Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.

Opdieping (11).

Zin.

Is de wil, in/uit zozeer concreet-psychische werkzaamheid,
de hoofduitvoerder, zeg maar de "kapitein" van een
individuele levendige bedrijvigheid, eigenlijk is de zin de
wezenlijke eigenaar van dit concreet-psychisch bedrijf in
bewust allerlei verschillende eigenáárdige bevindingen.

De zin zetelt wezenlijk in het inwendig concreet-psychisch
leven, in namelijk het concreet-psychisch bestáán van/als
de al vaak eerder zo genoemde psychische levenskringen;
hoewel deze levenskringen (aldoor kunnen) worden
beïnvloed/veranderd/gewijzigd door de inwerkingen/
invloed van de aldoor voortgaande interne/wezenlijke
levensintensivering, die aldoor als een levensstroom door
inwendig de wervelkolom dier wervelende levenskringen
voortvloeit (zie van dit een en ander ook de schets in
Opdieping (7), Leven).

Hiermede is de zin reeds aangeduid als zowel gewis (meer
gestadig gestationeerd) alswel wisselend (in doen blijkende
verandering); als zowel gevestigd, "alwaar de zin in het
concreet-psychisch bestaan bestáát/rondwaart", alswel in
een gevoelsmatige bedrijvigheid, als het hébben van zin in 
enige verandering van zin, zoals "het zin hebben (in plaats
van een lustgevoel) in voedsel of drank, (in plaats van een
drukkend gevoel) in ontspanning of rust, enzovoort".

Het een met het ander, deze wervelende levenskringen en
het levensintensiverend doortrekken ervan: "zoals een
overstromende/doorstromende waterstroom velerlei grond
van allerlei aard doordrenkend doortrekt en daarmede zelf
een waterstroom met allerlei aftreksel gewordt, of zoals een
sapstroom in een wervelkolom de wervels mede doortrekt
en zo ook zelf allerlei aftreksels meevoert", zo verdraagt de
zinsstructuur, als de eigenlijke drager van wezenlijk het
inwendig concreet-pychisch levensbestaan, het innerlijk
doortrekken der wezenlijke levensstroom: en draagt zich
hierin/hiermede uit, al krachtig begerend en eventueel ook
krachtig strevend (alwaar deze levensstroom eerstens al in
contact geraakt met het begeren der wil; zie ook Opdieping
10, de Wil) al (veranderend) instruerend het bestaan nabij
of/en wijderom volgens een zeker uittrekkend treksel alswel
voorttrekkend gedrág, danwel wijze van doen, van de zich
uitdrágende zin(sstructuur).

En het spreekt als vanzelf, dat met deze levensgang in de
wervelkolom der zin een wervel/zinsdeel verderop ook wel
wordt aangedaan/geïntensiveerd ter optimalisering aldaar
der zin.

Nog wat nader aangeduid, in het bewúst wezenlijk bestaan
der zin: in bewustheid is elke levenskring/werveling in
betrekking tot de naast aanliggende werveling(en), een
zeker gevóel; en zijn alle gevoelens bijeen, als één
complex/reeks van gevoelens, de algehele/álgemene
wezenlijk-concrete zin/gezindheid in/van dat individu.

Ter vergelijk inzake de verwoorde gedachten van het
abstract-geestelijk bestaan van een individu, zijn de gehele
reeks woorden in een één zin; bijvoorbeeld de zin: "des
zomers kan het warm zijn"  -  en in het benadrukken/
accentueren van daarin een woord, bijvoorbeeld "des
zómers (en zo niet des winters, enzovoort) kan het warm
zijn", vindt die gehele zin zich, als het ware toegespitst, in
de optimalisering van dit ene woord/zinsdeel; en kan
overigens deze accentlegging steeds veranderen,
bijvoorbeeld naar/in "des zomers kán (maar hoeft niet) het
warm zijn".

Dit een en ander nu, is ook het geval in de gevoelsreeks
der wezenszin; de toch al wat woelige wezenszin/
gevoelens, "wervelende wervelingen der wervelingenkolom",
worden extra doorwoeld door de (door de wervelingenkolom)
doortrekkende levensintensivering tot een hier en dan daar
optimaal opwoelend gevoelen, wat zich uit kan dragen tot
eerstens al een begerend zich doen geldend gedrag,
enzovoort.


