Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.

Opdieping (10).

Wil.

Wil is zelf een kracht, wilskracht; en is een kracht in
zichzelf van een íneen (teniet) trekkende danwel
centrerende instelling/trek in enige levensgesteldheid/
levenstoestand van het concreet samengesteld,
levend/bewust bestaan (zie ook Opdieping (5), Kracht).

In het Transcendente bestaan, bezit het Ene-Jr. de
Transcendente (oer)wil(skracht) tussenin/centraal de
twee neutrale treksels (Nt
→←Nt; zie schetst in Opdieping
(7), Leven), alwaar deze (energetische) neutrale treksels
aan de basis van concreet-psychisch de interne
levensintensivering (li) alswel de wezenlijke bewust
belevende levenskringen (lk/lk), in centrale ontmoeting op
elkaar botsen ter centrerende krachtopwekking/
(wils)krachtuitoefening.

Qua oorsprong, is de wil(skracht) derhalve in beginsel (in
het Transcendente bestaan) al even (oer)oud als het
immens oude bestaan van het Ene(-Jr.) zelf.

En, al even (oer)oud (in het Transcendente bestaan), zijn
scheidingsrelatief de neutrale treksels (Nt
←→Nt) in een al
grotere opwas en aanwas, als het gewas van wezenlijke
levenskringen (lk-lk) in interne levensintensivering (li) en
van de aanwezige vlechtenkluwe (vk-vk) in externe
levensloop (ll)  -  als een al groter wordend gewas met
(zowat) middenin de aldoor implosief centrerende
wilskracht.

Aldus,

In eerste instantie/installatie levend en bewust het Ene-Jr.
in wezenlijke en aanwezige wasdom, die zelf al
samentrekkend door Zijn (con)centrerende wil al meer
(aan)gepast op orde wordt samengevat tot een zelfstándig
bestaan  -  als tevens het psychisch aanzijn/aanschijn van
fundamenteel-, danwel aldoor voorzienend dit/deze
psychische bestaan/werkzaamheden, het Ene-Sr..


Maar nu vervolgens de wat meer gedetailleerde invloed
der wilskracht op dit wezenlijk en aanwezig bestaan  -  als
trouwens het Transcendente prototype van ook zozeer,
min of meer, het onzerzijds levend/bewust psychisch-
fysisch bestaan naar de onzerzijds geldende, onder
andere materiële omstandigheden.

Intussen wordt, in ontmoetingsrelatief de neutrale treksels
(Nt
→←Nt), de aldoor intens intensiverende wilskracht, in
scheidingsrelatief de neutrale treksels (Nt
← →Nt) aldoor
wijderom omgeven met het wezenlijk en aanwezig
bestaan als "met eendeels een nederzetting van wezenlijke
behuizingen en aanwezige landerijen, die anderdeels op
elkaar betrokken zijn danwel met elkaar verkeren middels
een verkeersnet van een interne/externe gangenstelsel/
levensloop".

En niet alleen hebben deze interne en externe, meer
actieve levensintensivering/levensloop zeg maar toegang
tot het bestaan dier gezette, zo genoemde levenskringen
en vlechtenkluwe, ter wat/meer (onderling aan)gepaste
veranderingen daarin/daarvan; maar heeft dit ook wat
opwaarts en juist het wat neerwaarts verlopende, de wat/
meer kringelende loop aldus wat/meer contact met de
wilskracht, danwel: is/zijn al dit/deze verloop/
voorttrekkingen elkaar ontmoetend reeds op eigen terrein
in onderlinge, kracht verwekkende botsingen, maar
verdiepen menige neutrale treksels zich zeg maar tevens
wat/meer krachtig in de centrerende wilskracht.

Of anders gezegd, wat of meer, dan die dan deze trekkingen
in de krachtig in de psychische/fysische aanwas zich vindende
levenslopen, krijgen/hebben met de wil een wat/meer strak
gespannen bestaan  -  wegens een krachtige trek naar enerzijds
ergens in het psychisch/fysisch bestaan én naar anderzijds
de wil; ofwel, menige trékking in het psychisch/fysisch aanzijn
verkrijgt aldus hier of daar, van kortere of langere duur, een
krachtige strékking  -  als van een zeker(e) krachtig(e) béloop/
heenwijzing.

Daarbij is de wil zelf niet slechts wil, maar is/heet voor een deel,
inzake het inwendig wezenlijk bestaan ook (zinnige/zinlijke;
over zin nader in een volgende Opdieping) begeerte(/lust en
dergelijke), en voor een deel, inzake het uitwendig aanwezig
bestaan ook (doelmatig/(be)reikend) streven.

