn veldbotsing/unobad (ub), zijn intrekkende/
aantrekkende b-oerkracht/kernkracht, enerzijds, dan verloopt (mobiel, al
heviger/sneller graviterend/verlopend) zijn unodeeltje (ud') naar en tot in het
unobad anderzijds (ud'
ub").
Met hier dan de eenvoudigste unokracht, van een unodeeltje (ud) met een
unobad (ub) in onderlinge vervoeging.
En nu vooral van deze eenvoudigste unokracht wat nader.

Het unodeeltje zelf, in deze unokracht (figuur b.), is reeds van een complexe
kracht(ensamengesteldheid).
Namelijk de ("horizontaal") meer úitkolkende, naar/in meer de veldhouders
                                                                     opgevoerde reële kracht (rk), en
                                                                     de ("verticaal") meer ínkolkende,
     
naar/in meer het oerniets (on)
    afgevoerde oerkracht (ok).
    De meer úiteen/décentrerende
    stoffelijke reële kracht van het
    unodeeltje ressorteert meer onder
    de "uitvloed" van het "wolk"massaal
    (wm), onder de uitvloeiing van het
 
  "wolk"massaal in het unodeeltje  -  
    danwel eerstens onder het actief
    subdeeltje van het triasdeeltje.
    En de meer íneen/céntrerende
    stoffelijke oerkracht van het
    unodeeltje ressorteert meer onder
    de "invloed" van de vaste massa 
    (vm), onder de invloeiing van de
    vaste massa in het unodeeltje  -  
    danwel eerstens onder het aardend
    subdeeltje van het triasdeeltje.
  Twee stoffelijke krachten die, áls in
                                                                     scheidingsrelativiteit, het
                                                                     materiedeeltje zijn triasdeeltje en ziin
unodeeltje krachtig opdelen/verdelen  -  als zogezegd de twee (ver)deelkrachten
van het materiedeeltje ("als uiteen-ineen in onderlinge oppositie").

Maar worden deze beide stoffelijke krachten "in onderlinge oppositie", áls in
ontmoetingsrelativiteit, wat/meer geneutraliseerd/verenigd door zogezegd de
gedij(ende)kracht (gk).
Deze meer verénigende/cóncentrerende stoffelijke gedijkracht van het
unodeeltje ressorteert meer onder de "toevloed" van de combi-massa (cm-cm),
onder de toevloeiing van de combi-massa in het unodeeltje  -  danwel eerstens
onder het neutrale subduodeeltje van het triasdeeltje.
De verenigende stoffelijke gedijkracht (be)middelt tussen de stoffelijke reële
kracht en de stoffelijke oerkracht; zij reguleert het unodeeltje tot bijeenhouding/
behoud van de krachten, van de krachtige (samen)gesteldheid, van dat
unodeeltje; zij verschaft het materiedeeltje reeds enige consensus/
constructiviteit op unodeeltjesniveau.
Ofwel, is de gedijkracht  -  danwel eerstens de combi-massa ofwel vooreerst
het neutrale subduodeeltje  -  zeg maar de regulateur in het unodeeltje, die
het unodeeltje als intact houdt, waarzonder het unodeeltje als aan
losbandigheid is overgeleverd.
Overigens neemt in de heelalvlucht (zie denkthema 27) de concentratietendens
(in het ontwrochtingsproces) aldoor maar door toe; en daarmede de gedijkracht,
de gezette samengesteldheid van het unodeeltje, het intact blijven van een
materiedeeltje.

Aldus bestaat een unodeeltje uit een driéërlei stoffelijke kracht  -  de reële
kracht, de gedijkracht en de oerkracht  -  met daarin de gedijkracht als
krachtige regulateur tot behoud van de(/een gezette) samengesteldheid van
het unodeeltje.
Overigens wordt elk dezer drie krachten middels elk der drie subdeeltjes van
het triasdeeltje aldoor maar door door generering/productie vanuit het
oerniets zeg maar bevoorraad.

Voorts, ten tweede, het aandeel van het unobad in de unokracht.
Dit aandeel bestaat uit slechts een twééërlei kracht; namelijk ("horizontaal")
uiteen/uitkolkend de b(ad)-reëel krachtige spreikracht (sk/sk) en ("verticaal")
ineen/inkolkend de b(ad)-oerkrachtige kernkracht (kk).
Deze twee onderling oppositionerende, verdelende krachten vervoegen zich,
b-reëel krachtig, in de stoffelijke reële kracht van het unodeeltje, tesaam de
zo te noemen (ge)u(nieerde)-reële kracht; en, b-oerkrachtig, in de stoffelijke
oerkracht van het unodeeltje, tesaam de zo te noemen (ge)u(nieerde)-
oerkracht.
En eenmaal, decentrerend-centrerend, u-reëel krachtig en u-oerkrachtig, zijn
ook de spreikracht en de kernkracht als mede onderworpen aan
concentrerend de neutraliserend-verenigende, (be)middelende/regulerende
gedijkracht.

