Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.                 
                                                                           
                                                                               
                                                                               
Denkthema  28.    Gravitatie.
                                           
   
In dit denkthema worden enige betrekkingen en inwerkingen
van meerdere veld-stralingen onder elkaar verhandeld.
En daartoe wordt dan vooreerst een enkele veld-straling nog
wat nader, preciezer bezien.

Een veld is oorspronkelijk, in het scheppingsproces, afkomstig
uit het Transcendente rationeel-redelijk geestsebestaan.
In dit geestesbestaan is het toekomstig veld één statische
rechte (zie bijvoorbeeld denkthema 26, figuur a., u-u); een
statische rechte, als aanvankelijk het Transcendente statische
uitspansel dat in het (aldoor voortgaand) rationaliseringsproces
"al meer tot zijn recht komt" om uiteindelijk als één státische
rechte deel uit te maken van de (zozeer rationeel) áctieve geest/
geestesrechte.
Vindt de scheidingsrelatief actieve ratio, en trouwens ook de
ontmoetingsrelatief actieve rede (ter schepping), aldoor haar
vervulling/voortbestaan in het aldoor zich voltrekkend
rationaliseringsproces zelf, de ene statische rechte daaraan/
daarin wordt, als recht gestrekt uitspansel, in haar vervulling/
voortbestaan daartoe aldoor gegenereerd  -  zoals het totale
Transcendente uitspansel zelf  -  uit het oerniets door attent
niets (zie hiervan ook denkthema 12, aan de hand van figuur c.).
En zoals het Transcendente uitspansel daarop het (overige)
Transcendente (voort)bestaan hóudt, zoals tot behoud van het
actieve bestaansverloop/stroompatroon (zie hiervan ook
denkthema 12, aan de hand van figuur e.), zo is de ene statische
rechte tot behoud van het rationeel-redelijk (voort)bestaan, van
ook zozeer de(/het) rationeel-redelijke activiteit(sverloop volgens
een rechte).
Deze ene Transcendente statische rechte vat de Transcendente
geest, als rationeel-redelijk in scheidingsrelatieve-
ontmoetingsrelatieve activiteit, in aanhoudelijk één rechte, als in
één statische rechte houdgreep waarin, op haar beurt, de
rationeel-redelijke geestesactiviteit als begrepen ligt.

In deze ene statische geestesrechte/geesteshouder ligt aldus ook
de ontmoetingsrelatieve rede begrepen  -  met/in tevens haar
redelijk (mede)volvoerd scheppingsproces.
Deze rede, als in centraal de decentrerende ratio, alswel als
    
middenin de e
ne
   statische
   geesteshouder, 

    centraliseert/
   minimaliseert zich
   aldoor maar door,
   in de schepping der
                                                                           stoffelijke natuur, tot
                                                                           oerniets om, in de
omslag tot een im-materiële eenheid, uit het oerniets aldoor maar
door (onder andere) veldactiviteit voort te brengen, te genereren.
De rede is, in voorts ook haar schepping, als gehouden aan de ene
statische geesteshouder; en in haar omslag tot in een triasdeeltje
"buitengaats", in het Transcendente generzijds, slaat de ene
statische geesteshouder/geestesstam mede uit tot één zogenaamde
statische veldhouder (vh; figuur a.), als zeg maar een afstammeling
van de ene Transcendente statische geestesstam.
En in deze ene statische veldrechte/veldhouder, aldoor maar door in
haar vervulling/voortbestaan gegenereerd/geproduceerd uit het oerniets
door het attent niets, houdt zich in scheidingsrelatieve activiteit de
veldactiviteit (va) op.
Als in de houdgreep der ene statische veldhouder/veldrechte/"veldkoker",
is de veldactiviteit gehouden aan een volstrekt rechte actieve uitloop  -  
van aanvankelijk een (schier) immens hoge snelheid  -  ofschoon zelf
aldoor maar door gegenereerd/geproduceerd uit "slechts" het oerniets.

