Maak Kennis Met Kennis En Blijf Bij Kennis.
Denkthema 27. De heelalvlucht.
Werden in het vorige
denkthema de stofdeeltjes geschapen, de een na
de ander, aldoor maar door
door/vanuit het Transcendente redelijk/
geestelijk bestaan, in dit
denkthema het een en ander over hun
heelalvlucht.
Onderweg, in hun
heelalvlucht, nog aldoor gegenereerde/
geproduceerde stofdeeltjes,
die ook aldoor – althans de triasdeeltjes
der stofdeeltjes – wat/meer
(o)vergaan in krachtige unodeeltjes, terwijl
deze unodeeltjes eendeels in
reductie verworden tot in oerniets en
anderdeels in introductie
overgaan in aldoor gegenereerde velden als
veldstralingen.
En trekken deze zeg maar
“gevleugelde”, krachtige stofdeeltjes, aldoor
(al heviger) bekrachtigd door
een Transcendente kosmische werking,
al sneller door het Transcendente
generzijds voort, buitenlangs/
buitendoor de Transcendente
kosmos, tot aan de plaats van het
(geestes)Zwerk vanwaaruit de
Transcendente kosmos al wijderom
ontstaat.
De schepping dezer
stofdeeltjes/enzovoort ving aan tegelijk met de
aanvang van het ontstaan der
Transcendente kosmos vanuit het
(geestes)Zwerk.
Dit kan, zeg maar,
“tientallen en tientallen miljarden jaren geleden
geweest zijn, of nog veel,
véél langer geleden” – terwijl overigens het
(nog steeds wijderom) onstaan
der Transcendente kosmos en de
schepping van stofdeeltjes
nog aldoor maar door voortgaat.
Zodat inmiddels wel
legio/”talloze” stofdeeltjes in hun heelalvlucht
een schier eindeloze weg
afleggen buitenom/buitendoor legio
Transcendente kosmos”banen”
die allengs als “zowat onmeetbaar
lang” mogen worden
aangemerkt.
In een wat nadere beschouwing
van zulk een heelalvlucht van eerst
maar een enkel stofdeeltje,
zal hier eerst zo’n stofdeeltje nog iets
nader worden gedefinieerd.
Een triasdeeltje bestaat uit
een wat gevestigd/ingekeerd aardend
subdeeltje, een wat
“gespleten” neutraal subduodeeltje en een zowel
wat wijderom “wolkend” alswel
meer nauw inwolkend/inkolkend
actief subdeeltje.
Deze drie worden aldoor maar
door gegenereerd/geproduceerd.
Een a(nti)-triasdeeltje
bestaat uit attent niets (als onderaan het kolkend
actief subdeeltje), latent
niets (als onder(om) het aardend subdeeltje)
en weerloos niets (als onder
het neutraal subduodeeltje).
Zij hebben hun (anti-)bestaan
in het wat/meer vergaan van het
triasdeeltje tot in oerniets.
En heten/zijn een
triasdeeltje en een/zijn a-triasdeeltje samen een
stofdeeltje.
Heet, voorts, onder de
inwerking van Transcendente (aanwezige)
werking het verval van het
desbetreffend triasdeeltje, al “bruisend”/
kolkend tot in eenzelfde “moes”/afval
een krachtig unodeeltje.
Terwijl dit krachtig
unodeeltje zelf eendeels, voorzover “verticaal”
in reductie tot in oerniets,
van een stoffelijke oerkracht is, en
anderdeels, voorzover
“horizontaal” in introductie tot in weerzijds
de velden, van een
stoffelijke reële kracht heet.
En heten hier een stofdeeltje
(als triasdeeltje én a-triasdeeltje) en
een/zijn krachtig unodeeltje
(als stoffelijke oerkracht én stoffelijke
reële kracht) samen een
afgezonderd materiedeeltje.
Voorts, gaat er van een materiedeeltje
naar weerzijds een veld uit;
veld, dat aldoor maar door
wordt gegenereerd vanuit het oerniets
door/middels het (reëel
krachtig) unodeeltje van dat materiedeeltje
met een
veld”uitspanning”/velduitloop/veldactiviteit van
(aanvankelijk) een (schier)
immens grote snelheid.
