Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.


Politiek  Periek  (28).   Geloof-waardig.


Wie doelgericht aandenkt of aanwerkt, gelooft in het doel voor het reeds
bereikte is.

Het geloof is als de weg zelf naar het reisdoel; als de brug/overbrugging
over de rivier van van alles wat nog overwonnen moet worden om aan
generzijdse oever te komen.

Blijvend op geestelijk terrein, is dienovereenkomstig het geloof de
over-brugging/over-spanning/over-tuiging naar wat het geestesoog als
oogmerk beoogt.

Er is heel veel wat de mens tot zijn geluk of tot zijn ongeluk als bij toeval
toevalt danwel overkomt.

Maar waar hij in het leven zijn levensweg, met het zich redelijkerwijs stellen
van een of ander levensdoel, aanlegt/inslaat/aflegt  -  zoals, met voorbedachte
rade, in het studeren voor een zeker beroep, in het zich bekwamen in
vakbekwaamheid, in het verwerven van een zekere maatschappelijke positie/
status/overwicht/welvaart, in het zich inzetten voor levensgeluk en
levenstrouw  -  daar hoopt hij gedurig op de juiste weg te zijn zolang hij
maar in de juistheid van die weg gelooft, in juist die weg die hem zal leiden
en brengen naar waar hij geleid en gebracht wil zijn.

En dit geloof is al evenzeer aanwezig bij alle politieke doelstelling, wanneer
een machthebber onderweg is, onderweg/bezig bij daartoe strékkend
overleg/beleid, zijn zeggenschap te vermeerderen/bévestigen op het eigen
gebied tegenover danwel ten koste van die van de oppositie, of buiten dit
zeggenschapsgebied zijn regelingsdrift tot gelding te brengen tegenover  
de menselijke heersdrift van andere heersers in binnenland en buitenland.

Er zal dan met politieke middelen tegen elkaar worden gestreden.

Evenwel één van die middelen zal dan zijn om elkaars weg naar het gestelde
doel, naar de overwinning, te blokkeren, om te leggen; om het gelóóf van
de tegenstander in zijn eigen ideologie/doelstelling/visie/vordering/recht/
succes met propaganda/tegenargumenten/tegenwerking/afmatting te
ondermijnen en te vernietigen . . . . zodat elke politieke strijd ook een
geloofsstrijd is.


Er is een vrijheid van geloof, zo men maar bij zichzelf blijft in de
zichzelfverwerkelijking, in het zich vergenoegen en het genoegen nemen met
iets of iemand buiten het menselijk territorium; zo men in liefde en
barmhartigheid sléchts geeft, belangeloos hulp biedt.

Doch gelooft men het eigen geloof bevestigd te moeten zien in de ander,
verbreid en verheven te moeten zien tot één álgemeen geloof, met zo het
ontnemen van andermans "strijdig" geestesgoed, het corrigeren van een
ander zijn "afwijkend" geloof, zijn "dwalende" levensweg, naar ook buiten
het leven zelf, dan kruisen de wegen van het geloof elkaar, dan werken de
vrije aanwerkingen in het geloof op elkaar in, dan botst de ene levensloop
op de ander, dan weerstrijdt men alle geloofsaanvechting  om de
geloofsoverhand.

Is de strijd dan gewelddadig/militair, gelooft daarin dan elk partijdig partijlid
kwaadschiks voort, dan verzorgt ook elk partijlid slechts zijn eigen en
méégericht geloof, slaat zijn eigen bruggen, vernietigt die van de tegenstander.

Is de strijd echter meer politiek, minder direct, waarin dan óók aangestuurd
wordt op een vergelijk, dan blijkt bij een zekere wederzijdse inschikkelijkheid,
meegerichtheid, ook hier weer het índirecte karakter van de politiek zelf, van
niet een direct/gewelddadig nemen maar van een uiteindelijk gegeven/
aangereikt willen hebben: als bij overeenkomst/afspraak keert de ene partij
zich tot de meer machthebbende, zoals een passagier aan wal de veerman
aanroept, en de tegenstander als dan zich voordoende medestander bezorgt/
geeft dan de ander met tegengift de overbrugging tot het aanzien van
medegeloofsgenoot, zoals de gemaande veerman alsnog inschikkelijk van de
overkant overkomt om, tegen betaling, over te zetten.




                                                         * - * - *