Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.



Denkthema  33.
   Moleculair en atomair.
                                         

De hoofdverbinding tussen atomen (zoals tussen atm. en atm'.; figuur a.) tot
een molecuul, moleculaire binding (mol.), wordt gelegd in s-veldbotsingen
vb, vb') tussen s-velden (v/v/. . . ) van neutronmassa's (nm, nm') in die
atomen.
Wat voor een atomaire samengesteldheid van een eerste, althans ook
specifiek belang is, namelijk de hoofdligger, met daarin centraal de
protonmassa, ten behoeve van een rudimentaire/basale aanleg voor een
                                                                    atoom, dat is/zijn de oerzuil(en)
   
voor een moleculair bestaan.
    Dat wil zeggen, de oerzuil, wat
    betreft het atoom met daarin dan
    als (con)centraal de neutronmassa,
 
  is voor ook de atomaire
    samengesteldheid van een tweede,
    
groot belang  -  waarbij de
    neutronmassa's, de
    neutron(samen)gesteldheid, ook
    nog weer worden/wordt beïnvloed/
    bijgesteld door de desbetreffende
    protonmassa (als "de hand door
    de pols"; zie vorig denkthema)  -  
    maar in de moleculaire binding zijn
    de oerzuilen, de daarin intern
    inkolkende en de daaruit extern
    uitkolkende unobaden, aangebracht
    in de s-veldbotsingen tussen
    s-velden van eerstens de
    desbetreffende neutronmassa's,
    van een eerste moleculaire zetting/
    opstelling in interne/externe
    verkering.

    In het moleculaire verband zelf, op
    zich, is geen enkel massadeeltje  -  
    geen neutronmassa, geen
protonmassa, geen electronmassa
  -  direct aanwezig; maar bestaat deze
verbinding volop uit reëel krachtig decentrerende spreikrachten (sk, sk')
extern de desbetreffende oerzuilen en uit oerkrachtig centrerende
kernkrachten (kk, kk') intern de desbetreffende oerzuilen.
Alsook, bestaan in deze molecuulverbanden aanbrengende s-veldbotsingen,
met hun unobaden, van een zozeer solitaire signatuur, rijkelijk menige
electrische krachten (ek, ek') en magnetische krachten (mk, mk').
Waarbij hierbij nog het meest eenvoudig moleculair verband  -  zeg dat van
een waterstofmolecuul, zoals met figuur a. voorgesteld  -  wordt aangegeven.

Het zijn doorgaans eerstens de spreikrachten, der moleculaire unobaden, die
al wijderom uittrekkend/uitcirkelend met elkaar in contact/botsing (c - c) komen
en  -  onder hier nog niet nader vermelde invloeden/inwerkingen  -  meer of
minder sterk, naar meer of minder frontale botsingen, het molecuulverband
althans vollediger aanbrengen.
Spreikrachten, die de moleculaire unobaden  -  dit is de desbetreffende
s-veldbotsingen (vb en vb') en daarmede de desbetreffende atomen (atm en
atm')  -  aaneensluiten/binden (tot) in een moleculaire binding.

Maar ook de oerkrachtige kernkrachten   -  met daarin de electrische
krachten en met daarmede de magnetische krachten  -  dier moleculaire
unobaden werken dan al meer mede aan de moleculaire binding.
Hoe meer de spreikrachten elkaar naderen en binden tot een al hechtere
moleculaire binding, hoe meer de desbetreffende electrische en magnetische
krachten daarbij elkaar naderen ter electrische aantrekking en magnetische
aantrekking ter bevordering/versteviging dier moleculaire binding.
Deze krachten besluiten derhalve, zeg maar, de moleculaire sluiting/binding
door eerstens al die spreikrachten aangebracht.
Maar er is meer.