Intussen, de zinsstructuur lijkt op een "instrument dat
bespeeld kan worden", danwel op een hechte/duurzame
(/heuglijke) constructie, die als één aangelegde gezindhéid
  -  zeg tóe-stánd van een (gereed)stáánde complex van
gevoelens  -  levensintensiverend doortrokken/bewerkt kan
worden tot een tijdelijke optimalisering/overheersing van een
of meer dier gevoelens danwel van een zeker zinsdeel; met
hierbij de vraag: hoe komt zo'n blijvende/vaste gezindheid,
ter voorts levensintensiverende bewerking, in eerste aanleg
constructief blijvend tot stand?

Het antwoord hierop is: de alom individueel en aldoor maar
door in het levensbestaan centraliserende wilskracht, die
aldoor ordenend danwel ineen schikkend toewerkt naar
velerlei en allerlei stáánde évenwichten van ook wezenlijk
de gevoelsgehalten tot in een al hechtere aanleg van een
individueel-algehele samengesteldheid/structuur, basale
gezindheid, aan gevoelens.

Deze ordenende schikking is de vóórwaarde voor een
gewichtig, wáárdevol geschikt zijn tot ook een zekere
(over)heersende momentele gezindheid onder enig
levensintensiverende invloed op het gedurig bewust
sluimerend gevoelenscomplex.

Zeg maar, is elke chaos, elke chaotische ongeordende
warboel op zich van een waardeloos/zinloos bestaan;
maar alwaar voldoende, in allerlei évenwichtigheden
cónstructief/ineen geordend/geschikt, aldaar zijn dan
allerlei stél dier (te)samengestéldheid waardevol, danwel
wezenlijk zinvol, als van enige het (voort)bestaan
bepalende/vaststellende waarde/aanleg/toeleg  -   als een
gelegerde gelegenheid ter voortbestaan.

En aangezien de constructieve ineenschikking de
voorwaarde is tot enig waardevol bestaan, ligt aldus de
eerste (beg)innende waarde in het ínnerlijk wézenlijk
bestaan als innende waardevolle zin.

Wat zintuiglijk/werktuiglijk in betrekking tot buitenaan/
buitenaf het verspreid/spreidend aanwezig bestaan ook
wil zeggen, dat zintuiglijk/waarnemend/innend met
althans een zinnig/constructief (en geen chaotisch/
onzinnig) bestaan een wat/meer geordende/gebouwde/
gereguleerde buitenwereld meer/meest wordt
gewaardeerd; terwijl het desbetreffend individu, gezind
met innerlijk een zinvolle grondslag, werktuiglijk aan de
slag gaat met het aanwerken in het constructief
bijdragen naar een wat/meer geslaagde waardevol
aanwezig bestaan . . . . waarbij evenwel, indien 
aangewerkt vanuit meerdere individuen met
verschíllende gezindheden, de werkers alsnog slaags
kunnen raken.

Maar, nu eerst weer terug op de basale grondslag van
wezenlijk de zin zelf; de zin, die dus eerstens bestaat
uit een gevoelenscomplex, geduid als een levende
wervelkolom van een reeks van eendeels tegen elkaar
in-  en anderdeels met elkaar mee wervelende
wervelingen/"wervels"  -  bijvoorbeeld, een rechtsom
wervelende werveling (a), daarnaast een linksom
wervelende werveling (b) en weer daarnaast een
rechtsom wervelende werveling (c), enzovoort,
enzovoort; in het Transcendente bestaan een schier
immense reeks van deze wervelingen, in het
natuurlijke/dezerzijdse bestaan, met daarin het
voorkomen van (zeer) vele verschillende levende
individuen, een zeker aantal wervelingen in elk
individu.

In het (nogal) frontaal tegen elkaar in wervelen/draaien  
(zoals a tegenover b, en c tegenover b) verkrijgt de
wervelkolom een kráchtig, in totaliteit allengs al
evenwichtiger geordende constructieve samenhang; en
alwaar de wervelingen met elkaar meedraaien (zoals a
met c), aldaar bezit de eigenaar dier wervelkolom enig
bewust gevoelen (zoals ook al wel uiteengezet in
Opdieping (8), Bewustzijn).

