Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.



Denkthema  32.
    Atomair en moleculair.
                                              

Waar p-protonen, p-neutronen en p-electronen zich middels
s-veldbotsingen onder elkaar gevoeglijk/(aaneen)gepast vervoegen,
daar voegen zij zich tesamen om ook met elkaar een collectief bestaan
te voeren met (dan) ook een gezamenlijk c-veld.
Waar stenen zich (aaneen)gepast voegen tot een muur, daar
onderscheiden zich zowel de stenen elk voor zich onder elkaar alswel,
is er tevens de ene stenen muur  -  daar zijn, zeg maar, de delen op
elkaar ingesteld tot tevens de (samen)gesteldheid van een geheel.
Aldus, waar p(seudo)-deeltjes met elkaar tot een segmentaire verbintenis
komen, daar zet zich ook een rudimentaire band.
Danwel atomair  -  bij voorts/tevens de vervoeging van een (of meer)
unobad(en) in een (of meer) unodeeltje(s)  -  basaal een rudimentair
bestaan met daarop/daardoorheen een segmentaire "vergrendeling"
ervan.
Zogezegd, rudimentair verkeren de/het desbetreffend(e) massadeeltjes/
massaal "in hetzelfde schuitje", met tevens nog een segmentaire
"verkabeling" ervan   -  als zeg "het (met touwtjes) inbinden van een
pak(inhoud)".
Maar hiervan nu e
erst  toch nog wat
nader het rudimentair a
toombestaan.
        In het rudimentair bestaan
       van (eerstens) een elementair/
       allereenvoudigst atoom, vervoegt
       de pulserende spreikracht van
  
     het desbetreffend unobad zich
       in de voortpulserende
       schaalkracht van het
       desbetreffend unodeeltje (zie
       ook denkthema 31, figuur a.;
       spreikracht/s/s' en schaalkracht/
       sp/sp').
       En dit voltrekt zich dan in de
       desbetreffende, "horizontaal"
       u-reëel krachtig (urk; zie
       bijgaand figuur a.) uitkolkende
       unokracht.
       En niet alleen krioelen, woelen
       en wentelen deze krachtige
       uitkolkingen van de spreikracht
       (spk)  en van de schaalkracht (sk)
       aldoor door elkaar en wat/meer
                                                                     krachtig op elkaar in, maar de
spreikracht zelf kan ook wat/meer overwegend tegen de schaalkracht in
voorttrekken.
Kortom, ook op het "horizontaal niveau" van atomair een u-reële kracht
zijn er alsnog legio wat/meer frontale/schampende botsingen (zoals b/b)
tussen de krachtig uitkolkende spreikracht en de krachtig uitkolkende
schaalkracht.
En voeren voorts deze krachtige ontmoetingsrelatieve botsingen al
in(een)trekkend/aantrekkend/inkerend alsnog "verticaal" teniet tot in het
oerniets (on).

Zo bestaat er ook in de u-reële kracht zelf, van de unokracht, enige
"verticale" u-oerkrachtige intrekking/aantrekking: als de zo te noemen
verbindingskracht (vk/vk).
Met het tegen elkaar in pulseren/kolken/"draaien", bindt de
verbindingskracht de overwegend of althans voorzover tegen elkaar in
kolkende spreikracht en schaalkracht tot een wat/meer hecht unokrachtig
span.
De verbindingskracht bindt het desbetreffend reëel krachtig unodeeltje
en het desbetreffend reëel krachtig unobad aaneen tot een u-reëel
krachtig(e) unokracht/atoom.
De verbindingskracht evenwel doet zich pas op, wanneer unodeeltje en
unobad in elkaar opgaan middels c-veldbotsing.
Dat wil zeggen, wanneer ook de drie massa's  -  de protonmassa, de
neutronmassa en de electronmassa  -  alsmede het massaal zich (bijeen
be)vinden in een rudimentair atoombestaan, en: vinden enkele c-velden
middels c-veldbotsing/unobad zo reeds hun "bestemming" in de
verbindingskracht.

En met het tegen elkaar in "draaien" dezer twee krachten, de schaalkracht/
schaal"schijf" en de spreikracht/sprei"schijf", valt er ook van typisch de
verbindingskracht iets te vermelden; namelijk hun onderlinge wenteling
over een hoek van maximaal 720 hoekgraden.
Zoals een minutenwijzer van een uurwerk een volle ronde over de
wijzerplaat heeft afgelegd met dan de doorloping van 360 hoekgraden,
verdubbelt dit aantal zich wanneer intussen ook de wijzerplaat zelf, tegen
de minutenwijzeromloop in, een volle omwenteling tot in weer de
beginstand heeft afgelegd.
Trouwens, draait de wijzerplaat daarentegen met de wijzerplaat mee
wanneer deze een ronde van 360 hoekgraden doorloopt, dan is de wijzer
in betrekking tot de wijzerplaat alsnog 0 hoekgraden gevorderd.
Dit een en ander brengt de onderlinge relativiteit met zich mee; want
noch de schaalkracht noch de spreikracht staat er absoluut bij.