En wordt daarbij tevens (al
even) snel vanuit het unodeeltje zelf, al
introducerend, wat/meer vege
stof van dat unodeeltje meergevoerd
die velden in als
veldstraling.
Echter, eenmaal in het récht
uittrekkend/voorttrekkend veld, trekt de
veldstraling mede (gerecht)
rechtuit voort – met een veldstralings-
snelheid, die zo groot is als
de snelheid dier veldactiviteit.
Dat wil zeggen, dat
desbetreffende krachtig “bruisend”/kolkend
(reëel) unodeeltje is als
veldstraling getransponeerd tot onderling
contactloze, krachteloze
voorttrekkingen langs onderling evenwijdige
rechte banen.
Danwel, is/heet zulk een
krachteloze, volstrekt rechtuit voorttrekkende
veldstraling, met een zekere/grote/lage
uitstralingsactiviteit/uitstralings-
snelheid, een ímmateriële
veldstraling(sactiviteit).
En heten/zijn hier een
materiedeeltje met zijn stel immateriële
veldstralingen zo met elkaar
wel (in) een im-materiële eenheid.
Intussen, is een im-materiële
eenheid een vanuit het Transcendente
dézerzijds bestaan (dz;
figuur a.) redelijk geschapen gewrocht, dat
zich voorts in het
Transcendente génerzijds (gz) voortspoedt in zijn
heelalvlucht.
En is zulk een gewrocht, een
im-materiële eenheid, hoewel onderweg
aldoor maar door nog
gegenereerd/geproduceerd – zowel het drieledig
triasdeeltje alswel het
veld(enpaar) – in dit generzijdse (als van
eerstens géén het oerniéts)
onderhevig aan verval (zoals in reductie/
degenerering tot in oerniets)
en dergelijke/andere veranderingen; wat
hier al bijeen het ontwrochtingsproces
(owp/owp) dier gewrochten (in
hun heelalvlucht) wordt
genoemd.
Het ontwrochtingsproces in het Transcendente génerzijds, als
verliesgevend naar (schier) immens klein het oerniets (on), staat
tegenover het rationaliseringsproces (rp/rp) in het Transcendente
dézerzijds, als winstgevend naar (schier) immens groot (van
uiteindelijk) de ratio (ra-ra).
Het is alsof het Transcendente derzerzijds bestaan in de
voleindiging van het rationaliseringsproces als "tot de uiterste rand -
de (schier) immens grote rechte rand van de rationeel-redelijke geest
(ra-re-ra) in onzijdig bestaan (oz) - vervuld en gevuld is".
Om voorts, als in een eerste "doorbreking van deze geestesrand" -
door de scheppende rede, materiedeeltje na materiedeeltje scheppend -
"over de rand te vloeien" het generzijds in, waarmede de
materiedeeltjes van immateriële velden (die door de materiedeeltjes zelf
worden vervuld/gevuld tot veld-stralingen) worden voorzien.
Het ontwrochtingsproces in
het Transcendente génerzijds, waarvan
voorts reeds wat nader, lijkt
zo een vergaan/”verzinken” in te houden
van het geschapene tot in
(oer)niets; maar de immateriële
veld-stralingen bieden in hun
onzijdig bestáán elke im-materiële
eenheid alsnog enig
onderkomen als “op een drijvend vlot”.
In het Transcendente
génerzijds, zoals in het Transcendente attent
niets, heerst de krácht.
In het Transcendente
generzijds is aldus het krachtig unodeeltje (ud)
van een im-materiële eenheid
van een heersende werking – althans als
óerkrachtig (sok) unodeeltje;
als reëel krachtig (srk) unodeeltje ligt het
onder de invloed der beide
velden (v – v), van de veldgenerering,
waarin het getransponeerd
wordt tot veldstralingen (vs – vs).