Van dit een en ander in beginsel wat nader aangeduid in de
navolgende schets  -  als tevens ook een aanvulling van de
in Opdieping (7), Leven, gegeven schets.


     N - N = Neutraal treksel.
                                         
     w = wil.
                                         
     b = begeerte.
                                         
     s/s = streven.
                                         
     l = levensloop.
                                         
                                         

Geschetst ontmoetingsrelatief de Neutrale treksels (N→←N)
eerstens/immer de wil (w), die actief als aldoor implosief
centrerende wilskracht het Ene(-Jr/-Sr)-bestaan al willend
trekt/drijft tot een centraal gereguleerde/gedreven
bedrijvigheid.

En hoewel de wilskracht al intensiever/krachtiger
aanwerkt in het ook al groter en werkzamer wordend
werkelijk, Transcendent bestaan, trekken beide
Neutrale treksels aldaar ook deels inwaarts het wezenlijk
bestaan in als begeerte (b) en deels uitwaarts uit tot in/
door het aanwezig bestaan in een strevende (s/s)
voortgang.

In princiep kan aldus dan eens de álgemeen aanwerkende
wil(skracht) nogal overwegen/overheersen op de/het in het
bíjzonder, namelijk wezenlijk of/en aanwezig, aanwerkend(e)
begeerte en streven, of andersom; maar lopen begeerte en
streven zeg maar ook (deels) weer in elkaar over, zodat ook
hier de een wat/meer op de ander kan overwegen  -  
waarmede enig begeren op innerlijk/wezenlijk gebied kan
overgaan naar enig streven daarnaar op aanwezig, buiten
gelegen gebied, of ook weer andersom, kan een zeker
streven nog weer een zekere begeerte opwekken (waarvan
nog wat nader).

Maar ook hier, in het aldoor zo machtig groter wordend
Transcendénte, wordt/is "het streven als de hoofdstroom
in een oceaan met diverse stromingen, en de begeerte als
de hoofdrivier met vele bijrivieren".  

Evenwel voorts, werken al meer en meer levenslopen(/
levensintensiveringen; l) in op zowel de begeerte alswel
het streven alsook trouwens op de wil zelf  (aangezien de
ook wervelende levenslopen zijwaarts uit bij/in de wil
de Neutrale treksels beïnvloeden): en verkrijgen de
begeerte en het streven onder deze tegemoet komende
levenslooptrekkingen zowel kracht alswel strekking/
duiding  -  ter (duidelijk) geduide beïnvloeding van het
wezenlijk en aanwezig bestaan.

Zodoende:


Is (primair) de wil als wilskracht, ontmoetingsrelatief
tussenin de Neutrale treksels, toch alsnog immer
ónafhankelijk/vrij daarin van elke zich aandienende
levensloop; terwijl (secondair de wil als) begeerte en
streven hun (tevens duidende) kracht ontvangen in het
wezenlijke en aanwezige leven zelf, in namelijk de
ontmoeting met- danwel het actueel zijn van (m)enige
levensloop/actie, als daarvan áfhankelijk.


Intussen verwijlt de begeerte in het wezenlijk bestaan
als in een temporeel heen (en zo weer eens wat
weer)trekken in alsnog een levensintensiverend
voorttrekken in het innerlijk bestaan; en verplaatst het
streven zich in het aanwezig bestaan in een krachtig
drijvende/verplaatsende levensloop als zozeer
wijderom in het ruimtelijke (zie nader van tijd en ruimte
in ook Opdieping (7), leven)  -  en beïnvloeden het
begeren en het streven elkaar in beginsel tweeërlei.

Eerstens, trekken zij doorgaans als nogal parallel met
elkaar samen-op, als meer zijdelings naar/in elkaar
(op)trekkend in actief een (krachtig) voortwerken in
tevens een streven naar wat wordt begeerd en in
tevens een begeren naar wat wordt nagestreefd.

Maar tweedens, ontmoeten zij ook elkaar als in een
krachtig elkaar weerstaand botsen  -  als zeg in een
tweestrijd waarin, in een overweging van het streven
op het begeren er wel een krachtig streven is hoewel
deze niet zozeer begeerd of, dan weer eens, in een
overweging van het begeren op het streven er een
begeren is terwijl het streven er niet zozeer toe komt
het begeren daadwerkelijk te verwerkelijken in de
aanwezige omgeving.

En voorts toch al, is het streven  -  in onzerzijds het
materiële bestaan voorzover in het dierlijk/menslijk
leven, werktuiglijk  -  voor zichzelf getypeerd als zeg
maar twee-stromig (zie ook schets): strevend/
aanwerkend met twee handen, twee benen, enzovoort;
en in de onderlinge beïnvloeding/overdracht/
ontwikkeling tussen streven en begeren, als tussen
werktuiglijk en zintuiglijk, zo ook het allengs weerzijds
zien met twee ogen, weerzijds horen met twee oren,
enzovoort, kortom, een aanwerken en waarnemen links
én rechts.