Dat wil zeggen, de verdelende krachten, als u-reële kracht tegenover
u-oerkracht, zijn hiermede wat/meer versterkt; terwijl de verenigende
gedijkracht, in deze erbij voeging van unobad aan unodeeltje, in hevigheid
niet is toegenomen.
Zodat er eventueel een tweede gedijkracht moet worden toegevoegd om het
desbetreffend materiedeeltje bijeen/intact te houden  -  maar hiervan nu niet
nader.
Maar intussen wordt de unokracht wél uit twee verschillende bronnen
bevoorraad.
Wat betreft het unodeeltje uit generering en wat betreft het unobad uit
potentiële veldenergie; met ook weer twee verschillende intrekkingen/
betrekkingen  -  als "door twee verschillende deuren"  -  in/op de gedijkracht
(maar hiervan in het volgend denkthema nader).
Tenslotte, introduceert het al graviterend inkomen/binnenblijven van het
unobad in het unodeeltje de mobiliteit in de unokracht.
Alsmede ook de hoek in de unokracht; want zodra de hoek(en) verandert
(/veranderen), waaronder de desbetreffende veldbotsing(en) plaats
vindt(/vinden), is er ook een verandering aan hevigheid van kracht, van
krachtensamengesteldheid, van het unobad (zie vorig denkthema) als
aandeel in de unokracht.
Maar van dit een en ander hier niet nader.

Wat hierbij reeds wel valt op te merken, is de invloed in een unokracht van
een unobad op bijvoorbeeld twee unodeeltjes (zoals als resultaat geschetst
met figuur a-1.).
Dan bindt de zozeer centrerende kernkracht de beide oerkrachten, (van) de
beide vaste massa's, danwel daarmede de twee aardende subdeeltjes der
twee triasdeeltjes, bijeen  -  "als tot een samenklontering der twee klonten",
tot een tweeledige, vast massieve kern in/van die/dat unokracht/
materiedeeltje.
En spreidt daarentegen de ontbindende/decentrerende spreikracht de
beide reële krachten, (van) de beide "wolk"massalen, danwel daarmede de
twee actieve subdeeltjes der twee triasdeeltjes, wat/meer van elkaar, als
wat/meer onder elkaar gespreid, als wat/meer van elkaar (af)gewend.
Of anders aangegeven, pulseren er (in de wisselzone) twee golfpatronen,
die elkaar onder een zekere hoek snijden (zie ook figuur e. in denkthema 28).
Kortom, een ineen-uiteen schikking der reële krachten en oerkrachten dier
twee (massieve-massale) unodeeltjes, danwel der desbetreffende (geaarde-
actieve) subdeeltjes der twee triasdeeltjes, met het unobad u-reëel
krachtig en/respectievelijk u-oerkrachtig bijeen gevoegd, als "een bijeen
gevoegde ruiker bloemen, met onder de stelen bijeen geklit en boven de
bloemen bijeen gespreid".
Maar ook hiervan nu nog niet nader.

Echter nu vervolgens: het onzijdig bestaan der rechte velden/ veldelementen
zelf.

Alle rechten zijn volstrekt/absoluut aan elkaar gelijk als rechten; er bestaat
geen meer of minder recht, zoals wel tussende de krommen, als meer of
minder krom.
De réchte velden/veldelementen verkeren zo in de absoluut zelfde réchte
regio van een ónzijdig bestaan als die/dat van de abstract-réchte
Transcendente geestesschouw.
Zoals eerstens de rechte ratio bestaat in/als het onzijdig overgangsbestaan
van het Transcendente dezerzijds bestaan (met zijn rationaliseringsproces)
in het Transcendente generzijds (met zijn ontwrochtingsproces), zo verkeert
al het daarmede volstrekt gelijke abstract-rechte bestaan in een onzijdig
bestaan alsmede tevens al het daarmede volstrekt gelijke veld-rechte
bestaan.