Ofschoon onderscheiden, is de veldactiviteit aldus als onafscheidelijk
de veldhouder, als "al voortvoerend ingevoerd in de veldhouder als
voertuig"; ofwel, is de rechte veldhouder aldoor doortrokken met zo ook
recht voorttrekkende veldactiviteit.
Ze zijn beide als één, volstrekt rechte veldgang.
De veldhouder als één staande rechte gang/corridor; aldoor (als aldoor
hernieuwd) in stand gehouden en recht uitgelegd in de generering ervan
vanuit het oerniets (on) door het attent niets, ofwel hier door het (als het
attent niets tot in oerniets verwordend/vergaand) stoffelijk oerkrachtig
unodeeltje (ud).
En de veldactiviteit in een scheidingsrelatief gaande rechte gang/loop
door de staande rechte gang; zelf aldoor "in de volle lengte" actief in
aldoor de generering ervan uit het oerniets.
Aldus wordt in het vervolg het immateriële velddeel van een
im-materiële eenheid ook (eventueel) wel geduid met veldgang-straling,
in plaats van veld-straling; en houdt de veldgang zowel de veldhouder
alswel de veldactiviteit in.

Overigens, anders gezegd, heeft in deze staande/gaande rechte veldgang
de staande veldhouder de gaande veldactiviteit in zijn macht  -  als tot
behoud van een volstrekt recht (scheidingsrelatief) voortgaande
veldactiviteit.
Zoals, in het Transcendente bestaan, het statisch latent niets (tot) het
behoud van/de Ene/Ene-aard toestaat; of zoals in het statisch uitspansel
allerlei activiteit ligt gevoegd tot behoud van (onder andere) die
concentrisch om het Ene zich vervoegende activiteiten; of zoals het
statische abstracte "' traliewerk", dat (onder andere) de inspiratie tot
haar behoud als "gevangen" houdt (zie bijvoorbeeld denkthema 21, aan
de hand van figuur d.)  -  zo houdt de staande veldhouder de gaande
veldactiviteit aan zich alsook inhoudelijk in zich in gezaam één réchte
veldgáng.

Vervolgens, maakt ook de veldstraling (vs) nog deel uit van deze ene
rechte veldgang.
De veldhouder wordt aldoor gegénereerd vanuit het óerniets door het
(attent niets als) únodeeltje; de veldactiviteit wordt aldoor gegénereerd
vanuit het óerniets; en de veldstraling wordt niet gegenereerd, maar
vindt zij haar herkomst in/uit het únodeeltje  -  aldoor "als voer
meegevoerd" door de veldactiviteit de veldhouder (als het "voertuig") in.
Aan de complexiteit van oerniets en unodeeltje betreffende de
veldhouder, paart zich in de compleetheid van veldactiviteit en
veldstraling de dienovereenkomstige complexiteit van oerniets en
unodeeltje.
Zoiets, alsof de (bestaans)opgang van de veldhouder en de
(bestaans)opgang van de veldactiviteit mét de veldstraling zich in
elkaar vinden.
Zoiets, "als een om twee wielen-, om twee in elkaar grijpende
tandraderen gelegde rupsband, waarbij de rupsband (als zogezegd
de veldhouder) met de wielen het looppád (uit)légt waarmede/waarover
de twee wielen (als zogezegd de veldactiviteit en de veldstraling)
voortlópen".
Eén driegeleed véld, waarvan de veldstraling een dier leden is  -  en
waarvan nu vervolgens nog wat nader.

Zoals reeds opgemerkt, ontstaat (eerstens) de veldhouder al zichzelf
genererend vanuit het oerniets door het unodeeltje van legio,
tumultueus onder elkaar al intensiever/(oer)krachtiger wegkolkende
verwordingen tot in oerniets.
De veldhouder géwordt (gw/gw; figuur b.) uit eerstens het oerniets
(on), door voorts eerst dat stoffelijk óerkrachtig wegkolkend/
vérwordend (vw/vw) unodeeltje (ud).
                                     