Zoals reeds in denkthema 32 aan de hand van figuur e. uiteengezet, trekken
de s-velden van een neutronmassa onder een zekere/gemiddelde hoek
(gh/gh') uit ter s-veldbotsing (vb, vb').
Een protonmassa, met een van haar s-velden in s-veldbotsing verbonden
aan de andere twee s-velden van de desbetreffende neutronmassa  -  als
zoals reeds gezegd "de pols aan de hand"  -  hanteert, zeg maar, het viertal
s-velden van die neutronmassa als een "schaar".
Naargelang de bindingspositie van zo'n protonmassa hierbij, in een
enkelvoudig atoom, in een meervoudig atoom, is deze "schaar" meer open
of meer dicht  -  danwel, is de desbetreffende gemiddelde hoek (gh of gh')
groter of/respectievelijk kleiner  -  en scharen de desbetreffende
spreikrachten(/enzovoort; sk en sk') zich minder of/respectievelijk meer
bijeen ter moleculaire binding.
Zodoende, onder andere, gaan de unobaden dier s-veldbotsingen (vb en
vb') niet weldra in elkaar op, in de moleculaire binding, maar nemen zij
daarbij elk, spreikrachtig/kernkrachtig, hun zekere plaats/positie in.

Iets dergelijks valt hierbij ook te vermelden van de desbetreffende atomen
onder elkaar.
Elk unobad bestaat uit twee hoofdkrachten; namelijk de reële spreikracht
met haaks daarop de oerkrachtige kernkracht  -  zoals "gespreide armen
haaks staan op pal staande benen".
Nemen de uittrekkende/uitkolkende spreikrachten, als diverse paren
"gespreide armen", in enige "omhelzing/verstrengeling" van/in elkaar zozeer
deel aan het bestaan, daarentegen onttrekken de intrekkende/inkolkende
kernkrachten, in hun loop/afgang tot in niet-bestaan/oerniets, zich (in eerste
instantie) daaraan  -  als in een daarin tegenhoudende/terugtrekkende
instelling/werking "der benen".
Aldus, neemt het ene s-veld van een protonmassa, in haar verankering om
en nabij de desbetreffende neutronmassa, al "schaarhanterend" deel aan
zekere spreikrachten (sk en sk') ter moleculaire binding uitwendig het
desbetreffend atoom, inwendig dit atoom bindt deze protonmassa zich
(onder andere) electrisch aan de desbetreffende electronmassa (zie ook
denkthema 32, aan de hand van figuur b.) "als de poort naar het
niet-bestaan/oerniets"  -  terwijl ook het andere s-veld van die protonmassa
daaraan toedoet.
Kortom, in deze ook zozeer atomair terughoudende/weerstaande opstelling/
weerwerking van de protonmassa-electronmassa (pe-pe') in betrekking tot
de moleculaire binding (mb-mb'), gaan de desbetreffende atomen niet op
in enige moleculaire binding zelf, maar "houden zij afstand daarvan en van
elkaar".
Aldus is de protonmassa, met haar s-velden, wel als de hoofdspil aan te
merken in zowel hier de segmentaire moleculaire (samen)gesteldheid/werking
alswel in de rudimentaire atomaire (samen)gesteldheid/werking als het
ontmoetingscentrum in eerstens al de hoofdligger aldaar.

Maar intussen stelt onder (onder andere) dit een en ander de moleculaire
binding zelf, danwel het contact (c - c) tussen de desbetreffende
spreikrachten, zich in.
Dit valt voor te stellen met een in (externe) verkering wat/meer "scharnierende
scharnier"/"schelpdier"; met die spreikrachten als de (eventueel) wat ovale
scharnierbladen en het contact als de wat beknopte/puntige of wat uitgerekte/
lineaire scharnierpen.
Onder andere ook al: hoe meer de scharnierbladen/spreikrachten zelf tevens
wat/meer tegen elkaar indraaien, hoe heviger allerlei botsing daartussenin,
hoe meer de geplaatste scharnierbladen van dat scharnier zich al inkerend
zullen dichten tot een al heviger/krachtiger saamgetrokken, standhoudende,
zeg "stevige harde plaat".
Daarentegen, in onder andere meer met elkaar meedraaiende spreikrachten/
scharnierbladen, kan het scharnier zich meer openen tot een minder krachtig
samenstel der scharnierbladen  -  als dan zeg maar meer kwetsbaar/"broos"
of bijvoorbeeld ook wel meer meegaand/flexibel/aanpasbaar.