En de kracht van een
unodeeltje wordt in de heelalvlucht al heviger/
groter en heviger/groter door
de al heviger ínkólkende inwerking van
de Transcendente (aanwezige)
inwerking op het desbetreffend
triasdeeltje(sverval),
waarmede, in (samen)trek(kings)kracht, dat
triasdeeltje, dat
materiedeeltje met zijn veld-stralingen, die
Transcendente (in)werking al
sneller tegemoet trekt alswel al intenser
ontmoet.
Daarmede trekt/bindt die
Transcendente kosmische werking in de
heelalvlucht elke
im-materiële eenheid al heviger-strakker áán/
buitenáán de Transcendente
kosmos – als in een néigende verheffing
tot een Transcendent kosmisch
ofwel dezerzijds bestaan voor elke
im-materiële eenheid.
Het werkelijk verloop (als
van gz → oz (→ dz)) voor een im-materiële
eenheid zelf is hierin de
verheffing van het materiële tot en tot in een
immaterieel, onzijdig
(veld-stralings)bestáán.
Dat wil zeggen, hoewel in de
heelalvlucht zowel de oerkracht alswel
de reële kracht van een unodeeltje
al groter/heviger wordt, is er
intussen ook aldoor een
verloop van oerkracht naar/in reële kracht.
Ofwel, in de heelalvlucht
doet zich doorgaans, als gemiddeld in allerlei
wedervaren, in elk
materiedeeltje, in elke im-materiële eenheid, de
zogenaamde
realiseringstendens op.
In de realiseringstendens
verwerkelijken de im-materiële eenheden
zich met het vorderen der
heelalvlucht, elk voor zich al meer en meer
tot een werkelijk, al
bestendiger aanblijvend bestaan (op onzijdig
bestaansniveau); bij onder
elkaar ook een al meer en meer blijvend
samenhangend bestaan.
Hoe dit nogal verrassend
aspect van het ontwrochtingsproces zich
zoal ontwikkelt in de loop
der heelalvlucht, daarvan in de volgende
denkthema’s nader.
Maar reeds is te zeggen, dat
in het verloop van stoffelijke oerkracht
naar/in stoffelijke reële
kracht, in een unodeeltje, daarmede ook het
á-triasdeeltje allengs, als
“tot verdwijnens toe”, verloopt/opgaat/
“oplost” naar/in het
desbetreffend triasdeeltje.
Nogmaals, in het
Transcendente generzijds is de (in)kolkende/
(in)dringende kracht, danwel
het krachtig unodeeltje, een (zeer)
belangrijk gegeven in/voor
een materiedeeltje van een im-materiële
eenheid.
In de aanvang der
heelalvlucht, is deze kracht nog miniem.
Bijvoorbeeld, is de Transcendente
(aanwezige) inwerking op het
aardend subdeeljte(sverval)
van een triasdeeltje/materiedeeltje nog
zeer klein; zodat
aanvankelijk het aardend subdeeltje (asd), onder
aldoor de
generering/productie van zichzelf, nog maar een zeer klein,
vast, al vaster zich
in(een)trekkend/centraliserend stipje is in dat
triasdeeltje.
Maar met het vorderen der
heelalvlucht wordt zeg maar de even hier
zo te noemen verdámpende
Transcendente inwerking op zo’n aardend
subdeeltje(sverval) al
groter/heviger en daarmede de krachtige
unodeeltjesdamp als
invloedrijker.
Dat wil zeggen, deze krachtig
“bruisende” unodeeltjesdamp, van het
door en door al meer
verdampend aardend subdeeltje(sverval), maakt
dit aardend subdeeltje,
voorzover al meer bevangen met de damp der
eigen verdamping, tot een al
meer “gezwollen”, ietwat “vozend”
subdeeltje.
Allengs neemt aldus, in de
loop der heelalvlucht, een aardend
subdeeltje – in centraal het
desbetreffend triasdeeltje/materiedeeltje
alsook in centraal die
krachtig “bruisende” damp van/als dat unodeeltje –
een ietwat/meer grotere
omvang aan.