                                             Zeg, als door de
       
(verticale)

       verwording tot
       staan gebracht,
       gewordt de
      
 veldhouder (v/v)
       tot een statisch
       (verticaal)
 
     aanzijn; om zich
       voorts
       (horizontaal) al
       verder uit te
       leggen in één
       volstrekt rechte
       veldhouder
       (vh - vh).
       Dit genererings
       proces voltrekt
                                                                                   zich reeds van
                                                                                   aanvang af,
(in de schepping van de im-materiële eenheid) vanaf de ene
Transcendente statische, volstrekt rechte geestesratio, als in een
van aanvang af aldoor zichzelf genereren/vernieuwen/vervullen der
veldhouder in zijn staat van volstrekt rechte veldhouder.

Ten tweede, de aldoor in generering gewordende veldactiviteit (vac)
uit het oerniets, (niet door, doch) als langs het (verticaal) stoffelijk
oerkrachtig verwordend unodeeltje.
Om zich voorts, in ook de begunstiging daartoe van de
realiseringstendens in het ontwrochtingsproces, (horizontaal) te
realiseren als veldactiviteit (va - va) van volstrekt rechte loop in de
(horizontaal) volstrekt rechte veldhouder.
Zoals al eerder opgemerkt, voert/introduceert de veldactiviteit ook
wat/meer (horizontaal) stoffelijk reëel krachtig unodeeltje (als reeds
gereed ter onzijdig veldbestaan) als veldstraling de veldhouder in.
Doch als (evenwichtig) tussenin de meegaande-tegengaande, de
meewerkende-tegenwerkende unodeeltjeskolkingen doorgaand
(als tussenin a en b, a' en b', danwel als door c en c'), realiseert/
volvoert de veldactiviteit, in ook aldoor zichzelf generering, alsnog
zonder meer haar eigen loop volgens/volgend de veldhouder
als (scheidingsrelatief) volstrekt recht verlopende veldactiviteit in
de volstrekt rechte veldhouder.
Samen met de veldhouder is de veldactiviteit van een volstrekt
rechte veldgang in een onzijdig veldbestaan.

Maar waar de (verticaal) opkomende veldactiviteit voorts
(horizontaal) op reëel niveau volgens de volstrekt rechte veldhouder
haar gang vervolgt volgens een volstrekt rechte loop, daar trekt zij
onderweg mede op met het méégaand kolken (a en a') van het
stoffelijk reëel krachtig kolkend unodeeltje.
Hier voltrekt zich énige samen-op trekking, van de veldactiviteit in
haar rechtuit voorttrekkende loop met de daarin wat/meer
meegaande kolking in haar omtrekkende loop volgens een kromme
omloop.
Met als resultaat een wat/meer úitlopende kolking in een rechtuit
verlopende voortgang.
Danwel, waarmede de volstrekt rechte veldhouder zelf enige draaiing/
wenteling om zeg maar zijn volstrekt rechte lengte-as oploopt.

Met deze aldoor rechtuit (scheidingsrelatief) uitlopende wenteling, is
de veldhouder bedeeld met veldstraling (vs/vs).
Daarbij heet deze veldstraling, deze voortwervelende veldhouder als
volgens een uitspiralende buisspiraal, een drie-dimensionale
(transversale) gólving (zie denkthema 1, aan de hand van figuur b.).
Hierbij zij ook nog wel opgemerkt, dat de transponering en de
introductie tot een onzijdig veldbestaan van enig, reëel krachtig
kolkend unodeeltje tot een transversale golf, als veldstraling, wordt
begunstigd door (onder andere) de realiseringstendens in het
ontwrochtingsproces.
Maar intussen, is een immateriële veldgang-straling zo ook wel te
noemen met veldgang-(veld)ommegang, of met veldgang-(veld)golf.