In de heelalvlucht verblijven de krom-kolkende unodééltjes búitenaan de
                                                                                 concrete Transcendente
                                                                                 kosmos (zie ook
                                                                                 denkthema 27, aan de
     
hand van figuur b.).
     Evenwel, hoezeer deze
     unodeeltjes vooral
     oerkrachtig in het
     Transcendente
     generzijds uitgaan/
  
   vergaan, de uit de
     unodeeltjes recht-uit
     voortgaande veldgangen
     gaan voort in het
     Transcendent onzijdig
     bestaan, dit is in de
     abstract-rechte
     geestesschouw (gs;
     figuur c.) van het
     Transcendente.
     Evenwel, hoe volstrekt
     recht ook  -  hoezeer ook
     van eenzelfde
                                                                                 rationeel-rechte afkomst,
                                                                                 het abstract rechte door
                                                                                 generering van het
Ene-slot en de veldrechte door schepping middels de rede  -  toch niet
evenwijdig aan de abstracte rechten, maar, onder andere wegens de
mobiliteit der veldelementen, als kriskras in/door de Transcendente
geestesschouw.
En komen deze velden (v, v, . . . . ) zo ook in de abstracte geestesschouw
onder elkaar in veldbotsingen  -  met hun unobaden (ub, ub, . . . . ), waarvan
de b-oerkrachtige kernkrachten weer zozeer in het Transcendente
generzijds uitgaan/vergaan (tot in oerniets).

De Transcendente abstracte geestesschouw zelf wordt doorvoerd met
talloze inspiratiestromen (zoals isp; zie bijvoorbeeld ook denkthema 22,
figuur c.).
En beïnvloedt menige inspiratiestroom elk der zeer vele unobaden.
Zeg maar "horizontaal", maar ook "verticaal" alwaar de uit het brein (br)
geabstraheerde (abst) inspiratie substraheert (sbst) tot in de Transcendente
kosmos (km).
Het mag niet uitgesloten heten dat (m)enige veldbotsingen, ver van de
desbetreffende unodeeltjes vanwaaruit de betreffende velden afkomstig
zijn, zich opdoen in het Transcendente beschouwend denken boven de
raad (zie weer denkthema 22, figuur c.), alwaar dan de desbetreffende
unobaden in dat beschouwend denken worden opgenomen en verwerkt
tot zekere denkresultaten/gedachten aangaande dat "bezoek"  -  terwijl
ook de raad zelf, en zo zijn geestesbeschouwelijk denken, aldoor in omvang
toeneemt met de aldoor in omvang toenemende kosmos en zo zijn
"raakvlak" met het brein.

Maar althans veelmaals bevindt een onobad zich, immer wanneer het is
samengevoegd met een unodeeltje, (deels, voornamelijk b-reëel/u-reëel)
in de abstracte geestesbeschouwing boven de Transcendente kosmos;
en is hierbij dat unobad in een drietal componenten te ontleden.
Een "verticale" component (x-x; zie unobad A), volgens de substraherende
gang van de inspiratie tot in de kosmos.
Een "horizontale" component (y-y), volgens de "horizontale" inspiratiegang
door de geestesschouw.
En een "horizontale" component (z-z), parallel aan de "horizontale" abstracte
rechte(n).
Waarbij nog valt op te merken, dat menige resultante van een veldbotsing
danwel, dat menige resulterende gang van een unobad juist tegen de
inspiratiegang ingaat (zoals in unobad B, tegen de "verticale" substrahering
in van een inspiratiegang).
Dan verblijft de inspiratie te meer in de geestesschouw, voor een te
intensiever zich voltrekkend denkproces wat betreft dat unobad"bezoek".

Eerstens de "verticale" component.
In de "verticale" component gewordt een unobad, ten dele, met de
substrahering der desbetreffende inspiratiegang(en) tot een mede dat
unobad weergevende gestalte (gst) in de Transcendente kosmos (zie ook
denkthema 18, figuur f.).
Daarmede heeft het Transcendente een beeld van wat zich zoal voltrekt
  -  aan veldbotsingen, unobaden, en juist ook aan allerlei unokracht/
enzovoort  indien een unobad zich heeft vervoegd/"vermengd" met een
unodeeltje  -  in zogezegd de immateriële/materiële wereld der creaturen.
Bijvoorbeeld ook beeldvormen, die zich veelal vervormen naar de
mobiliteit der veldelementen, die onderweg met elkaar in allerlei
veldbotsing geraken.
Danwel, vertolkt de mobiliteit in de (on)stoffelijke wereld zich als
beeldvervormingen ofwel als bewegingen in de Transcendente kosmos.
Voorzover levend/bewust  -  bijvoorbeeld wegens de wat/meer levendige
inspiratie  -  aanschouwt dan, zogezegd, het Transcendente in zijn
kosmos allerlei verkeer/wedervaren der veldelementen onder elkaar en
zelfs der materiedeeltjes onder elkaar voorzover hun unodeeltjes zijn
"doordrenkt" met unobaden, in de door het Transcendente geschapen
schepselenwereld.
En waar de substrahering der inspiratie wat/meer wordt gestremd (indien
de veldbotsingsresultante, zoals het geval in B, zozeer tegen de
"verticale" inspiratiegang/substraheringsgang ingaat), daar is
geestesbeschouwelijk het zogenaamd bevindelijk denken  -  van waar
het desbetreffend unobad zich in de geestesschouw bevindt, van wat
de geestesschouw al denkend van dat unobad aldaar aantreft, vindt  -  
te intenser, aanhoudender, overwegender.