Alsook, is dat aardend
subdeeltje (meer/heviger en meer/heviger)
doortrokken van de eigen
(ver)damp(ing); ofwel, is zo’n aardend
subdeeltje zelf daarmede een
(al) kráchtig(er) “bruisend”/kolkend/
draaiend subdeeltje geworden.
En heet een kráchtig, áárdend
subdeeltje – als dus aard én damp – een
massa.
Een, naar de
innende/in(een)trekkende aard van dat subdeeltje,
vaste(/”zware”) massa.
Een aardend subdeeltje als
een vaste massa in centraal een
materiedeeltje/unodeeltje; en
is deze (vaste) massa immer een ook
krachtig
(in)kolkende/(in)draaiende massa.
Of nog wat anders uitgedrukt,
is een stoffelijk, afgerond materiedeeltje
als zodanig in eerstens zijn
unodeeltje inderdáád een krachtig bedrijvig/
bedrijvend(/feitelijk)
deeltje.
En is daarin de vaste massa
een zeg maar vaststaand ding in centraal
deze
daadwerkelijke(/feitelijke) bedrijvigheid (zie van dit een en ander
wat nader in denkthema 19,
aan de hand van figuur c., of reeds in
denkthema 13, aan de hand van
figuur c.).
Zodat een verstandelijke
opvatting en verwerking van dit een en ander,
áángaande de kosmos, (in
eerste aanleg) een wel getrouwe opvatting en
verwerking is van dit
stoffelijk aanzijn en van wat zich daarin zoal
voltrekt.
Intussen, blijft het in deze zogenaamde massaficatie van een in een
unodeeltje "dobberend en dampend" triasdeeltje niet bij slechts het aardend
subdeeltje.
Ook decentraal de (zichzelf aldoor genererende/producerende)
áctieve "wolk"
is (in haar "wolk"verval) aldoor onderhevig aan
verdamping.
Ook deze actieve "wolk" draagt
al verdampend bij aan het enerlei, kolkend/
"bruisend" mengsel als
unodeeltjesdamp.
Maar op zichzelf, is de actieve "wolk" ook doortrokken met de damp
harer
verdamping - als zo zeg maar in haar krachtig/bedrijvig
massaal-vluchtig dóen.
Bij het samengaan van actieve "wolk"damp en unodeeltjesdamp, als "van
dauw en damp", vergaat/degenereert ook dit massaal-vluchtig doen tot in
oerniets voorzover de unodeeltjesdamp als stoffelijke oerkracht in
reductie is
tot in oerniets.
Al wegkolkend in reductie tot in (schier) immens klein, kolkt het
massaal-vluchtig
doen onderweg samen/bijeen als tot een ding, een massa.
Het áctieve subdeeltje (acsd) is zodoende een krachtige,
kolkende/draaiende massa
- een hier broze(/"lichte") massa.
Het massaal-vluchtig doen is hiermede/hierin, als broze massa, alsnog
"iets
substantieels" geworden, zij het van een "ijle-ijlende aard".
De décentrale "wolk"/"wolk"damp van een
triasdeeltje/materiedeeltje, als zo -
in de reductie van het unodeeltje
als stoffelijke oerkracht - een wat/meer
ómzwervende broze massa.
Ten laatste, is ook het neutrale subduodeeltje (nsd) doortrokken met de damp van
zijn eigen verdamping.
In zeker wel het Transcendente dezerzijds bestaan, zou het
subduodeeltje één het
leven zijn - als in de
samenvoeging/vervoeging van activiteit/uiteen en aard/ineen
tot in één het leven.
In daarentegen het verwordend, Transcendente generzijds, is dit zeg ene
geconcentreerd leven - als decentraal de activiteit én centraal
de aard tot in zeg
concentraal het leven - als concentraal een neutraal
subduodeeltje wat/meer
verdeeld in twee (onderling aan)gepaste
subdeeltjes.
En zijn deze twee elk, in de massaficatie, een krachtige kolkende/draaiende
massa - zeg maar een deelmassa.
En zijn deze twee deelmassa's - (in reductie:) al kolkend/vergaand (in
productie:)
met/in elkaar verkerend/opgaand - gezaam zogezegd een
neutrale/concentrale
combi-massa.