Op reëel niveau (srk-srk) bestaat het unodeeltje uit légio, oerkrachtig
(sok/sok) tumultueus (verticaal) al oerkrachtiger/íntenser inkolkende/
wegkolkende/verwordende kolkingen.
Met ook zeg hun legio evenwichten (als legio punten c/c') en legio
meegaamdheden (als legio punten a/a').
Daarmede is een veldhouder (vh; figuur c.) doorvoerd met legio,
                                                                           parallel/contactloos/
    
krachteloos met

    elkaar verlopende
    veldactiviteiten (va)
 
  en met legio,
    concentrisch/parallel/
    krachteloos met
    elkaar omlopende/
    uitspiralende
    veld(houder)wentelingen/
                                                                           velduitspiralingen/
                                                                           veldstralen (vs)  -  van
in/om/door de zeg veldhoudersas traag omlopende/uitspiralende
veldgolven en in/door de zeg veldhoudersmantel snel(ler) omlopende/
uitspiralende veldgolven.
Daarbij zij ook weer opgemerkt, dat ook de massa's, de vaste massa en
de combi-massa, en het massale, het "wolk"massale  -  want let wel, op
reëel niveau bevindt zich het "wolk"massaal in de plaats van de
(oerkrachtige) broze massa  -  van een krachtige kolkende gesteldheid
zijn.
Zodat daardoor ook bijvoorbeeld de vaste massa mede uitkolkt in een
transversale golf (g), als een zeg maar compactere golf, van een
dichtere gesteldheid.
Met daarentegen het "wolk"massaal, uitkolkend in een transversale
golf (g'), als een zeg maar wijdere golf, van een ijlere gesteldheid.

Verder, is daarbij een andere duiding voor unodeeltje, als het drieledig
triasdeeltje, waaronder ook het aardend subdeeltje, in een tesáám
verwordend, krachtig verval tot in oerniets: energie: (zie ook
denkthema 7, aan de hand van bijvoorbeeld figuur e.).
Zogenaamde kinetische energie in een kráchtig (doen) voor(t)komen  -  
in het (verticaal) al meer inkolkend/íntensiverend/krachtig verloop/
vergaan.
Voorzover evenwel het unodeeltje (horizontaal) wordt geïntroduceerd/
opgenomen in de veldhouder als veldstraling, als concentrisch/
contactlóós voortspiralend/voortgolvend veld, daar is kinetische
energie overgegaan/opgeslagen in/als zogenaamd krachtelóze
potentiële (veld)energie.
Ofschoon gegenereerd (uit het oerniets), en niet getransponeerd (uit
het unodeeltje) zoals de veldstraling, kunnen ook de parallel/
contactloos met elkaar voorttrekkende veldactiviteiten wel onder de
potentiële veldenergie worden gerekend.
Aldus is veld en massa(al)
unodeeltje een en al energie  -  in potentie,
in krachtlevering.

Voorts, een zogenaamd veldelement.
Een veldelement, als eerstens een met veldactiviteit en veldstraling
gevulde/vervulde/doorvoerde státische veldhouder, als zeg een
vat(ting)/koker, mét tweedens zijn krachtig aanhangsel.
En is dit krachtig aanhangsel het aldoor zichzelf genererend
(a-)triasdeeltje met tevens zijn aldoor voortgaand verval in krachtig(e)
massa's/massaal alsmede in tesaam een krachtig unodeeltje: dat
eendeels (reëel krachtig) zeg aldoor veldaanhankelijk het veld (als
veldstraling) tóevalt  -  en anderdeels (oerkrachtig) aldoor vervalt/
"vervluchtigt" tot oerniets.
                                                           Of ook met energie gezegd, een
       
veldelement: als
het immateriële
       veld van gang en ommegang, van
       ook potentiële energie, met zijn
       materiële aanhang(sel), van ook
 
     kinetische energie, voorzover
       deze materiële aanhang een
       (reële) "volgzame" hang en
       opgang heeft naar en tot in dat
       immateriële veld  -  terwijl de rest
       van deze materiële aanhang
       aldoor als oplost in zijn
       (oerkrachtige) afgang/verwording
       tot in oerniets.