Tweedens, de "horizontale" component met zijn inspirerende inwerkingen
(y-y).
Het unobad, de unokracht, wordt hier doortrokken met menige, nogal
parallel aan elkaar voortgaande inspiratiegangen vanuit het Transcendente
brein, met al zijn intellectuele/verstandelijke bedenkingen, onderweg
veelal nog door allerlei overleg in de geestesoptrek der raad bewerkt/
beïnvloed.
Dat wil zeggen, hiermede wordt elk(e) unobad/unokracht, en daarmede zo
van alles wat zich in de schepselenwereld voltrekt, vanuit het
Transcendente brein geestesbeschouwelijk met een zogenaamd
herschikkend denken bedacht en bewerkt.
Een van Transcendente breinwege herschikkend denken(d bewerken)
van wat het Transcendente overigens van schepselenwege uit de
(on)stoffelijke werled in elk(e) unobad/unokracht aan (on)stoffelijke
informatie/bedoening aantreft.

Zoals ook in denkthema 22 met figuur c. aangegeven, maakt de
abstraherende-inspirerende-substraherende gang deel uit van de/het
beschavingskringloop/beschavingsproces.
Daarmede legt het Transcendente de (on)stoffelijke wereld aldoor
wat/meer beschaving op; het brengt de schepselenwereld aldoor
wat/meer constructiviteit en cultuur bij; het geeft aan deze wereld
aldoor wat/meer een waardevolle en zinvolle ontwikkeling  -  voor
zover deze schepselen in hun onderling "doen en laten" daartoe
ontvankelijk zijn.
Kortom, het geestesbeschouwelijk herschikkend denken moet een
geestesbeschouwelijk béschikkend/voorbeschikkend denken heten.
Het Transcendente legt de (im)materiële wereld aldoor wat/meer
beschaving op waarover het zelf reeds beschikt.
Het is te zien als wat bijvoorbeeld ook de mens doet; hij bewerkt en
ontwikkelt al denkend en handelend allerlei aangelegenheid, zijn
omringende stoffelijke natuur, naar wat hij zelf daartoe waardevol/
zinvol aan (innerlijke) ontwikkeling/beschaving/(samen)gesteldheid/
enzovoort te bieden heeft.

Tenslotte, derdens, de "horizontale" component met zijn inventieve
inwerkingen (z - z).
Dit inventieve, vindingrijk denken (i, i, . . .) werkt vernieuwend in op
het bevindelijk, beschikkend denken (zie van het inventief denken
ook denkthema 21, aan de hand van figuur e.).
Hier denkt, al verwerkend en inwerkend van/op de unobaden en
unokrachten, het Transcendente ook logisch  -  naar de abstracte
wet der gelijkheid (en gelijkend denken) van alle párallel aan
elkaar gelegen réchten.
Als ook de grondslag van al het overige geestsbeschouwelijk denken,
is dit abstracte denken ook een wáár/waarachtig denken.

Een Transcendent waarachtig denken en bewerken van de wereld der
creaturen; wat deze wereld in waarheid wat/meer deel doet uitmaken
van het ware Transcendente bestaan.
Meer nog, reeds de rechte ratio, voorzover ook actief (oordelend denkend),
is van een medewaarborging van het Transcendente borgverbond, waarin/
waarmede de/voldoende eenheid van het Transcendente bestaan ligt
gewaarborgd.
En aangezien al het recht-abstracte evenwijdig/gelijk ligt/is aan het
recht-rationele, is ook het abstracte denken van een mede de Transcendente
bestaanseenheid waarborgend(e) activiteit/denken.
Waarmede, zoals al inventief corrigerend inwerkend op de unobaden/
unokrachten, de wereld van het schepselenbestaan al waarachtiger deel
doet uitmaken van het Transcendente bestaan in ook het mede zich
toeleggen  -  toegelegd worden  -  op de handhaving van een voldoende
eenheid van het totale Transcendente-schepselen bestaan.
Iets dergelijks voltrekt zich overigens ook reeds in de (im)materiële
heelalvlucht, waarmede ook, ten laatste, de schepselen worden opgenomen
in het Transcendente (dezerzijds/onzijdig) bestaan (zie ook denkthema 27).