De u-reëel krachtige verbindingskracht wordt wel de kleine atoomkracht
genoemd.
En is dan de grote atoomkracht de al zo vaak genoemde "verticale"
u-oerkracht in meer/meest centraal het/de atoom/unokracht  -  als de
hier zo ook wel te noemen bindingskracht (bk).
De bindingskracht bindt de (solitair meer aparte of collectief meer
gezame) "bloemstelen" van centraal de protonmassa en concentraal
de neutronmassa in de "trechterbuis" bijeen.
Terwijl de verbindingskracht de electronmassa bindt aan atomair/
unokrachtig de u-reële kracht in de "trechtermond"  -  maar hiervan
te zijner plaatse nog nader.

Intussen, is de verbindingskracht nog niet volledig beschreven.
Want, draaien de schaalkracht en de spreikracht wat/meer tegen elkaar
in, zij zijn elk zelf reeds krachtig krioelende kolkingen, die ook zijdelings
met elkaar contacten hebben.
Als ook terzijde uit onder elkaar, als haaks op de onderlinge
tegengestelde draairichtingen der "schijven" van schaalkracht en
spreikracht in hun ontmoetingen, ontmoeten deze beide uitkolkende
"schijven"/krachten elkaar.
En deze overdwarse krachtige en krachtgevende contacten doen het
"schijvenpaar"/krachtenstel wat en al sneller rondwentelen om de
hoofdligger (hl) als (draai)as  -  hetzij, resulterend, linksom of rechtsom.
Deze zo te noemen atomaire/unokrachtige/kolkende rotatiekracht (rk)
maakt deel uit van de zo reeds genoemde verbindingskracht; waarmede
de rotatiekracht ook wel de sub-verbindingskracht mag heten.
Komt de schaalkracht met de spreikracht tot een "schijfvormige"
verbindingskracht, met de rotatiekracht/sub-verbindingskracht wordt de
nauw/krachtig met de spreikracht verbonden schaalkracht als "meer
ruimtelijk een eierschaal", of ook wel, als gezaam de verbindingskracht
en de sub-verbindingskracht, "het eiwit" met het/de atoom/unokracht
als "meer een ei", met daarin centraal "de eierdooier" als de u-oerkrachtige
bindingskracht.
En, zeg maar, vindt rudimentair het massale het meer in de verbindigskracht
der schaalkracht, segmentair de electronmassa vindt haar (om)loop in de
linksom of rechtsom draaiende sub-verbindingskracht/"eierschaalomwenteling"/
"eiwitomwenteling" (om de hoofdligger als as; en van dit een en ander nog
nader)  -  zoals losweg vergeleken, "bij de aardomwenteling der aarde, de
omloop van een kleine aardsatelliet om de aarde/aardevenaar".

Intussen, beweegt een atoom met dit al middels allerlei veldbotsingen naar
her en der, en dolt het door het Transcendente abstracte/rechte traliewerk.
Daarmede doorsteekt aldoor een andere hoofdligger het atoom  -  en ook
steeds anders.
Daardoor, bijvoorbeeld, wentelt een atoom met zijn sub-verbindingskracht
aldoor wat anders om ook steeds weer een andere absolute hoofdligger
als omwentelingsas.
Waarmede dan tevens, onder andere, onder atomaire/unokrachtige
invloed een dienovereenkomstige verandering van Transcendente abstracte/
inventieve gedachten aangaande dat atoom in het bijzonder of aangaande
de (on)stoffelijke natuur in totaal (zie van het abstracte en inventieve
denken ook denkthema 22, aan de hand van figuur c.).
Vanwege het absolute bestaan van het Transcendente abstracte
roosterwerk, is er aldus van Transcendentwege, van Transcendent
standpunt, consequentie van gedachten/denken aangaande allerlei gewoel
en gekrioel der (on)stoffelijke natuur.
Voor de (on)stoffelijke natuur zelf evenwel, ligt dat anders.