Aldus bestaat een materiedeeltje wat betreft het triasdeeltje uit een
drietal massa's:
centraal een vaste massa, decentraal een broze massa
en concentraal een
combi-massa (van twee deelmassa's) - nog
afgezien van decentraal een
massaal-vluchtig doen.
Echter ook het á-triasdeeltje van een materiedeeltje heeft ten zeerste met de
unodeeltjesdamp van doen.
Het drietal van/als een a-triasdeeltje - het attent niets,
het latent niets en het weerloos
niets - als, in de
ópgang der generering/productie van een triasdeeltje, van
vergaande
duodeeltjesdamp gewrochte gewrochten.
Daarmede bestaat een a(nti)-triasdeeltje uit een drietal zogenaamde
anti-massa's -
aangaande elke massa een; het attent niets
aangaande de broze massa, het latent niets
aangaande de vaste massa en
het weerloos niets aangaande de combi-massa.
Maar intussen, overwegen de anti-massa's op de desbetreffende massa's,
zijn hun
krachten overwegend van kracht, dit is bij reductie groter dan
introductie en óók groter
dan productie, dan verworden
zij "vliegensvlug" tot in oerniets.
Als, in zeg hun bestaan, onderworpen/afhankelijk aan/van de productie
der mass's/
subdeeltjes van het triasdeeltje, zijn de anti-massa's van
het a-triasdeeltje met hun
"moederlichaam", het unodeeltje, in/via het
genereringsproces der massa's/subdeeltjes
wel van invloed op die
massa's; maar hiervan nu althans niet nader.
In het ontwrochtingsproces doet zich aldus behalve de realiseringstendens
ook de massaficatie op.
En zijn in de massaficatie van de krachtige massa's de vaste massa en
de broze
massa meer de extremen van/in een triasdeeltje/materiedeeltje.
Al deeluitmakend van (tevens) het krachtig unodeeltje, gaan deze beide
massa's met
elkaar om, zij het in verdééldheid -
als aan het verblijf in het Transcendente génerzijds
ook
zozeer eigen.
Zij zijn, in de spankracht van het unodeeltje, een het materiedeeltje
krachtig verdelend
span; van krachtig
ín(een)spannend/centraliserend(/inkerend/ingaand) de vaste massa
tegenover krachtig úit(een)spannend/decentraliserend(/uitkerend/uitgaand) de broze massa.
Beide massa's worden aldoor in stand gehouden door (eerstens) de
zichzelf generering/
productie van de aard in de vaste massa en de
activiteit in de broze massa; maar in hun
krachtige aanwerking naar
verdeling/
verdeeldheid (naar/van elk dier beide deeltjes voor zich), in het
generzijdse, behoren zij
typisch meer de stoffelijke óerkracht
van het unodeeltje toe.
Dit span massa's is zozeer ook aan "verticale" reductie onderhevig; zij
het de vaste ("zich
vestigende") massa meer inhoudend/óphoudend/terughoudend en de broze
("oppervlakkige") massa meer meegaand/voortvarend.
Maar inmiddels is de combi-massa, van/als het neutrale subduodeeltje
(nsd),
als tussenin de vaste massa en de broze massa, de krachtigste
massa van dit
drietal.
Immers, volgens activiteit én aard is leven, is de combi-massa
zeg de som
van de vaste massa en de broze massa in eenzelfde
materiedeeltje.
En werkt de krachtig concentrerende combi-massa ook krachtig
sámenspannend
in de krachtige verdeelspanning tussen het
krachtig inspannend-uitspannend,
centrerend-decentrerend span.
De neutrale/neutraliserende combi-massa houdt dat weerspannig span
- alswel het triasdeeltje/materiedeeltje - bijeen.
Hoewel hierin deze verenigende kracht van de combi-massa gelijk is aan
de
verdelende kracht van dat massaspan (als de inspanningskracht en de
uitspanningskracht bij elkaar gelijk aan de samenspanningskracht).