Al graviterend worden vele unokrachtige materiedeeltjes her en der bijeen
verzameld tot, stoffelijk aangeduid, legio sterrestelsels  -  met nog weer hun
sterren en planeten.
Zodat er ook in de Transcendente geestesschouw zeg maar legio complexe
denkafdelingen zijn.
Elk zo'n afdeling met (betrekkelijk) dichtbezette unokrachten, met onder
elkaar een bevindelijk en beschikkend, een inventief en waarachtig denken.
Een denkcomplex, dat in het bijzonder gaat over dat sterrestelsel, die ster,
die planeet, dat organisme, enzovoort.
En elk zo'n denkcomplex wordt immer doortrokken met inspiratiegangen
vanuit het (mee)denkend Transcendente brein. . . .met onderweg  ook nog
als wat/meer beladen met allerlei denken en gedachten in de geestesoptrek
                                                                  boven de Transcendente raad. . . .
                                                                  Overigens kan ook in elk zo'n
     
denkcomplex zich min of meer
     een geestesoptrek verheffen  -  
     van substraherende ispiratiegangen
 
   tegenover allerlei gang, waar de
     substraherende inspiratiegang als
     weer wordt ópgewerkt door een
     veldbotsingsresultante  (zoals in B).
     Zo ontwikkelt zich ook in menig
     zulk denkcomplex, bijvoorbeeld,
     een zeg maar voorstellend denken
       -  als in het geestesbeschouwelijk
     gadeslaan van een kosmische
     gestalte/voorstelling  -  dat leidt
     tot een zeker voorstel en uitvoering
  daarvan aangaande een zekere
                                                                  kosmische voorstelling.

Maar intussen, de unobaden beïnvloeden het denken in de Transcendente
geestesschouw, voeren tot allerlei denkprocessen, die op hun beurt weer de
unobaden bewerken.
Doch wat bewerkt de Transcendente inspirerende gang van denken hierbij in
het algemeen bij de krachtige unobaden, die immers alle reëel krachtig
en oerkrachtig van een overeenkomende samengesteldheid zijn?
Transcendent "horizontaal" voorttrekkende inspiratievlagen (hiv; figuur d-1.)
en "verticaal" voorttrekkende/substraherende inspiratievlagen (viv), waaraan
elk unobad (ub) is onderworpen.
Met daarbij dan nog in het bijzonder de "verticale" doortrekking, die aan dat
unobad in de Transcendente kosmos (km) een gestaltelijk voorkomen (gs)
geeft, terwijl dat zelfde unobad "verticaal" ook oerkrachtig/kernkrachtig (ok; 
figuur d-2.) afgaat/verwordt tot in oerniets (on).
En zoals het Transcendente dezerzijds tegenover het Transcendente
generzijds ligt, zo liggen de "verticale" gangen van de substraherende
opgang tot in de Transcendente kosmos en de oerkrachtige afgang tot in
oerniets ook tegenover elkaar.
En hiervan nu eerst nog wat nader.

Als eerste gegeven een unobad (ub; figuur e.), dat zowel "horizontaal"
reëel krachtig danwel spreikrachtig (rk) uiteen wervelend uitkolkt (u - u),
alswel ineen wervelend inkolkt (i) ter "verticale" oerkrachtige/kernkrachtige
(ok) afgang tot in het oerniets (on).
En nu dan eerst dit krachtig inkolkend-uitkolkend (u
iu) unobad onder
de "verticale" inspiratievlagen/substraheringsvlagen (viv/viv) in de
Transcendente geestesschouw.