       Aldus kán een veldelement als
       een houder/voertuig omgevoerd
       worden met al zijn "hebben en
       houden"  -  met wat het heeft aan
       veldactiviteit en veldstraling, en
       met wat (aan triasdeeltje) aldoor
                                                            op het veld aanhoudt in reëel
                                                            krachtige aanhankelijkheid.
Zo is een im-materiële eenheid als veldelement zogenaamd mobiel. 
Als een mobiele eenheid  -  als een vaartuig  -  die reeds in haar
heelalvlucht in aldoor zichzelf generering en als met haar aldoor
oerkrachtig in het oerniets verdwijnende "rookpluim" op haar tocht door
het heelal als met een al grotere vaart door het heelal vaart.

Voor er nu nader wordt ingegaan wat er voorvalt wanneer twee of
meer mobiele eenheden als ook naar weerzijds uittrekkende velden
elkaar ontmoeten, hier eerst nog het een en ander van wat de materie
zelf  in een mobiele eenheid overkomt, waar de aldoor gegenereerde
veldactiviteit op het krachtig kolkend unodeeltje niet meewerkend
(ter veldstraling) inwerkt, maar tegenwerkend.
De veldactiviteit (ac; zie figuur b.) die, in reëel krachtig het unodeeltje,
uiteen gaande ontmoetingsrelatief op tegemoet draaiende kolkingen
(b,b') inwerkt.
En niet alleen op een paar kolkingen van het unodeeltje, maar op legio,
op een wirwar van wat/meer door elkaar krioelende kolkingen.

Zo'n scheidingsrelatieve doorwérking (ac; figuur d.) van een
ontmoetingsrelatieve  werking (b en b') resulteert in een
ontmoetingsrelatieve-scheidingsrelatieve betrekking (ac'
←→ bb' ←→ ac'),
wat hier in het reëel krachtig kolkend gewoel van een unodeeltje een
pulsering heet.
Een reëel krachtige pulsering, die beurtelings overwegend ineen trekt
en overwegend uiteen trekt.
En zijn er legio van deze pulseringen in reëel krachtig het unodeeltje, dat
aldoor wemelt en wervelt van legio kolkingen.

Legio krachtige pulseringen, die het krachtig kolkend unodeeltje al mede
in "rep en roer" brengen; doch die zich onderling  -  vooral ook in/door de
verenigende samenbindingskracht van de concentratietendens in het
ontwrochtingsproces (zie vorig denkthema)  -  wat/meer verenigend/
verenigd zetten tot een enerlei unodeeltjespulsering op reëel krachtig
niveau.
Danwel, waar het unodeeltje reëel krachtig meer in het bijzonder als in
massa's en massaal opgewerkt erbij ligt, daar zijn massa en massaal
onderling in enerlei zogenaamd massa(al)-pulsering.
Een reëel krachtige massa(al)-pulsering tussen meest inwendig centraal/
ineen de vaste massa (vm) en meest uitwendig decentraal/uiteen het
"wolk"massaal (wm/wm/...)  -  in een beurtelingse overweging van de een
op de ander.