Dit vereist overigens inzake het dezerzijds werkzaam
bestaan een ietwat nadere uiteenzetting, want deze
tweezijdigheid geldt wel voor vissen en vogels, dieren en
mensen, maar niet/nauwelijks voor planten en bomen.

Het materiële dezerzijds bestaan wordt ook wel samen-
gevat met (vaste) aarde en (ijle) lucht, (vloeiend) water
en (actief) vuur  -  en gelijkt zo op het Transcendente
bestaan van het Ene-Sr., maar is het niet.

Het Ene-Sr. is (Plus:) puur vaste intrek/volte, als zeg
pro-materieel, (Min:) puur loze uittrek/leegte, als zeg
contra-materieel, en puur actieve/voorttrekkende/
(be)trekkende trekking, als zeg anti-materieel  -  als
alles bijeen zeg maar pré-materieel.

Terwijl het stoffelijke dezerzijds werkelijk bestaan
min of meer mengsels zijn: van een niet zo zeer
zuivere geaardheid, loosheid, werkzaamheid,
vloeibaarheid  -  terwijl het vast-ijle mengsel, de
vloeibaarheid, als nog niet het leven zelf, slechts
een stoffelijk product is, hoewel levensgezind.

Het dierlijk/menselijk leven nu, vindt zijn oorsprong
in het oceaanwater zijn levensgezind vloeibaar
bestaan, als in het vloeibare bestaan bédaan met leven
áls verlevendigd met onder andere de tweezijdigheid
van strevend(/begerend) leven; terwijl het plantaardig
leven (mede) zijn oorsprong heeft in te meer het
vaste(/ijle) aardse(/luchtige) bestaan áángedaan met
leven(sgezinde vloeistof)  -  eventueel wel/wat willend,
maar niet zozeer in een twee-stromig/tweezijdig
uitbottend streven(/begeren).

Dat wil zeggen, het kráchtig plantaardig willen, in de
aldoor voort ontkiemende plantaardige kiem, behoeft
niet zozeer wílskracht te heten; maar kan deze optimaal
centrale kracht min of meer een stoffelijke/materiële
kracht zijn, waarvan er zo vele in de materiële wereld te
vinden zijn, zoals die een ster of planeet bijeen, te een,
houden  -  en kan derhalve in de levende natuur van
mens en dier, levend en ontwikkeld temidden van de
stoffelijke natuur, de desbetreffende wilskracht ook
van enige stoffelijke levering aan het leven zijn.

Evenwel, waar zo'n aldoor ímplosieve/
middelpuntzoekende (wils)kracht zozeer heerst als
centraliserend centrum in betrekking tot een dijende
"wolk" van ook elkaar krachtig beïnvloedende deeltjes,
aldaar wordt het totaal beheerst en geschikt, zeg maar
gereguleerd/geordend, tot een zeker (af)gerond geheel
als zelfstandige eenling  -  als stoffelijk ding, levend
individu  -  en zijn zelfs de betrekkelijke (onder)delen
van zo'n levend individu, zoals "in het klein" de genen
en "in het groot" de organen, in aanleg en hun
compactheid wel te zien als mede zozeer het werk van
de immer en alom centrerende/in(een)schikkende/
verzelfstandigende wilskracht in dat (op)wassend
individ

Tenslotte, in "onze" materiële/vitale wereld maken de
veldbotsingen in grote mate mede "de dienst uit"; plus de
protonen, min de electronen, neutraal de neutronen, die
elk met hun weerzijds zeg lineair uittrekkende/
uitwervelende velden met elkaar in botsing zijn onder
botsingshoeken, die variëren tussen frontaal 180-
hoekgraden en in paralelle voortgang 0-hoekgraden.
 
Veldbotsingen tussen 180-hoekgraden en 90-hoekgraden
zijn zeer/meer frontaal, zeg confronterend/strijdend als in
een strijd aangaand, zich uitputtend/tenietbrengend
tegenover elkaar staan; en veldbotsingen tussen
90-hoekgraden en 0-hoekgraden zijn zeg maar meer
collegiaal, als elk tamelijk wilskrachtig en met ook alsnog
enig(e) eigenbestaan/"eigenwaarde" wat/meer
samenwerkend, tot en met, onder 0-hoekgraden, een
krachteloos/"vredig" samenop optrekken.

Tot zover dan de wil, als wilskracht. 



                         
                                            *  -  *  -  *