In het Transcendente bestaan wast deze wervelkolom,
als zeg staat van gevoelstoestand, aldoor aan tot een
(krachtig) al (evenwichtig) hechtigere, duurzamere
gevoelsstaat; maar dit is zeker niet het geval in een
natuurlijk, zozeer vergankelijk levend individu, dat al
verterend en voedend voortleeft, met aldus een wisselend,
beurtelings minder en meer krachtig gevoelsleven.

Danwel,

Elk natuurlijk levend individu wisselt in het in het bezit
hebben van een meer of minder krachtige wezenlijke
(gevoels)condítie van zin in het leven.


En voorts, aldus verkerend in een perfecte evenwichtige
conditie van levenszin, kan de aard, de aardtotaliteit of een
overwegend aardgedeelte dier zin alsnog zozeer verschillen
  -  namelijk van meer verschíllende geaardheden/gevoels-in-
een of van meer gelíjke geaardheden/gevoelens-in-een, als
de een of andere bewuste ervaring van innerlijk de levenszin.

Het is daarmede als met een visuele blik op het aanwezig
aards bestaan: nu eens ziet men ter plaatse een (zomerse)
bonte verscheidenheid aan onder andere gewas, en dan eens
ter plaatse een (winterse) egale schone sneeuwvlakte.

Zo althans, is het ook wel gesteld met de slechts wezenlijke
inwendige zinservaring: de wezenlijk-zinlijke ervaring van
een vreugdevol gevoel inzake die verscheidenheid van
gevoelens-in-een, en de wezenlijk-zin(de)lijke ervaring van
een voldaan gevoel inzake die gelijkheid van gevoelens-in-
een.

Maar doorgaans is de (natuurlijke) gezindheid van een
gematigd gevoelen tussenin deze uitersten; en wordt zij ook,
zoals zeg maar in een wisselende blik op de buitenwereld,
in wisselend overwegende delen gevoeld/beseft  -  waarbij
hier opgemerkt zij, dat de zogenaamd kwalijke gevoelens,
zoals angst en pijn, hier niet in het geding zijn, maar elders,
in een andere Opdieping, in nadere behandeling komen.

Intussen hebben in de zin, wat betreft zijn geaardheden en
zijn conditie, de grondbegrippen soort en mate hun aanzijn,
wat trouwens niet zozeer het geval is in alleen het wezenlijk
bestaan, maar al evenzeer in het aanwezig bestaan (der
buitenwereld).

Evenwel, er is nog meer te vermelden inzake de wezenlijke 
zin; aangezien deze niet voor te stellen is als eerstens een
réchte wervelkolom van wervelende wervels, maar zijwaarts
gekromd tot een te een getrokken/gebogen kolom van een
kluwe aan wervelende wervels  -  en van zeg deze kluwe aan
gevoelens nu voorts wat nader.

In zo'n tot in een kluwe aan wervelende wervels gebogen
wervelkolom, komen er, in zo'n staat van gevoelstoestand,
volop (verschillende) gevoelens als werveltrio's  -  
bijvoorbeeld d-e-f, met d en f (in bewustheid) met elkaar méé
rondwervelend en d en f (krachtig) tégen e in rondwervelend,
en u-v-w, met u en w (in bewustheid) met elkaar méé
rondwervelend en u en w (krachtig) tégen v in
rondwervelend  -  zeg meer vlakweg ( als "o-o, als
waterkolkingen(/"brilleglazen") naast elkaar in het water")
naast elkaar aan te liggen/wervelen.

En in het tevens aldoor doortrokken worden dier kluwe
met enige levensintensiverende trek, liggen die gepaarde
gevoelens, hier d-e-f en u-v-w, ook krachtig op elkaar
betrokken in een zogenaamde scheidingsrelativiteit  -  
íntensief krachtig innend e in betrekking tot íntensief
krachtig innend v, als e
← →v  -  danwel, bevindt zo'n stel
gevoelens zich, elkaar al vindend, in de gesteldheid van
een (gevoels)bevinding/gemoedsgesteldheid.