Evenwel, zoals de aanbindende werking van het materiedeeltje, van de
im-materiële eenheid, aan de Transcendente kosmos -
wegens de steeds
héviger, meer (unodeeltjes)kracht gevende
inwerking der desbetreffende
kosmische werking op het
triasdeeltje(sverval) - de realiseringstendens
bewerkt, van
stoffelijke oerkracht naar/in stoffelijke reële kracht, zo
begunstigt
deze aanbindende werking in de steeds sneller verlopende
heelalvlucht de zeg
verbindende/samenbindende/verenigende kracht van de
combi-massa.
Zeg maar, wat zich hierin voltrekt in het krachtig unodeeltje, dat
voltrekt zich
dan ook betreffende de krachtige massa's onder elkaar.
In deze zo te noemen cóncentratietendens, in het
ontwrochtingsproces,
verblijft de krachtige combi-massa dan juist
zozeer in de stoffelijke reële kracht
van het unodeeltje; en
overweegt, doorgaans, de verenigende samenbindingskracht
van de
combi-massa op de verdelende ontbindingskracht van het vaste-broze
massaspan.
Er zullen, zo zal nog blijken, allerlei andere krachten op/in een
materiedeeltje komen
te werken, die het materiedeeltje ontbinden in
onderling los zijn subdeeltjes/massa's
(zoals "een atoom uiteen kan
vallen in vrije protonen, electronen en neutronen");
maar immer is er,
wegens de concentratietendens, de neiging/aanwerking/trek tot
het
samengaan, samenspannen, dier aparte massa's in een drieledig
triasdeeltje,
materiedeeltje, van vaste massa - combi-massa - broze
massa.
Volledigheidshalve aangemerkt, valt ook (met de broze massa) de
massaal-vluchtige activiteit, ofwel de décentrerende "wolk"damp,
onder de
concentratietendens - in aldoor enige samenbinding
van decentrerend de
massale-vlucht met centrerende vaste massa tot in
concentrerende combi-massa.
En juist ook met deze décentrerende "wolk"damp, waar hij is
"vermengd" met
de overige sub(duo)deeltjesdampen tot in stoffelijk
reëel krachtig de
unodeeltjesdamp, is tevens (al transponerend) de
introductie van deze
unodeeltjesdamp tot in schéidingsrelatief
de beide veld-(uit)stralingen onderhevig
aan de concentratietendens.
Dat wil zeggen, in het verloop der heelalvlucht mindert zo tevens al
meer en meer
de (aanvankelijk (schier) immens grote) snelheid der
veld-stralingsactiviteit - op
reëel krachtig niveau
(srk) het unodeeltje.
Met het toenemen der heelalvluchtsnelheid - waarbij,
bijvoorbeeld, ook de (kracht
der) massa's van de desbetreffende
im-materiële eenheid toeneemt - neemt aldus
de
snelheid der veld-stralingsactiviteiten dier im-materiële eenheid
af.
Bijvoorbeeld, op aarde gemeten is deze snelheid (reeds afgenomen tot)
circa
300.000 kilometer per seconde; en zal deze veld-stralingssnelheid
in het verloop
van de heelalvlucht der aarde nog allengs wat minderen.
Zo valt aldus onder het ontwrochtingsproces ook de zo te noemen
vertragingstendens der veld-(uit)stralingsactiviteit te noteren.
Verder, voltrekt de concentratietendens zich, vóórts voortgaande, ook
in de combi-massa zelf (inwendig).
In deze verenigende samenbindingskracht, verenigt ook de tweeledige
combi-massa zich meer en meer tot in wat/meer één
krachtig lid.
En met deze krachtige vereniging, verenigt zich ook het desbetreffend
tweedelig subduodeeltje tot in wat/meer één deeltje.
De combi-massa bevindt zich op nagenoeg "horizontaal" het stoffelijk
reëel krachtig niveau van het unodeeltje; waarmede het neutrale
subduodeeltje
in nagenoeg de "horizontale" zone van het onzijdig
(veld-stralings)bestaan is
ondergebracht.