Acht men de verstandelijke opvatting van het een en ander, zoals beschreven
in denkthema 13 aan de hand van figuur c., ook hier van toepassing, als
geldend voor ook wat verstandelijk wordt opgevat, dan bestaat
dienovereenkomstig ook een moleculair(e) binding/scharnier uit "schijfjes"/
scharnierbladen in onderling(e) contact/betrekking.
Als feitelijk een materiëel bestaan, waaraan ook reeds het technische, de
scharnierpen, niet ontbreekt.
                                                               In werkelijkheid ligt hierin de materiële
     
eigenheid van dat molecuul besloten.
    Zekere moleculaire eigenschappen,
    van meer hard, meer flexibel, enzovoort.

    En naarmate een moleculaire binding
 
  complexer is, als bijvoorbeeld
    bestaande uit meer op elkaar
    betrokken scharnieren, wegens
    bijdragen daaraan uit meerdere, ook
    complexere atomen, hoe meer bijzonder
    zijn eigenschappen.
    En voor de onderlinge betrekking/
    binding van moleculaire scharnieren,
    zijn vooral de desbetreffende                                                                                                                                                                                                                                    scharnierpennen ingesteld.
Zo'n scharnierpen (a - c - b; figuur b.) is in een ontmoetingsrelatieve-
scheidingsrelatieve (immobiele) betrekking tussen wat/meer tegen elkaar in
draaiende (demobiele) scharnierbladen/spreikrachten (sk en sk').
En niet alleen kunnen de betrekkingen constructief op elkaar betrokken
raken en (in zeg verkeringsevenwicht) zijn  -  zoals b met b' van een ander
spreikrachtenkoppel.
     
Maar ook geven deze betrekkingen
     tussen scharnierpennen het
     desbetreffend molecuul weer een  
     eigenschap, die van bijvoorbeeld
     een geleidende eigenheid, waar b
      groter is dan a enzovoort.
                                                               
     In figuur a. hebben twee
     allereenvoudigste atomen,
     waterstofatomen, zich verbonden
     tot een molecuul, een
     waterstofmolecuul.
     Voor deze eenvoudige atomen is
     hiermede een moleculair verband
     geschetst als van een meest
     evenwichtige, standhoudende
     samenstelling  -  zo voor deze
     atomen de segmentaire
     verbindingen worden begunstigd
     boven eerstens een rudimentaire
     band door allerlei eigenheid en
omstandigheid, zoals in het elkaar benaderen en nabij staan onder zekere
(s-)veldbotsingshoeken.
Maar in werkelijkheid zijn er nog menige andere moleculaire
verbindingspatronen (zoals er een in figuur c. is geschetst, van meerdere
atomen, a/a/ . . . , in meerdere moleculaire bindingen, m/m/ . . .) tussen
juist ook meer complexe atomen.
Doch wat zich slechts segmentair moleculair voltrekt tussen atomen, kan
zich tussen atomen ook standhoudend atomair voltrekken met zeg
segmentaire verbanden in een rudimentaire houder  -  en waarvan nu
vervolgens wat nader.

