Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.

Opdieping (13).

Geestelijk.


Om zo te zeggen, naar menselijke opvatting, spiegelt de
geest het inwendig psychisch leven . . . maar toch
anders en meer dan dat.

Voor een nadere uitleg, dan toch eerst maar een wat
nadere verkenning daartoe van het Transcendente,
alwaar het geestesbestaan namelijk zijn begin(sel) heeft.

Reeds is het Ene-Jr. al wat nader ingedeeld in deels het
wezenlijk-, deels het aanwezig- en deels het midwezenlijk
bestaan, in elk zijn eigen dimensie, dit is weliswaar in elk
een afzonderlijk/zelfstandig (temporeel/ruimtelijk/zedelijk)
bestaan, maar elkaar allerminst vreemd om, bijvoorbeeld,
eventueel een onderlinge betrekking aan te gaan, zoals,
als stereometrisch voorbeeld, een verticale lijn wel een
horizontaal vlak ergens kruist/snijdt, maar toch wel veel
meer dan dat ene gemeenschappelijke snijpunt, want
een verticale muur kruist al zoveel omvangrijker een
horizontaal gelegen fundament, en waar zo'n
horizontale vloer zich ook hogerop bevindt . . . afijn,
in princiep kunnen het horizontale en het verticale,
kunnen alle dimensies elkaar wel alom vinden om in
een onderlinge betrekking te (komen te) verkeren.

Maar nu voorts, beschouwen we wat nader de
betrekking(en) tussen het Ene-Sr. en het Ene-Jr.,
waarin alles, en trouwens ook alles in het onzerzijds
(materieel/levendig/actief) bestaan, van een zeker(e)
trek/treksel is, (oerspronkelijk en voorts nog aldoor)
onttrokken aan het (zeg attent-)niets.

Het Ene-Sr. bestaat in essentie als plus-min/vol-loos
als gestéldheid uit een tegengesteld stél, en het
Ene-Jr. bestaat in essentie uit slechts het ene, zeg
neutraal geaarde leven; zodat zij tesaam essentieel
in een eigenlijk verschíllend bestaan van een drieërlei,
zogezegd ook verschillend geperkte verschillende
wezenlijkheid zijn.

Maar tevens zijn het Ene-Sr. en het Ene-Jr. beiden
actief, van zogezegd een werkzame werkelijkheid; en,
om maar een nogal gelijkend voorbeeld te noemen,
zoals "de wind alom waait zowel over als in betrekking
tot het vloeiend oceaanwater alswel over als in
betrekking tot het vaste land met zijn hoogten en
holten", zo zijn het Ene-Sr. en het Ene-Jr. verschíllend
wat betreft hun geperkte wezenlijkheid van bestaan,
maar hebben zij de (om)gaande werkzame
werkelijkheid als zodanig gemeen  -  en aangaande
deze Ene werkzame werkelijkheid nu voorts meer in
het bijzonder.

Eerstens al, trekt deze Ene werkzame werkelijkheid
voort in betrekking tot de geperkte wezenlijkheid van
het Ene Sr.-Jr.  -  met een nogal verrassend resultaat.

Neem bijvoorbeeld een grondwerker, die wat rondloopt
op een kleine vlakte, maar al gravend van een loopgraaf
de (reeds uitgeholde) loop van de loopgraaf doorloopt  -  
of wat oorspronkelijker aangegeven: de voortwerkende
werker werkt naar waar hij (wezenlijk) zin in heeft, en/of
werkt hij voort naar een gegeven (midwezenlijke)
overeenkomst/opdracht, en/of gaat hij voort volgens wat
een zeker (aanwezig) obstakel daartoe biedt . . . kortom,
in de relatie zelf tussen geperkte wezenlijkheid, als gezet
treksél, en werkzame werkelijkheid, als voorttrekkende
trék:


De geperkte wezenlijkheid bepáált waar/wat de werkzame
werkelijkheid actief dóet/heenvoert/uitvoert  -  en dat
wederzijds in de causale opeenvolging van oorzaak

gevolg
oorzaak
gevolgenzovoort, waarin de
wezenlijkheid en de werkelijkheid, het treksel en de trek,
aldoor bedreven op elkaar betrokken zijn.