Het is wat anders, een rad van avontuur aan een staande mast vanuit het
standpunt van deze vaststaande mast te zien draaien en wentelen.
En het is wat anders, mast en rad vanuit dat draaiend en zwenkend rad
te bezien.
Volgens deze laatste zienswijze wisselen "boven en beneden, horizontaal
en verticaal, enzovoort" zich in snel tempo af, waarbij horizontaal is als
verticaal, enzovoort.
Deze laatste zienswijze houdt dan ook in, dat allerlei atomair wedervaren
minder in een straf beschouwingspatroon valt onder te brengen.
Bijvoorbeeld, is het electron zeg de uitgangspoort van u-oerkrachtig de
(on)stoffelijke natuur tot in oerniets "verticaal onderin".
Maar komt een electronmassa te bewegen in de rotatie(kracht) van een
atoom, dan verlaat de electronmassa haar standplaats "onderin"  -  en
is de "uitlaat" tot in oerniets overal te stellen.
Dat wil zeggen, waar in de (on)stoffelijke natuur in pro het bestaan iets
is, daaromtrent is er ook  -  als ook uit Transcendent standpunt acceptabel
  -  als anti het bestaan het oerniets.
En hiermede valt, mede gelet op de stelling dat overal waar iets is dit
direct of indirect voortbestaat met aldoor generering vanuit oerniets,
weldoordacht te werken.

Elk atomair bestaan kenmerkt zich met eerstens enig rudimentair bestaan.
Zonder enig, althans voldoende rudimentair bestaan als basis voor ook
een segmentair bestaan, bestaat er geen atoom, geen volwaardige
atomaire samengesteldheid.
Met eerstens/rudimentair een eigen bedding, richt een atoom zich daarin
segmentair in; een atoom installeert zich (segmentair) in slechts (rudimentair)
een eigen stal.
Het atomair bestaan ergens in de (on)stoffelijke natuur komt zo allengs meer
en meer op, zoals al eerder aangegeven/opgemerkt, met/in het vorderen der
heelalvlucht der (on)stoffelijke natuur aldaar.
Middels s-veldbotsingen kunnen meerdere p(seudo)-protonmassa's en
p-electronmassa's zich samenvoegen en zich zelfs vervoegen tot 
p-neutronmassa's, als een noodzakelijk drietal voor reeds het meest elementair/
eenvoudig atoom.
Maar eerst baseert dit drietal zich in een gezamenlijk/rudimentair gelegde
       
atoombasis; om voorts, als hierin
       (u-oerkrachtig) wortel schietend, wat/
       meer elk voor zich zich op te werken
       naar een atomaire (en ook moleculaire)
       segmentaire samenwerking.
       Zodat voorts mede vanuit de
       rudimentaire samengesteldheid de
 
     segmentaire samengesteldheid  van
       een atoom wordt uitgelegd.

       In de inkolkende/inkerende u-oerkracht/
       bindingskracht zal in electrische
       aantrekking (ea; figuur b.)  -  zie van de
       electrische intrekking/aantrekking ook
       denkthema 30, aan de hand van de
       figuren b-1, b-2  -  de electronmassa
       (em) wat/meer opwaarts trekken naar
       de meer gevestigde protonmassa (pm).
       En komt de electronmassa daarmede
       in (meer) contact met de rotatiekracht/
       sub-verbindingskracht (svb)  -  en met
het meer op "horizontaal" niveau komen ook wel wat/meer met de spreikracht,
(en middels de spreikracht met) de schaalkracht, de verbindingskracht (vb).
En zijn deze contacten tussen de kolkende electronmassa en de kolkende
sub-verbindingskracht wat/meer ontmoetingsrelatief, dan binden deze beide
zich met enige kracht (overeenkomstig vk/vk in figuur a.) aan elkaar.
Dat wil zeggen, eenmaal op elkaar intrekkend worden de botsingen heviger,
enzovoort, en zeer spoedig trekt de electronmassa tegen de draairichting van de
sub-verbindingskracht in met (zeer) hoge spoed  -  in een electronmassaomloop
(eo) om centraal de protonmassa.
Alsof de electronmassa eerst aan een (krimpende electrische) slinger hangt, om
voorts zeer spoedig met ook zeer hoge snelheid als te worden rondgeslingerd
om (de protonmassa in) het atoomcentrum.