                                                              "Verticale" inspiratievlagen
      
doortrekken het unobad,
      substraherend tot in de
      Transcendente kosmos (km), en
      voeren hiermede het unobad als
      een gestalte (gs) in de
   
  Transcendente kosmos op.
      Dat wil zeggen, het krachtig
      inkolkend-uitkolkend unobad wordt
      hiermede al voortkolkend/nakolkend
      Transcendentzijds uitgelegd; als in
      een verlenging, een gelegenheid,
      van/voor de inkolkende-uitkolkende
      werkingen als een extra (inkolken-
      uitkolken).
      Daarbij is het dan, wat onder andere
      het inkolkend unobad betreft, alsof
      het unobad aldaar "als een doek,
      middenin aangegrepen, wordt
                                                              opgetild tot een "streng"/
                                                              doekbundeltje".
Danwel, al substraherend vervaagt het uitzijds uitkolken (uu/uu) al meer en
meer, als zeg maar tot een ijl sfeertje boven het in reële kracht uitwervelend/
uitkolkend unobad.
En al substraherend inzijds inkolkend, verheft centraal/centraliserend het
unobad zich tot een zogenaamde (afgeknotte) opperoptiek(/opperkegel; oo),
zelfs een opperoptiekas (oa), waarin het krachtig inkolken al meer aan
kracht verliest  -  met aan de afgeknotte spits de kosmische gestalte, van
zeg maar gehaltelijk het unobad; terwijl de vervagende uitkolkingen meer
naar generzijds/"beneden" wegkrullend/afzettend vormgevend het
gestaltebeeld zijn.
Intussen, voegen met dit al de Tanscendente "verticaal" substraherende
inspiratiegangen/inspiratievlagen aan elk unobad een opperoptiek(as)
toe  -  maar van deze opperoptiek hier nu niet nader.

Deze (extra) inneming/centrering (i) van het inkolkend unobaddeel, in de
opgang opwaarts tot in de Transcendente kosmos, ligt dan ook aan de
oerkrachtige/kernkrachtige afgang afwaarts tot in het oerniets ten
grondslag, als daaraan opgelegd.
Als, onder invloed/inwerking der "verticale" inspiratievlagen, in werking
gebracht door de opgang opwaarts, bundelt zich ook (als daartoe
voorbewerkt) de afgang der inkolkende oerkracht afwaarts tot in oerniets.
"Als bij een doek, waaruit verspreid het water sijpelt, dat middenin
aangegrepen wordt opgetild tot een "streng"/doekbundeltje, daaruit nu
ook het water als meer in een straal wegvloeit".
En heet deze wat/meer/zeer gebundelde afgang/"waterstraal", vanaf
centraal het unobad tot in oerniets, de electrische gang/trek (el; i
 on).
Een krachtige electrische loop, die immer de loop heeft van centraal het
unobad tot in oerniets.
Danwel, waar een unobad met een unodeeltje ligt samengevoegd tot
een unokracht, verloopt in een unokracht de krachtige electrische loop/
werking immer vanaf/vanuit de vaste massa naar en tot in en door de
broze massa (vm
bm; zie figuur b.).

                                                                     Tenslotte, iets dergelijks
     
wordt ook aangetroffen in
     "horizontaal" de reële
     (sprei)kracht (rk; figuur f.)
     van het unobad (ub) onder
     de "horizontale" 

     Transcendente
      inspiratievlagen (hiv/hiv).
      In het oerkrachtig deel (ok)
     van het unobad, bundelt
     deze krachtig inwervelende
     activiteit zich onder de
     inwerking  van "horizontale"
     inspiratievlagen weer als tot
     een streng (st) van (hier 
     nogal "horizontaal") 
     oerkrachtig verloop.
     Terwijl daarentegen, als
   tweedens, deze zelfde
                                                                     inspiratievlagen op d
e
                                                                     uitkolkende reële
                                                                     (sprei)kracht van dat unobad
een uiteen (u - u) spreidende, uitkolkende uitwerking heeft.

Dit een met het ander, geeft aan "horizontaal" het unobad als meer
uitwendig een omlopend trekpatroon, van uiteen tot weer ineen
(u - u
i - i); om voorts door de oerkrachtige streng (ingezet) streng
gebundeld (i - i
 u - u) het unobad inwendig te doorlopen.
Deze krachtige uitwendige omloop met de krachtige inwendige doorloping,
heten tesaam het magnetisch (mg) verloop van een unobad.
Immer staan het "horizontaal" magnetisch verloop en het "verticaal"
electrisch verloop als haaks op elkaar.

Zo profileren de Transcendente "verticale" en "horizontale" inspiratievlagen
het unobad aldoor tot een krachtig stroomprofiel  -  opperend, electrisch
en magnetisch.
In het volgend denkthema wordt hierop nog nader ingegaan.








                                                      * - * - * - *