Een reëel krachtige massa(al)-pulsering, die beurtelings krachtig meer
ontmoetingsrelatief ineen trekt tot in overwegend de vaste massa en
meer scheidingsrelatief uiteen trekt tot in overwegend het "wolk"massaal.
Waarmede het unodeeltje zelf in (reëel krachtige) omvang aldoor
wisselt  -  in beurtelings meer centrerend (ce/ce/..) een krimpende,
kleiner wordende omvang en meer decentrerend (dc/dc/..) een
uitdijende, groter wordende omvang.
Met aldus een zo te noemen wisselzone (wz); en in deze wisselzone de
zo te zeggen gemiddelde omvang (go) van dat unodeeltje.
En is deze gemiddelde omvang wegens/in de zékere heelalvluchtvordering/
heelalvluchtsnelheid van dit unodeeltje tevens een meer gezette omvang
van dat unodeeltje (zie ook vorig denkthema).
Een zekere, reëel krachtig gezette unodeeltjesomvang, die zich al
evenzeer krachtig doet gelden op de krachtige pulseringen van het
unodeeltje als in het bijzonder de reëel krachtige massa(al)-pulsering.

                                                                    Met als resultaat, dat deze ene
     
centrerende-dece
ntrerende
     pulsering zich als zodanig zet 
    
tot meerdere dergelijke
     pulseringen, waarbij dan de
    
krachtig gezette unodeeltjes-
     omvang constant blijft.
  
   Bijvoorbeeld, gaan enkele/
     meerdere overwegend
     décentrerende
     massa(al)-pulseringen
     (vm-dc, vm-dc, . . . ; figuur e.)
     dan gepaard met enkele/
     meerdere overwegend
     
céntrerende
     massa(al)-pulseringen
     (vm-ce, vm-ce, . . .).
                                                                    En waar, van al deze
                                                                    centrerende-decentrerende
pulseringen, de overwegend decentrerende massa(al)-pulseringen
omslaan in overwegend centrerende massa(al)-pulseringen, daar slaan
de overwegend centrerende massa(al)-pulseringen om in overwegend
decentrerende massa(al)-pulseringen.
De krachtig gezette unodeeltjesomvang (go) blijft dan gemiddeld aldoor
constant.

Eventueel, als in een wat anders golvend golfpatroon in de wisselzone
(wz), pulseren al deze massa(al)-pulseringen gelijk-op ineen tot in de
gezette unodeeltjesomvang (dc
goc, . . . , en tegelijk dgoce, . . .)
en daarop weer gelijk-op uiteen vanuit de gezette unodeeltjesomvang
(dc
goc, . . ., en tegelijk dgoce, . . .).
Ook hierin doet een krachtig gezette unodeeltjesomvang zich gezet,
naar haar gezetheid, gelden.
Of nog weer anders, pulseren de buiken (b, b, . . .) van het golvend
golfpatroon ineen tot in de gezette unodeeltjesomvang (als knopen), bij
tegelijk een uiteen pulseren van de knopen (k, k, . . .) van dat golvend
golfpatroon vanuit de gezette unodeeltjesomvang (tot buiken).
Als zeg maar weer een gezette variant van het massa(al)-pulseren.

Om tenslotte nog een andere variant te noemen: het kan zijn, dat het
krachtig unodeeltje mede roteert met de rotatie van het veldelement.
Dat wil zeggen, de transversale veldgolving, als de veldstraling, heeft
ook haar inwerking en uitwerking op de massa(al)-pulseringen van het
unodeeltje danwel op het golvend golfpatroon in de wisselzone.
Dan golft het golvend golfpatroon in de wisselzone van dat unodeeltje
aldoor rondom vóórt (v, v, . . .).
In een wisselend verloop van buik
knoopbuik, enzovoort (bkb,
enzovoort) zet dan de aangebrachte wirwar aan unodeeltjes-pulseringen
(op reëel niveau) zich dan tot een gezet, meer transversaal
voortgolvende golving in de wisselzone.
En natuurlijkerwijs kan een voortgolvend golfpatroon al pulserend zich
in de wisselzone voortplanten conform een longitudinaal
voortpulserende geluidsgolf.
Alsof dan nog slechts in het "wolk"massaal, door de wisselzone/
wisselstreek van het desbetreffend unodeeltje, de wirwar aan
unodeeltjespulseringen verstrijkt tot een gezette (voort)pulsering
naar de eis van de gezette unodeeltjesomvang.
Overigens overweegt dit voortgolvend/voortpulserend "wolk"massaal
slechts bij een overweging van de stoffelijke reële kracht op de 
stoffelijke oerkracht van het unodeeltje.
Overweegt hier de stoffelijke oerkracht, dan overweegt het aanzijn van
het actief subdeeltje als broze massa op het voorkomen ervan als een
in/door de wisselzone golvend/pulserend "wolk"massaal.