Maar, bij tevens een segmentaire opwas/(op)bouw/samenstelling van het
atoom, is de electronmassa al minstens tweevoudig verbonden met de
protonmassa.
Namelijk behalve electrisch ook in een s-veldbotsing (sb) tussen een s-veld
van de protonmassa en een s-veld van de electronmassa, waarmede vooreerst
de (meer gevestigde/standvastige) p-protonmassa de (meer (om)zwervende)
p-electronmassa als een wat eigen vangst heeft ingevangen, om deze voorts
terstond als met een rudimentaire start segmentair atomair onder te brengen.
En hieruit trekt dan eerstens al de electronmassa in de door de desbetreffende
s-veldbotsing (sb) ook opgebrachte oerkrachtige intrekking/aantrekking aldoor
op de protonmassa aan.
Deze aantrekking heet de atomair middelpuntzoekende (aan)trekking  -  van
de electronmassa naar de protonmassa in het centrum van het atoom.

Echter, inmiddels draait de electronmassa  -  in haar reeds opgemerkte
electronmassaomloop (eo) om de protonmassa  -  tevens om de protonmassa;
en "slingert" het andere s-veld (sv) van de electronmassa "als door de ruimte",
door de omgeving van het atoom.
En komt hierbij dit s-veld van de electronmassa in vele en juist ook zozeer
meer hevige s-veldbotsingen met afwisselend steeds weer andere (s-)velden:
waarmede de electronmassa aldoor weer van de protonmassa in het
atoomcentrum wordt weggetrokken.
Deze wegtrekking, als aantrekking naar elders buitenaf, van het atoomcentrum
weg, heet de atomair middelpuntvliedende (aantrekking als weg)trekking (mpv)
van deze electronmassa.
En juist ook zozeer het evenwicht tussen de middelpuntzoekende kracht/
-(aan)trekking en de middelpuntvliedende kracht/-(weg)trekking van de
electronmassa, houdt de electronmassa alsnog vrij van de protonmassa in
een zekere atomaire electronmassaomloop (eo) om centraal de protonmassa.

Intussen zijn bij dit evenwicht ook de s-veldbotsingshoeken van belang.
In zo'n s-veldbotsing (sb) niet alleen weer de hoek waaronder de veldgangen
der desbetreffende s-velden elkaar treffen, maar ook de s-velddraaiingen om
de s-veldassen  -  zoals, in de desbetreffende s-veldbotsing, meer met elkaar
meedraaiend of meer tegen elkaar indraaiend.
Hoe frontaler deze s-veldbotsingen, hoe heviger de middelpuntzoeking en
doorgaans ook hoe heviger de middelpuntvlieding, daar de s-veldbotsingen
dan te meer in de draaiing der "draaischijf"'/sub-verbindingskracht zelf of in
het verlengde daarvan (naar buitenaf) plaats vinden.
Optimaal deze "draaischijf" gaat door zeg de evenaar van het atoom/
atoom"ei", als haaks op de atoomas/hoofdligger (hl).
Maar tevens zijn bij dit een en ander de electrische invloeden van belang,
en niet te vergeten ook de magnetische (mg) invloed.
Zoals al eerder opgemerkt, zijn juist in het segmentaire atoomspinsel de
electrische kracht en de magnetische kracht te heviger (dan in het
rudimentaire basisbestaan), waarbij deze beide krachten onder elkaar nog
van/in grootte kunnen wisselen en overwegen.

In het eerstens/rudimentair (onder andere) verbindend (vb) en roterend
(svb) atoom/atoom"ei"  -  dat is als "een roterende aardbol"  -  heeft het
magnetisme daarover/sementair zo zijn eigen loop; rondom/buitenom
trekkend van de magnetische noordpool (np) naar de magnetische zuidpool
(zp) en binnendoor trekkend van de magnetische zuidpool naar de
magnetische noordpool.
De magnetische gang is een resulterende gang aangaande meer de in de
unokracht als bovenuit stekende massa's, zoals bijvoorbeeld de
bindingstrek, de verbindingstrek en de sub-verbindingstrek ook resulterende
gangen zijn in overigens meer de unokracht zelf.
De unokracht en haar massa's bestaan uit legio inkerende en uitkerende
kolkingen; en is dit krachtig vóórtpulserend gekrioel zo tevens in gang  -  in
electrische gang en in magnetische gang, in schaalgang en in spreigang,
enzovoort.
Zeg maar, "diverse, dan deze of dan die overwegende Transcendente én
(on)stoffelijke activiteiten hebben, rudimentair meer aangaande de unokracht
en segmentair meer aangaande de massa's, dan meer deze en dan meer
die wind onder de onder elkaar krioelende en woelende, schier talloze
krachtig bruisende/trekkende wervelwindjes".
En in dit al heeft dan ook de magnetische werking haar wat/meer
corrigerende uitwerking op de desbetreffende atomaire werkzaamheid.