En deze onderlinge beïnvloeding/(her)schikking tussen
bepalende wezenlijkheid en doende werkelijkheid nu
nader/nauwer toegepast op de betrekking tussen het
Ene-Sr. en het Ene-Jr., waarin het Ene-Sr. aldoor, middels
het attent-niets, het Ene-Jr. van zijn wezenlijkheid en
werkelijkheid heeft voorzien en nog steeds voorziet (zie
ook Opdieping (6), Energie).

Zowel het Ene-Sr. alswel het Ene-Jr. is elk, elk in
wezenlijkheid én werkelijkheid, in bedrijf: het Ene-Sr. in
bedrijf(op)voering en het Ene Jr. in bedrijfuitvoering;
danwel, wat nader uitgedrukt  -  wegens de
ontmoetingen tussen plustreksels en mintreksels in het
Ene-Sr. waarmede, middels het attent-niets, in het Ene-Jr.
het(/de) neutrale leven(splooi) ontstaat (zie ook
Opdieping 6, en 7)  -  plooit het Ene-Sr. aldoor bedrijvig
het Ene-Jr. en óntplooit het Ene-Jr. daarop zich aldoor
bedrijvig in een actief, wezenlijk, aanwezig en
midwezenlijk bestaan.

En deze bedrijvigheden, van zowel het Ene-Sr. alswel het
Ene-Jr., met hun verschillende, apart geperkte
eigenlijkheden/wezenlijkheden en hun gezamenlijk/
gemene actieve werkelijkheid, wassen aldoor maar door
vanuit/middels het attent niets aan tot zeg een volwassen
"bestaan-en-omgaan".

De vraag doet zich dan inzake deze volwassenheid op:
waartoe wordt er intussen in het algemeen aangewerkt in
deze gemeenschappelijke bedrijvigheid; danwel,
waarheen trekt/leidt, uit beginsel, uiteindelijk de gemene
werkzame werkelijkheid in betrekking tot de geperkte
wezenlijkheden  -  ofwel, waartoe genaken/geraken het
Ene-Sr. en het Ene-Jr. wat betreft hun gezamenlijke,
aldoor maar door, ruimer en actiever, werkzaam
voortwerkende werkelijkheid.

Dan moet er worden gelet op de, in-beginsel,
inhoudelijke alswel staande gehalte van Plus-Min en
Neutraal de geperkte wezenlijkheid die, onder
inwerkende/omwerkende/uitwerkende invloed, steeds
weer verandert in een anders erbij staand be-stáán; en,
uit-beginsel, de ook zozeer (al-om) voorlijk (uitend)
werkzame, heel dit al (onder de aanhoudende
schepping) tevens uitspreidend/uitruimend werkende
werkelijkheid  -  die voorop (ijl ijlend) voortgaat in een
zeg onbeperkt, allengs (schier) immens (snel)
voortijlende activiteit.

Bezien we dan nu eerstens deze in het algeheel
uitruimende werkelijkheid, dan spreidt het Ene-Sr.-Jr.,
onder de aldoor maar door voortgaande schepping
vanuit het attent-niets, zich al wijder uit in zeg
rondcirkelende activiteiten volgens al wijder gekromde
cirkelbogen . . . en worden deze al wijder gekromde
cirkelbogen, in (schier) immens (snel) voortijlende
activiteiten, réchten.