Voorts, nog wat nader de veldelementen, waar zij onder en met elkaar
in aanraking komen.
Een eenvoudig voorbeeld/geval, waarin veldelement A (zie figuur f.)
en veldelement B met elkaar in botsing, in een zogenaamde
veldbotsing (vb) zijn.
De recht-uit voorttrekkende potentiële energie van/als een
veldelement, gewordt hier, voorzover zij deelneemt aan de
                                                                                veldbotsing, 
    
tot krachtig

    krom-kolkend
    omtrekkende
    (kinetische)
     energie.
    Een zo te
    noemen
    krachtig
    kolkend
    unobád (ub).

                                                                                Een unobad
is zelf zonder (a-)triasdeeltje, zonder (a-)massa's en massaal.
Een unobad is ook zonder enige generering; maar betrekt het zijn
krachtig kolkend bestaan uit- en ten koste van de desbetreffende
veldelementen  -  voor zolang de betrekking/veldbotsing tussen
die veldelementen aanhoudt.
Ook is het unobad zelf niet onderhevig aan de inwerkende
Transcendente kosmoswerking; zoals wel (het triasdeeltje(sverval)
tot) het unodeeltje (zoals ud en ud'), dat zo, en daarmede de
veldelementen en hun veldbotsing/unobad, in heelalvlucht is.

Een krachtig kolkend unobad valt in slechts een tweeërlei kracht
te onderscheiden: de zo te noemen (veldelementenergie
verbruikende) b(ad)-oerkracht (bok) en de (veldelementenergie
gebruikende) b(ad)-reële kracht (brk-brk).
In de veldbotsing, in de omslag van potentiële energie in kinetische
energie, vervalt deze energie als unobad uit het ónzijdig veldbestáán
tot een Transcendent génerzijds bestaan/vergáán  -  danwel, is zij
hier wat/meer/zeer overgeleverd aan de verwording tot in oerniets
(on).
Dat wil zeggen, hoe frontaler (naar 180 hoekgraden) de veldbotsing,
hoe meer zeg maar verwezen het unobad erbij staat en aldus hoe
meer onderworpen aan verwording tot in oerniets als "verticaal"
wegkolkende oerkracht.
En hoe meer de veldbotsing als slechts het resultaat van een wat
onder elkaar schampen (naar 0 hoekgraden) van met elkaar
optrekkende veldelementen, hoe meer het behoud aan enig
"horizontaal" meekolkende/omkolkende reële kracht.
En: niet slechts de botsingshoek der desbetreffende veldactiviteiten
is hier van belang, maar tevens de hoek waaronder de veldstralingen
(vs,vs') danwel de draaiingen van de desbetreffende veldelementen
elkaar treffen.
Meer tegen elkaar in draaiende veldelementen levert meer "verticale"
oerkracht op; en meer met elkaar meedraaiende veldelementen meer
"horizontale" reële kracht.
Zodat bijvoorbeeld (zeg zoals geschetst volgens figuur f.) frontaal
botsende veldactiviteiten bij tevens ten zeerste met elkaar mee
draaiende veldelementen een unobad opleveren met zowel
aanzienlijke oerkracht alswel aanzienlijke reële kracht.

De intensief ("verticaal") inkolkende b-oerkracht, als zo ook wel de
kern(nende)kracht genoemd, is van een íntrekkende, die
veldelementen hevig en al heviger naar en tot in het unobad
samentrekkende werking.
Zij is, als tevens wegtrekkend/verwordend tot in oerniets, het "gat"
in het unobad.
En is de extensief ("horizontaal") úitkolkende b-reële kracht, als zo
ook wel de sprei(dende)kracht genoemd, van een wijduit 
úittrekkende/omtrekkende werking.
Zij spreidt het unobad uit in een al omvangrijker uitdijende
(v)laag van uitwoelende kolkingen.