Zodat het neutrale subduodeeltje zich allengs, in het verloop der
heelalvlucht,
verenigt tot het onzijdig bestaan van wel enig leven (le).
En de combi-massa zich concentreert tot al meer, zogenaamd krachtig
levensconcentraat (lc).
Alsook, gaat er met dit een en ander al meer unodeeltje op in levensconcentraat
(ud → lc).
Ook deze zo te noemen verlevendigingstendens ressorteert onder het
ontwrochtingsproces.
Elke im-materiële eenheid (i/i/...; figuur b.) ondergaat/doorloopt haar heelalvlucht
buitenaan/buitenlangs de Transcendente kosmos (km)
- wegens de eerstens
van het (geestes)Zwérk (Z) uitgaande,
op een triasdeeltje(sverval) inwerkende
kosmische activiteit
(ka/ka/...).
Om zo uiteindelijk haar
heelalloop
búitenaan de
kosmos te voleindigen
aan de oorsprong der
desbetreffende, op haar
inwerkende
kosmosactiviteit: dit is
bóvenop het
geestesZwerk, in het
Transcendente bestaan
zelf.
Maar intussen is een
im-materiële eenheid,
onder andere in de
verlevendigingstendens, meer en meer van
(samen)gesteldheid veranderd.
Zo is er al meer van het aard-activiteit
subdeeltjestweetal overgegaan
in het
neutrale subduodeeltje ofwel, vóórts, in leven.
Is er, onder andere, al meer unodeeltje opgegaan in levensconcentraat;
en
is in de vertragingstendens der veld(uit)stralingsactiviteit de
veld(uit)stralingssnelheid tenslotte wel geminderd tot een zekere
minimale snelheid.
Of minstens zo ingrijpend: eenmaal vanúit het Transcendente
génerzijds in
het Transcendente bestaan aangekomen, is er geen
triasdeeltjesverval meer en
daarmede ook geen krachtig unodeeltje.
Geen unodeeltje en daarmede geen massa's, geen levensconcentraat, geen
a-triasdeeltje; ook nauwelijks een triasdeeltje dan (zowat) slechts
leven.
Danwel, eindigt een im-materiële eenheid haar heelalvlucht als een zo te noemen
levensgeest (zie figuur c.).
Een levensgeest bestaat als zodanig, van
gehalte, uit leven (l) in
geestes-recht (g)
(veld)voorkomen.
Met centraal meer "dik vloeibaar" leven
(dil) als zeg rudimentair het
geaardheidsbeginsel en decentraal meer "dun vloeibaar" (dul/dul) leven
als
zeg
rudimentair het
activiteitsbeginsel - ofwel als aard en/ respectievelijk
activiteit zodra het leven zich ontleedt in aard en activiteit.
Een drie-gelede (namelijk dil, l en dul) levensgeest (g) onder een
viererlei
generering daarvan (van g, dil, l en dul); zodat een
levensgeest als "uit eigen
bronnen" aldoor, in ook zijn geledingen elk,
wat/meer toeneemt.
En met aldoor maar weer van alle kant binnenstormende/binnenstromende
levensgeesten, zijn zij met elkaar, onder ook aldoor voortgaande
genereringen
van zichzelf, een al groter wordende, inmiddels wel(licht)
een (schier) immens
grote, wel zo te noemen levensoceaan (lo; figuur b.)
van talloze, kriskras door
elkaar (ook bewust) levende- en met elkaar
verkerende levensgeesten -
bovenop het geestesZwerk, om
het Ene-slot (E-s), aan de Transcendente ratio
(ra - ra).
Elke levensgeest is zowel als lévensgeest concreet alswel als levensgéést abstract.
Danwel, als tussenin het Transcendente concrete bestaan en het
Transcendente
abstracte bestaan bevindt zich een nieuwe wereld, een
(schier) immens grote
Transcendente levensoceaan met een nieuwe
"grondstof", elementair de
concrete-abstracte levensgeest in
één - ter weer ontginning en ontwikkeling
ervan, in ook volop bewustzijn, bewustheid.
*-*-*-*