      Binden twee allereenvoudigste atomen
      (a en a'; figuur d.), als twee waterstof
      atomen, zich in segmentair verband
      samen tot een nieuw/complex atoom
      (atm), het heliumatoom, dan vindt er,
      allereenvoudigst aangegeven, een 
      omslag plaats van een moleculaire
      atomair-externe verbinding tussen
      (minimaal) twee atomen in een
      complex-atomaire atomair-interne
      verbinding tussen die twee atomen.
      De desbetreffende s-velden (v, v en
      v', v') der beide neutronmassa's
      (nm en nm') treffen elkaar ter
      s-veldbotsingen (vb en vb') dan niet
      aan buiten die atomen, maar binnen
die atomen  -  in oerkrachtig (binnen) de oerzuil (z - z   -   z - z); danwel
doorgaans in het kruispunt der beide atomaire oerzuilen (want reeds een
allereenvoudigst atoom heeft een eigen oerzuil).
De s-veldbotsingen vinden plaats op een reeds oerkrachtig inkolkende
plaats; zodat onder deze inkerende/centrerende invloed de unobaden
van die s-veldbotsingen van maar een weinig uitkolkende reële
spreikracht zijn  -  en deze unobaden veelal nauwelijks of geen direct
contact hebben met elkaar.
Hier zeg maar geen "scharnierbladen die om een gezamenlijke
scharnierpen scharnieren".
Maar daarentegen oerkrachtig "wortelende" unobladen, die tevens in een
in zichzelf zozeer oerkrachtig "wortelende" oerzuil zijn terecht gekomen  -  
waarmede zo'n complex-atoom (zijn deelatomen) zich standvastig bindt(/
binden) in een hechte samengesteldheid.
En in dit zeg hechte gebint zijn ook de desbetreffende protonmassa's (pm
en pm') met hun s-velden hecht oerkrachtig verankerd; terwijl anderzijds/
buitenzijds van de protonmassa's aan hun s-velden de electronmassa's
met hun s-velden middelpuntzoekend-middelpuntvliedend rondtrekken.

Intussen zijn in zo'n complex-atoom alle s-velden dier neutronmassa's
daarin/daartoe gebonden; zodat geen enkel s-veld van een neutronmassa
dan nog over is voor het aangaan van een moleculaire binding buiten dit
complex-atoom.
Dit zogenaamde heliumatoom, als het product van twee waterstofatomen,
is zo als "afgerond"; als zo niet geschikt om alsnog deel uit te maken van
een molecuul, van dus een moleculaire binding.        
Tot zover dan de segmentaire samengesteldheid van/in een complex-atoom.
Maar heeft een complex-atoom tevens (eerstens) een rudimentaire
samenstelling  -  waarbij, als in haar schoot, de segmentaire samenstelling
zich voltrekt  -  en daarvan nu wat nader.

     Met deze segmentaire atomaire binding
     zijn zowat alle s-velden der desbetreffende
     massa's  -  de twee neutronmassa's, de
     twee protonmassa's en de twee
     electronmassa's  -  ondergebracht.
     Alle acht s-velden van de twee
     neutronmassa's, alle vier s-velden van de
     
twee protonmassa's en twee van de vier  
     s-velden der twee electronmassa's liggen
     als verwerkt/verbonden in de segmentaire
     constructie van dat complex-atoom; slechts
     de twee resterende s-velden dier twee
     electronmassa's zwiepen nog
     (middelpuntvliedend) rond in/ter allerlei
     contact buitenaf.
     Rest daarbij nog het resultaat te bezien van
     de c-veldbotsingen/unobaden dier beide
     deelatomen, die althans atomair eerstens
     zelfs de rudimentaire samengesteldheid/
     band van zowel die twee deelatomen elk
alswel van het complex-atoom bezorgen/verzorgen.