Zo'n bevinding in het gevoelsleven, is dan weer het
product van twee elementaire gevoelens, hier dus d-e-f
en u-v-w; en zoals twee vogels frontaal tegenover elkaar
met hun koppen trekkend aan enig tussenliggend
voedsel elkaar in stilstand weerstaan, de een met wat meer
gespreide vleugels en de ander met wat meer ingehouden
vleugels, zo ook kan een bevinding/gevoelsproduct (als
van waarde) daartoe aangepast in een gepast krachtig
évenwicht verkeren  -  bijvoorbeeld d-e-f in een daartoe
wat meer ongedwongen, wat minder kracht opleverende
botsing van d en f met e, en u en w in een daartoe wat
meer gedrongen, wat meer kracht opleverende botsing
van u en w met v.

Maar daar blijft het doorgaans niet bij.

Zo'n wervelkluwe/bevindingentotaliteit wordt aldoor
voort levensintensief/levensintensiverend doortrokken; en
zijn menige van deze levenstrekkingen met elkaar wat/
meer in (een krachtige) botsing alswel ook wel in (een
krachtige) botsing met de (wils)begeerte, zoals bijvoorbeeld
ook (weer eens) krachtig tussenin e (als het centrum van
het gevoelen d-e-f) en v (als het centrum van het gevoelen
u-v-w), waarmede in zo'n geval de gevoelsbevinding d-e-f én
u-v-w, in e
←→v, (veelal min of meer haaks op e - v intrekkend) 
al levensintensief krachtig centrerend (c) in een zogenaamde
ontmoetingsrelativiteit, e
cv, verkeert.

Evenwel, zodra bijvoorbeeld zo'n
(energetisch-krachtopbrengend) levensintensiverend optimum
weer uit zo'n gevoelsbevinding vertrekt naar elders, zoals uit
e
cv naar dan ook weer e←→v, dan is er niet alleen sprake
van een zogenaamd pulserende invloed van de
levensintensivering op een levensbevinding, van
achtereenvolgens scheidingsrelatief/uiteen naar
ontmoetingsrelatief/ineen naar weer scheidingsrelatief/uiteen;
maar hebben hierbij/hierin de desbetreffende gevoelens, hier
d-e-f en u-v-w, met deze (gemoeds)pulsering de invloed  -  
danwel de zogenaamde impuls uit deze pulsering  -  met/uit
die levensintensivering ondergaan, zowel zelf in verandering
van samengesteldheid alswel in de betrekkingen met hun
"buurtgenoten" aan gevoelens en bevindingen en daarmede
ook de samengesteldheden dier "buurtgenoten" zelf.

Kortom, de al pulserende invloed der levensintensivering  -  
op talrijke punten in de bevinding(en) van het gevoelsleven,
alsmede, in de gevoelskluwe, met velerlei reeksen van
impulsen zowel tussenin de wervelende wervelkolommen
alswel in die kolommen zelf  -  voert dat complex aan
gevoelsbevindingen op tot zeg maar een complex aan
gevoelservaringen . . . en komt in het kader van het
ordeningsproces tot in zo menig evenwicht ook de
levensintensivering van/door/langs het
geaardhedencomplex der zin tot de stilstand van velerlei
evenwichtigheid, waarmede dit omtrokken/doortrokken
geaardhedencomplex als gehuld/doorhuld wordt en is tot
een vluchtig gehuld/ingehuld/"ingehuldigd"/ingewikkeld
zijn van dit wervelcomplex, als het zogenaamde karakter-,
zeg de houder van inhoudelijk dat psychisch
geaardhedencomplex der zin.

Er is veel bekend en zo te zeggen van een pulserend
golvingencomplex/golfsysteem; en komen er zo ook aldoor
weer andere/nieuwe levensintensiveringen op, die zeg
maar de gevestigde zinsorde  -  met overigens ook de
aanwas van andere/nieuwe zinsgeaardheden  -
herordenen/ordineren tot in een andere, vernieuwde
zinsorde alswel tot ook weer andere/nieuwe
(over)heersende gevoelservaringen als "ontlokt tot
ontloken gevoelsbevindingen".