Allemaal rechtuit voorttrekkende rechten, van zeg maar
énerlei réchtheid, die zich daarmede onttrokken hebben
aan de rondcirkelende werkelijkheid van ontelbaar
verschíllende krómme gang, en daarmede als in een
eigen werkelijkheidsdimensie zijn terecht gekomen, de
voorlopig maar zo te noemen rechtendimensie, die
betrekkelijk weer niet vreemd is aan al wat krom is  -  
zoals "bij een rechte raaklijn aan een kromme cirkel met
gemeenschappelijk raakpunt, of bij een rechte
diameterlijn in/door een cirkel met gemeenschappelijke
snijpunten".

Maar nu voorts zullen we deze rechtendimensie zelf, in
haar eigen ruim, nog wat nader bezien; eerstens als
voortgebracht/voortgekomen door/vanuit het Ene-Jr., en
daarop, in een tweede verhandeling, als voortgebracht/
voortgekomen door/vanuit het Ene-Sr..

Aldoor maar door en ook aldoor tevens verderop in zijn
neutrale leven(splooi), ontstaat het Ene-Jr. middels het
attent-niets vanuit het Ene-Sr. aldoor voort met (allengs
schier immens) vele, aldoor energie opbrengende
beginselen (zie weer nader hiervan opdieping 6 en 7)  -  
en is elk van deze (punt)beginselen "als een ster die
naar álle kant energie uitstraalt", hoewel in het Ene-Jr.
eerst en later uitcirkelend met gebogen uitstralingen en,
allengs verderop in het aanwezige al minder gebogen/
gekromd, uiteindelijk met een recht-uit voorttrekken in
het ruim der rechtendimensie: en hier doet zich dan iets
(zeer) bijzonders op, want deze weerzijds, preciés récht
tegenover elkaar in de rechtendimensie uit het attent-niets
ontstane en (uit)spréidend uittrekkende uitstralingen
heffen elkaar dan, als dan tevens als terstond en totaal
elkaar weertrekkend/weerstaand teniet doende, algeheel/
absoluut op!

Zeg maar, zoiets als in alle trekpartij met recht tegenover
elkaar gelijke trekpartijen het totaal áls elkaar opgeheven
bewegingloos stílstaat, zo vergaat in de rechtendimensie,
tegelijk met het ontstaan van haar schier immens ruime
grootte ook de activiteit, als teniet  - tot een treklóós ruim,
waarmede de activiteitloze/trekloze, alsdan
rechtenlozedimensie hiermede reeds in haar eerste
zogezegd geen-bestaan de (immens grote)
geestesdimensie wordt genoemd.


De niet-essentiële-, alsook niet-werkzaam de
niet-werkelijke
geest(esdimensie) is aldus in eerste
instantie/installatie
áls niets: maar onderscheidt zich
alsnog van het immens
kléine áttent-niets, ter onder
andere energieverwordende/
-verbruikende bekrachtiging
(uit, als ineen trekkend,
ontmóetingsrelatieve/botsende
betrekkingen dier
energetische treksels), als het, in
beginsel absoluut (niet-essentiële en)
onwerkzame/
passieve, immens gróte (zogenaamd) látent-niets  -  als

de (geestes)schoot uit totaal/absoluut uitgeschoten/

verschoten activiteit/trek (in onderling, uiteen, directe/
absolute
schéidingsbetrekking/lozing dier trekkingen/
activiteiten).


Voor we evenwel voorts het aandeel aan deze
geestesschoot vanuit het Ene-Sr. nader bezien, toch eerst
nog een opmerking in deze.

Tot hiertoe is het geestesontstaan/geestesbestaan, in een
eigen dimensie/duiding, gezien als het uiteindelijk gevolg
der aanwezige ruimte in het Ene-Jr. van zijn (schier)
immense uitbreiding; en ligt het bedrijvig Ene-Jr. zelf
alreeds geduid in meerdere dimensies, zoals het
aanwezige in meerdere (verschillende) dimensies, zoals
horizontaal en verticaal, in overigens een zelfde
gepláátst zijn, in alwáár-aldaar, der bedrijvigheid, terwijl
bijvoorbeeld de wezenlijke bedrijvigheid, met haar eigen
(tijd)dimensie, nog weer zo anders geduid ligt, met
wannéér.