Voorzover enkele c-veldbotsingen als unobaden zijn geïntegreerd in unodeeltjes
tot die twee deelatomen, hebben ook de twee desbetreffende, krachtig
uitkolkende verbindingskrachten/"schijven" (vbk, vbk'; figuur e-1.; zie van de
verbindingskrachten ook denkthema 32, aan de hand van figuur b.) al elkaar
wat/meer ontmoetend en (oer)krachtig bindend contact met elkaar.
Evenwel niet als twee "scharnierbladen, scharnierend om een gezamenlijke
scharnierpen", maar als twee wat/meer/zeer tegen elkaar geplaatste-, "op
elkaar gestapelde" "schijven"; want de segmentaire bindingen in het
oerkrachtig (oerzuil)centrum (oz) doen zich tevens gelden en trekken de
centra dier "schijven" al nader en hechter tot/aan elkaar.
Twee wat/meer/zeer tegen elkaar in draaiende verbindingskrachten/"schijven"
zijn in hun onderling (oer)krachtig bindend contact de rudimentaire band van
het complex-atoom.
En als meer haaks daarop wentelen daaromheen veelal de electronmassa's
(em, em') rond, tegen de draaiingen der beide sub-verbindingskrachten (svb,
svb'; zie van deze beide krachten ook denkthema 32, aan de hand van figuur
b.) in trekkend.

Hoewel, ter onderlinge binding, wat/meer tegen elkaar in draaiend, bestaan
deze verbindingskrachten, waarin dus ook opgaand de decentrerende
spreikrachten der geïntegreerde unobaden, zelf wel, reëel, uit vooral
uitkolkende/uitkerende krachten  -  die al uitgaand elkaar (oer)kracht
verwekkend bindend ontmoeten.
Dat wil zeggen elkaar deels ontmoeten; anderdeels trekken de twee
verbindingskrachten alsnog decentrerend wat/meer van elkaar uit/weg naar
elders  -  als zo zeg "twee holle ronde roterende deksels met de bolle kanten
tegen elkaar (figuur c-2.).
Onder nog allerlei invloed, naar allerlei gesteldheid, zijn deze wat/meer met
elkaar verbonden verbindingskrachten (vkb, vkb') onder elkaar decentraal als
aan de (buiten)randen wat/meer scheidingsrelatief (s - s, s - s) open of wat/
meer ontmoetingsrelatief (o, o) gesloten.
En hiermede komen dan weer rudimentair, in een meervoudig complex-atoom,
   
andere (ver)bindingen tot stand
   (zoals ook aangegeven met figuur f.).

   Een complex-atoom van al een 
   achttal deelatomen in enige
 
 complex-atoomschaal verschaft reeds
   een complex verbindingspatroon.
   Eerstens dan weer (gesteld) twee
   aan twee rudimentair met elkaar
   verbonden deelatomen (zoals a - a
   met a' - a', b - b met b' - b', enzovoort);
   vier stellen, van stel naast stel onder
   45 hoekgraden.
   Waarbij al uitgaand/wijkend een
   stelpartner weer contact maakt met een
   stelpartner van een ander stel (zoals
   a met c)  -  in een weer oerkrachtig
   gesteld-, een op de oerkracht (ok)
   gesteld verbindingscontact (zoals d).

Maar intussen zijn er ook meervoudige complex-atomen met een extra
neutronmassa, of waaraan een electronmassa ontbreekt  -  en nog andere
complex-atoomvariaties.
Het is denkbaar dat een deelatoom (zoals A.; figuur g.) in/van een complex-atoom
als zo terloops deelneemt aan een segmentaire moleculaire binding (mb) met
weer een ander atoom of met een deelatoom van weer een ander complex-atoom.
   
Maar veelal maakt een compleet
   
deelatoom (zoals B.)  -  met een
   neutronmassa (nm), een
   protonmassa (pm) en een
   electronmassa (em)  -  in vooral
   intern de oerkrachtige (ok) oerzuil
    (oz) deel uit van een segmentaire
   atomaire binding, ter zo een
   meervoudiger complexiteit van
   een/dat complex-atoom in een
   standhoudende samengesteldheid
   daarvan.
   Evenwel, ontbreekt aan een
   deelatoom (zoals C.) de
   electronmassa, dan maakt dit het
   overige stel massa's  -  van
   neutronmassa (nm') en
   protonmassa (pm')  -  van dat
   deelatoom een segmentaire
moleculaire binding (mb').
In het oerkrachtig centrum van dat (dan zogezegd een-waardig) complex-atoom,
is dit deelatoom dan met zowel een stel s-velden van zijn neutronmassa alswel
met beide s-velden van zijn protonmassa voldoende oerkrachtig/centraal/
centraliserend "geworteld" om tevens buitenaf/decentraal zich een moleculaire
binding te veroorloven.