Een (zich ook) regulerende, (her)schikkende
levensintensivering in (ook) het gigantisch psychisch
proces in het Transcendente bestaan, dat zo als
levensproduct uit elementair het Ene-Sr. in het Ene-Jr.
voorts aldoor functioneert in allerlei zinvolle bewuste,
bevindelijke ervaringen; een aldoor voortgaande nadere
psychische verwezenlijking, die zich ook voltrekt onder
allerlei invloed der zozeer ook actieve levensintensivering
van(uit) zeg het buiten aanwezig bestaan  -  met, aldoor
centrerend samenstellend/construerend, in de/het
kern/centrum van het wezenlijk bestaan een allengs meer
volstrekt (evenwichtig) geordende/samengestelde
constructie/structuur voor immer, als van een vast(e)
instelling/beginsel tot een wel(samen)gestelde/
welgezinde toekomende/aankomende verwezenlijking
van het inwendig ervarend bestaan.

Intussen, is zulk een al grootser en ingewikkelder, al
rijker aan ervaringen Transcendent bestaan in princiep
van een grote eenvoud: "het Ene-Sr, dat zich in zijn
áánzijn, als levendig het Ene-Jr., aldoor voorziet van
vochtige wind/windvlagen, die als neerslaat/neerslaan
(tot) in een her en der wellende, woelende, golvende
oceaan"; waarmede het Ene-Sr. de Bewindvoerder- en
het Ene-Jr. de Uitvoerder is van het Transcendente
bestaan.

Het tevens zozeer materiële dezerzijds bestaan, waarin
ook (mede van vooral Transcendent wege) menig
wezenlijk levendig psychisch bestaan, voorzover reeds
uiteengezet, is voortgebracht/opgebracht, is daartoe
echter van een andere grondslag en gesteldheid.

In het Transcendente bestaan produceert het elementaire
Ene-Sr. aldoor maar voort het Ene-Jr. tot in in bewustheid
een al rijker rijk aan (onder andere wezenlijk) zinvolle
bevindingen/ervaringen  -  aldoor maar door, scheppend
vanuit het niets, productief aanvullend met een levendig
functionerend in vervulling gaan.

In het dezerzijds bestaan is er ook steeds, vanuit het
Transcendente, een aanwas van elementaire producten,
van zozeer protonen, electronen, neutronen, met hun
aldoor maar door uitlopende, al uittrekkend met elkaar
botsende/functionerende velden; en komen deze velden
al verderop al onderling botsend krachtig al meer in
onderling, staand evenwicht, tot een zeer koud geheel/
heelal, als tot aldaar alom/aldoor een "stil", braak liggend
terrein, met daarin legio materiële samenscholingen als
planeten en alsnog tot uitbarsting komende sterren/zon:
en zijn het deze sterren, zoals de zon bij ons, die alsnog
(veel) beroering brengen (op velerlei planeet) in/op dit
braak liggend terrein.

En is het, ergens in dit braak liggend terrein, een "zich
roerende ster", onze stralende zon, die beroering brengt
op een planeet, onze aarde, die in de loop van lange tijd
   -  en met (ge)leiding van het Transcendente Ene,
waarvan hier niet nader  -  leven tot ontwikkeling brengt
naar de wisselende aardse omstandigheden onder
zonneïnvloed en planeetgedrag, zoals in de wisseling
van zomer en winter, dag en nacht, vocht en droogte,
enzovoort, waarmede het aardse leven naar zijn aardse
ontwikkeling en voortbestaan de wisseling bezit van
constructieve opbouw, in zich voortzettende uitbraak
vanuit die braakligging, en destructieve afbraak, naar en
ten uiterste tot in die geduide braakligging.

Tot zover ook de zin in/van het leven in een eerste,
simpele aanduiding van wezenlijk het leven zelf; van 
aldus niet zozeer een wat nadere verhandeling van
Transcendent/dezerzijds het meer open/openbare
aanwezig bestaan, waarvan nu voorts in de volgende
Opdieping wat nader, maar van wel het meer geborgen/
verborgen innerlijk/wezenlijk zinsbestaan inzake onder
andere zijn zinswaarde en zinsconditie, gevoelens en
gevoelsstaat (zoals van schoonheid en vreugde), van
bevindingen en ervaringen, van geaardheid en karakter,
van zijn pulserend en impulsief bestaan.
            

                                         

                                           * - * - *