Als in de "verlenging" van het aanwezig ruimtelijke van
het Ene-Jr. tot stand gekomen, zou men zeg het
geestesruim in het bezit van een dienovereenkomstige
dimensie wanen, ook een van het wáre . . . en inderdaad,
een van de wáárheid, evenwel niet van een plaatselijke/
geplaatste duiding, maar een van juistheid/correctheid.

Aldus reeds in het kort: de geest, het geestesoord, bezit
de waarheid, opgebracht vanuit het Ene-Jr. -  ter
waarheidsoordeel, wat wordt opgebracht vanuit het
Ene-Sr., en waarvan nu nader.

Daartoe is het wel dienstig het doen der activiteit in het
bedríjvig Ene-Sr. en Ene-Jr. toch nog iets nader te
bezien, als namelijk een verschillend doen, wat tot een
verschillende bijdrage leidt der, uiteindelijk, slechts nog
gemene, doende/werkende werkelijkheid aan het
geestesontstaan/-bestaan.

Het Ene-Sr. bestaat, (essentieel) als Plus/vol-Min/loos,
uit tweeërlei parten, als een stel in een tegengesteld
bestaan, met (werkelijk) er doorheen trekkende trek/
activiteit die, onder andere, die parten al samenstellend/
neutraliserend/"plooiend" doet paren tot, middels het
attent-niets, in neutraliteit (werkelijk) actief zich
óntplooiend Ene-Jr., tot in (essentieel) Neutraal van een
wezenlijk verscheiden (wezenlijk-aanwezig-midwezenlijk)     
bestaan.

Daarin nu, als wat nader bezien, is in het bedrijvig Ene-Sr.
het doen, actief voorttrekkend al doortrekkend/doorgaand/
plooiend alhier het essentieel/bepalend bestaan, zo te
noemen ínherent (dienend, dienstig geschikt/ingeschikt/
ondergeschikt) het bepalend Plus-Min bestaan; en is in
het bedrijvig Ene-Jr. het doen, alhier actief uittrekkend/
ontplooiend ter tot stand brenging van het wezenlijk,
aanwezig, midwezenlijk bestaan met ook hun doen, zo te
zeggen éxherent (bedienend, ter bediening daartoe
dienstig (aan)geschikt/gevoegd/bevoegd) het bepalend
Neutraal bestaan  -  waarbij deze ontplooiing in haar actief
spreidende uittrekking ("als een ster die naar alle kant
energie uitstraalt"), in betrekking tot het geestesontstaan
reeds wat nader is behandeld.

Kortom, in het bedrijvig Ene-Sr. is de werkende trek/
activiteit beslist onderhorig aan het eerst ontstane
essentiële Plus-Min bestaan, als een absoluut
onderdanig doen aan/in het Plus-Min bestand als
overigens twee (vol-loos) apart bestaande parten; en
wordt elk dier parten doortrokken met  in die parten
zelf opgekomen trekkingen/activiteiten, de een na de
ander: en zijn deze trekkingen (opgekomen) in het
volstrekt uiterste/uiterlijke voorkomen van het Ene-Sr.
van een recht-gestrekte voorttrekking . . . het ware
geestesbestaan "bevolkend"/(ver)vullend met allengs
légio récht voorttrekkende trekkingen.

Aldus, is het wijde geestesbestaan zelf tevens gevuld/
vervuld met recht(uit) voortrekkende trekking(en),
danwel:


De universele zelfstandige geest is van een universele
waarheid/
waarachtigheid alsmede van een universele
gerechtigheid/rechtvaardigheid; volwaardig en met
recht deel uitmakend van het Ene-duo, het Ene-Sr.en
het Ene-Jr., als het zogenaamde Geestes-Ene, tot zo het
Ene-trio.