Zo is het mogelijk dat één complex-atoom, zoals het zuurstofatoom (O; figuur h.;
bestaande uit zestien deelatomen), met twéé stel "(ak)koorden" een moleculaire
   
binding (mb) aangaat met twee aparte
   elementaire (waterstof)atomen (H en H'), met
   voor elk waterstofatoom één stel s-velden
   ter beschikking.
   In dit waterstofmolecuul (H2O) is h
   dan zogezegd twee-waardig;
   en staan in een desbetreffend
 
 verkeringsevenwicht van het watermolecuul
   de twee waterstofatomen onder een zekere
   (s-veldenbotsings)hoek (h) met elkaar in dus
   dat watermolecuulverband opgesteld.
   Blijkt intussen het aantal verschillende
   complex-atomen nogal beperkt te zijn  -  op
   aarde zijn er twee en negentig verschillende,
   van en met het waterstofatoom met een
protonmassa/enzovoort tot en met het uraniumatoom met twee en negentig
protonmassa's/enzovoort  -  het aantal verschillende moleculen/molecuulpatronen
is legio, nagenoeg ontelbaar.
Maar tenslotte nog een tweetal opmerkingen/details betreffende de (on)stoffelijke
wereld van complex-atomaire en moleculaire verbindingen.

Eerste opmerking.
Zoals al eerder uiteengezet, pulseert het krachtig kolkend unodeeltje tweeërlei:
diametraal al afwisselend middelpuntzoekend en middelpuntvliedend, en als
haaks daarop rondom als in het rond (zie ook denkthema 28, aan de hand van
de figuren d. en e.).
Dit is ook het geval met de unokracht, wanneer een unobad zich heeft gevoegd
in een unodeeltje.
Een krachtig kolkende en ook verwordende unokracht, aldoor aangevuld  -  
behalve uit (botsende) veldenergieën  -  door de daarin afgaande "smeltende"
desbetreffende massa's en het desbetreffend massaal, die aldus zowel
diametraal alswel rondom pulseert.
Het rondom pulseren overweegt wanneer de reële kracht van de unokracht
overweegt op de oerkracht; en het diametraal pulseren overweegt wanneer
de oerkracht van de unokracht overweegt op de reële kracht  -  terwijl in dit
laatste geval de desbetreffende massa's, zoals de protonmassa, meer apart/
particulier worden/zijn, als van collectieve deelname aan de oerkracht naar
een meer/overwegend solitair, krachtig kolkend bestaan.

Zeg een meer op/in zichzelf teruggetrokken protonmassa, die naar/in meer
solitair/centraal vooral oerkrachtig inkolkend overwegend (massa)diametraal
pulseert; en voor het overige ook nog wat/meer (reëel krachtig) rondom/
rondtollend pulseert  -  als de zogenaamde spin van de (proton)massa.
Maar ook dit al afwisselend ineen-uiteen (i-i - u-u; figuur i.) diametraal
pulseren van een (proton)massa (m) komt tot uiting in het weerzijds van deze
massa uitgaand s-veld (sv - sv).
Het overigens aldoor rechtuit (en met de spin mee omwentelend) uitspiralend
s-veld vertoont dan een veldpatroon van afwisselend "buiken" (b - b, b' - b')
    
en "knopen" (k - k,
    k' - k')  -  álsof het
    transversaal voortgolft.
    Ook een s-veld
 