Het is evenwel de kernkracht, die de veldelementen A en B, en
daarmede de unodeeltjes ud en ud', al (sneller de) veldelementen
verbruikend, al krachtiger/heviger ofwel versnellend samentrekt
in een mobiel/bewegend naar elkaar toegaand verloop.
In het bijzonder gelet op de hierin elkaar versneld naderende
unodeeltjes, wordt hier dan van de gravitatie(/zwaartekracht)
gesproken.
Dat wil zeggen, ergens in het heelal zijn de veldelementen ook
ánderzijds (az/az) in allerlei veldbotsing; unobaden, met ook
weer hun b-oerkrachten en b-reële krachten.
Zoat de gravitatie een kwestie van óverwicht is; van het wat/
meer overwegen van de kernkracht enerzijds een veldelement
op de kernkracht anderzijds dat veldelement.
Een gravitatie kan aldus variëren van zowat nul/evenwicht(/
"gewichtloos") tot en met groot, zeer groot (in overwicht).

Al graviterend kunnen de desbetreffende unodeeltjes als tegen
elkaar aan komen te liggen, met daar(tussen)in als geïntegreerd
het desbetreffend unobad  -  maar hiervan nu niet nader.
Overigens kan ook zeg al graviterend het unobad zelf tussenin
twee (of meer) veldelementen/unodeeltjes verlopen/verschuiven
naar één dier unodeeltjes  -  en zich daarin vervoegen.
Kortom, er is wegens de legio veldbotsingen zeer veel kernkracht
en spreikracht in het heelal; en maar betrekkelijk weinig ervan
heeft al graviterend zeg maar haar onderkomen gevonden bij/in
unodeeltjes.

Bij dit een en ander valt nog op te merken, dat er (reëel krachtig)
únodeeltje in een veldhouder/veldelement wordt/is (op)gevoerd  -
  en niet direct de/het desbetreffend(e) massa's/massaal.
De bijvoorbeeld qua gehalte verschillende subdeeltjes van een
triasdeeltje, hebben zich via/middels de ook nog verschillende
massa's en massaal als "vermengd"/vervoegd/verenigd tot in
een (qua gehalte) éénder unodeeltje.
Zeg maar, " hoe verschillend allerlei bouwsel ook mag zijn, groot
                                                                      of klein, van hout of
                                                                      van steen, dat alles
     
ligt gelegen/g
ebaseerd
      op eenzelfde brok
      cement als basis".
      Ofwel, deze eendere
  
    basis (als unodeeltje)
      alsnog wat uiteen
      gewerkt, "ligt dat alles
      gelegen/gebaseerd op
      eendere cementen
      heipalen/eenheden  -  
      meer onder de grotere/
      zwaardere bouwwerken,
                                                                      minder onder de kleinere/
                                                                      lichtere bouwwerken".

Aldus ligt een aardend subdeeltje middels zijn vaste massa in de
veldelementas (va/va; figuur g.) met meerdere eendere eenheden
(e/e/. . .) als vertegenwoordigd; en een actief subdeeltje middels
zijn massaal in de veldelementmantel (vm/vm) met minder eendere
eenheden.
En al deze eendere eenheden zijn dan onder elkaar in een veldbotsing
eender betrokken  -  met een eendere inbreng, met een eendere
opbrengst aan kracht/enzovoort (a  =  a  =  a . . .).
Met zo bijvoorbeeld ook een eendere gravitatie: "wat betreft de
gravitatie/zwaartekracht valt in het luchtledig een loden kogel even
snel ter aarde als een luchtig vogelveertje".







                                                   * - * - * - *