Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.  


Politiek  Periek  (52).   Heer en maat.


Heerschappij en maatschappij, zij staan voor macht respectievelijk kracht.

Onder macht wordt bij de mens doorgaans verstaan zijn psychische
activiteiten, geesteswerkzaamheden, als meer het denken/besturen/regelen/
regeren, en onder kracht zijn fysieke/lichamelijke arbeid/handelen/doen; en
zo ligt het ook tussen heerschappij en maatschappij, tussen overheid en
volk, tussen de top van enige samenleving(sdeel) en de basis daarvan.

Heerschappij en maatschappij zijn ondergebracht in één staatsorganisatie,
als in één voertuig; en is de maatschappij hierin de krachtig werkende
motor, die het voertuig krachtdadig voortdrijft, vaart geeft, op gang houdt,
in al zijn geledingen doet functioneren, en zetelt de heerschappij in de
cabine, op de bestuursplaats, altijd aan het stuur, en bedient zij doorgaans
ook zowel het (her)koppelingspedaal, het gaspedaal als het rempedaal, om
het gehele voertuig koers te geven en in zijn (wel)vaart ook reorganiserend
in te grijpen en te beheersen.

De zeg maar "ziende macht" en de meer "blinde kracht", waarbij de eerste
de laatste in de regel wel onder contrôle houdt, "de baas" is, en meestal
slechts bij een eigen, te groot/funest falen tot onmacht vervalt en,
(r)evolutionair, wordt overmeesterd/bijgestuurd als wat/meer "geknecht
door haar eigen knecht".


Dit geschetste beeld van een staatsorganisatie, met al zijn wisselwerkingen/
medewerkingen/tegenwerkingen: is naar de mens zelf; de mens met zijn
machtige geest en zijn krachtig lichaam, en bevolkt/bemant de mens zowel
de machtige overheden alswel de krachtuitoefenende maatschappij.

Of anders aangegeven, heeft de mens, het volk, zelf deeluitmakend van
zowel de maatschappij alswel de overheid, (mede)zeggenschap in zowel
het maatschappelijk/daadwerkelijk uitoefenen van zijn ambacht alswel in
het besturend bestuur, de/elke overheid  -  danwel mag, in het
menselijkerwijs beslissen over het mensdom, inzake elke overheid slechts
worden geregeerd bij mandaat/volmacht van de mens, het volk, zelf. 


                                                     *  -  *  -  *