Maar het vervulde, aldoor vanuit het Ene-Sr. en het Ene-Jr.
aangevulde Geestes-Ene heeft als zelfstandigheid
van zichzelf meer in zich dan waarheid en gerechtigheid
  -  die overigens in onderlinge betrekkingen ook weer aan 
het Ene-Sr. en het Ene-Jr. in hun bedrijvig voortbestaan
gedienstig medebeschikkend ter beschikking staan.

In de volgende Opdieping wordt nog nader ingegaan op
de relaties tussen het zogenaamd abstracte bestaan van
het Geestes-Ene en het zogenaamd concrete bestaan van
het Ene-Sr./Ene-Jr.; maar in dit abstracte bestaan zelf, zijn
alle rechtuit voorttrekkende trekkingen elk van een
rechtuit gerichte strekking; en zodra enkele van deze
rechtuit voorttrekkende trekkingen elkaar kruisen/snijden,
dan is elk van deze trekkingen van een (kruis-/mik)punt-
gerichte ofwel zogenaamd doel(punt)gerichte strekking  -  
en trekken beide deze elkaar snijdende (s)trekkingen
tesaam, als van tweezijds op eenzelfde doel, aan op een
zogenaamd doelgericht  be-doelen/bedoelen.

Hiermede levert het wijde Geestes-Ene van zichzelf een
zeg cultureel-gewijde bijdrage aan het Ene-Sr./Ene-Jr.,
voorzover daarop weer betrokken, met een doel-gericht,
bedoeld voortgaan/voortbestaan naar waarheid en
gerechtigheid  -  hoewel elementáir daartoe aldoor
opgebracht vanuit, respectievelijk, het Ene-Jr. en het
Ene-Sr..

Tenslotte, is dit echter nog niet alles waartoe het
Geestes-Ene van zichzelf, in zijn abstract bestaan, komt.

Voorzover in enkele vorige Opdiepingen uiteengezet, is
er een krachtig verdwijnen en een bewust verschijnen,
voorzover er, respectievelijk, trekkingen (wat/meer, ten
zeerste) frontaal, danwel onder 180 hoekgraden, op
elkaar botsen, of parallel, danwel onder 0 hoekgraden,
met elkaar optrekken . . . met daartussen (wat/meer, ten
zeerste) de 90 hoekgraden, waaronder de (rechte)
trekkingen (noch verdwijnend noch verschijnend)
elkaar snijden, met een in dat snijpunt, positioneel,
elkaar betrekken met een zeg substantiëlere/
"verdichte" trek  -  zoiets als "de (winderig) ijle(nde)
lucht betrekt, wordt meer bewolkt/substantieel/
zelfstandig".

Aldus is niet qua strekking(en), met doelgericht onder
elkaar kruisende rechte trekkingen, maar is op zich het
snijpunt dier elkaar snijdende/betrekkende trekkingen
zélf(standig) een in/als dat snijpunt (wat/meer) gestand
tot stand gebracht stándpunt.

Tot zover in het kort het geestesbestaan  -  alsook het
menselijk geestesbestaan (waarvan reeds beknopt in
denkthema 43, geestelijk de mens, met t.z.p. nog wat
nader inzicht daarin), in princiep gelíjkend op het
Geestes-Ene in het Transcendente, zeg "apart een part
van het Geestes-Ene"  -  met daarin reeds geduid
doelgericht/bedoelend de elkaar kruisende réchte
strekking(en) en doeltreffend de elkaar actief kruisende/
treffende rechte strékkingen, alsmede als zodanig
daarin het dan in het ware bestaan waarlijk/
waar-líjkend (wat/meer gestand) op-zich/zelf-standig tot
stand gekomen standpunt.

Waarvan voorts nog wat nader in de volgende
Opdieping (14): het verstand.



                                             *  -  *  -  *