  bestaat uit slechts
    krachteloze "grijze"
    energie, in onzijdig
    bestaan.
    Maar is tevens met
    zijn "knopen" en
    "buiken" het uitdruksel
van de desbetreffende massa die, in diametrale pulsering, meer oerkrachtig
ineen "geknoopt" van een meer electro-magnetische kracht is, en in
afwisseling daarmee meer reëel krachtig uiteen "gebuikt" van (veel) minder
electro-magnetische kracht.
En deze afwisseling in/van een diametraal pulserende massa drukt zich niet
alleen uit in elk der uitgaande s-velden; maar voorts ook in een s-veldbotsing,
in het desbetreffend unobad.
Afwisselend is zo'n unobad  -  bijvoorbeeld gesteld dat die s-velden in
s-veldbotsing beurtelings juist met hun "knopen" en dan weer juist met hun
"buiken" in botsing zijn  -  dan meer oerkrachtig ofwel kernkrachtig meer van
een electro-magnetische kracht en dan weer meer reëel krachtig ofwel
spreikrachtig (veel) minder electro-magnetisch.
En: ook zo'n unobad, van een s-veldbotsing, kan nog weer worden opgenomen
in een unodeeltje/unokracht (enzovoort).

De tweede opmerking betreft de c-velden.
Legio c-velden zijn met elkaar in c-veldbotsingen; en menig unobad daarvan
kan worden opgenomen in menig unodeeltje tot een unokrachtig
complex-atoom.
    
Bijvoorbeeld drie unodeeltjes (a, b
    en c; figuur j.), waarvan de
    c-velden met elkaar in
 
  c-veldbotsingen zijn, en waarvan
    enkele unobaden (zoals d en e) in
    die drie unodeeltjes liggen gevoegd
      -  zodra hier die unodeeltjes al
    graviterend, zich verplaatsend, op
elkaar botsen en bij elkaar blijven  -  tot een (in dit voorbeeld) drie-ledig
complex-atoom.
Intussen heeft zo'n complex-atoom dan nog c-velden (cv en cv') over, om ook
daarmede alsnog deel te nemen aan een moleculaire binding.
Een altijd wel zo te noemen segmentaire moleculaire binding, want in een
moleculaire binding zelf bevindt zich geen unodeeltje, geen massa/massaal;
maar met ook c-veldbotsingen is een moleculaire binding nog weer wel van
een meer complexe samenstelling.
Ook zal veelal in een veldbotsing elk der desbetreffende velden niet totaal
daarbij betrokken zijn (zie bijvoorbeeld ook denkthema 32, figuur c-2.); zodat
ook zeg maar "c-veldrestanten" van complex-atomair menige rudimentaire
c-veldbotsing kunnen deelhebben aan een desbetreffende segmentaire
moleculaire binding.

Tenslotte nog een kleine bijzonderheid wat betreft een c-veld.
Bijvoorbeeld c-veld cv, dat nog compleet blijft uitgaan van unodeeltje a, dat
zelf nog weer unokrachtig betrokken ligt in dat complex-atoom (van a, b, c en
d en e).
Want vindt er nu in zo'n complex-atoom wat betreft unodeeltje a een
(massale) inspringing plaats van een buitenschaal naar een binnenschaal
(zie van de verspringing van een schaalpulsering denkthema 31, aan de
                                                                                 hand van figuur a.), dan komt
    
dit ook tot uiting in het
    uitgaand desbetreffend c-veld
    (hier cv).
    Zo'n c-veld verandert dan ook
    abrupt in doorsnee  -  naar
    hier een kleinere doorsnee.
    En heet zo'n abrupt
 
  c-velddoorsneeverval een
    quant (q; figuur k.).
    Een quant duidt dan op enige
    abrupte samenpakking van de
    desbetreffende c-veldenergie.
    En komt dit ook tot uiting in een
    c-veldbotsing/unobad(/unokracht)
    zodra zo'n quant aan die                                                                                                                                                                                                                                             c-veldbotsing deelneemt.
Bij nog weer voldoende aanwezig leven/bewustzijn, in bijvoorbeeld zo'n
unokracht/complex-atoom, wordt er dan ook wel gesproken van een lichtquant/
foton.








                                                           * - * - * - *