Overigens, is een s-veldbotsing/s-unobad (zoals sb) als unobad al even
volwaardig als een c-veldbotsing/c-unobad.
Met ook (in beginsel) electriciteit en magnetisme, electrische aantrekking/
wegtrekking en magnetische aantrekking/wegtrekking, (bindende/
kernende) oerkracht en reële spreikracht.
En in het kader/gewoel der atomaire unokracht, en haar massa's, ontpopt
en ontplooit zo'n s-unobad zich dan ook allerminst vreemd die unokracht/
enzovoort  -  als overeenkomstig een unokracht.
Alsook, bij meerder magnetisme vindt er dan ook magnetische aantrekking
en wegtrekking plaats (zoals reeds beschreven in denkthema 30 aan de
hand van de figuren c-1 en c-2).

Waarbij dan nog als terzijde valt op te tekenen, dat er geen enkel veld zelf
electrisch of magnetisch is, maar deze beide krachten zich opdoen in een
veldbotsing.
Een veld bestaat als zodanig uit slechts opgeslagen/"slapende" energie.
En gaat de veldenergie in slechts veldbotsingen, al verbruikend/gebruikend
en vergaand, over in allerlei kracht, zoals magnetische kracht en electrische
kracht.
Daarbij verkeert veldenergie wel in een zekere conditie/toestand  -  zoals
meer dicht of meer open (zie bijvoorbeeld denkthema 28, (aan de hand van)
de figuren f. en g.): of meer zeg bol/vol, hol/leeg of neutraal (zie denkthema
31, figuur c.).
Een meer volle conditie/toestand van de veldenergie is de conditie/
voorwaarde voor meer positieve/volle electrische lading; en is een meer
lege conditie/voorwaarde van de veldenergie de conditie/voorwaarde voor
meer negatieve/lege electrische lading  -  om voorts electrisch af/teniet te
gaan van vol naar leeg naar (oer)niets.

Maar voordat de segmentaire samengesteldheid van het atoom nog nader
wordt bezien  -  zoals de verankering van de protonmassa middels haar
ander s-veld (v) in het concentrisch centrum van het atoom ofwel in om
en nabij de neutronmassa  -  eerst nog iets over de mobiliteit.
Er valt hierbij een drieërlei bestaansactiviteit te onderscheiden.
De zo te noemen immobiele activiteit, de zo te noemen demobiele
activiteit en de zo te noemen mobiele activiteit.

De immobiele activiteit is zeg maar positionerend  -  in ontmoetingsrelativiteit
en in scheidingsrelativiteit.
In overwegend ontmoetingsrelativiteit "nestelt"/positioneert de activiteit 
zich in centraal deze relativiteit; terwijl daarentegen in overwegend
scheidingsrelativiteit het gepositioneerde/centrum zich weer oplost en
overgaat in uitgaande activiteit.
Vooral allerlei psychische activiteiten, zoals allerlei denkactiviteit, en
overigens ook nog wel allerlei kosmische activiteit (zoals in hoofdstuk 1
beschreven), heet aldus immobiele activiteit  -  als "zich voltrekkend volgens
deze of die lineaire lijn/(cirkel)diagionaal".

Verder, is demobiele activiteit zogezegd plaatsend.
Zo zijn de verbindingstrek en de rotatietrek in elk zijn rondomgaande/
afrondende (krachtige) activiteit van een zich plaatsende, demobiele
activiteit.
Er is veel demobiele activiteit; zoals ook al de spreikracht in een unobad
naar/in haar rondommegang van een demobiele activiteit is; of, als een
ander voorbeeld, is ook de veldenergie in haar draaiing om zeg de veldas
in demobiele activiteit.
Alle keringsactiviteit  -  zoals alle kolkingsactiviteit, reëel krachtig en
oerkrachtig, in unobad en in unodeeltje, in de unokracht en in/als elke
massa  -  is in demobiele activiteit.
Met veelal als voornaam onderscheid daarin de in de demobiele activiteit
ook immobiele activiteit: namelijk het onderscheid tussen inkerende/
inkolkende keringsactiviteit als meer (zich positionerend tot in een
(middel)púnt) immobiele activiteit en/tegenover uitkerende/uitkolkende
keringsactiviteit als meer (zich plaatsend in een rondómmegang/cirkeling)
demobiele activiteit.

En ten derde, de mobiele activiteit als vérplaatsende activiteit.
Veel zich plaatsende, demobiele activiteit is tevens mobiel, in verplaatsing/
beweging  -  wat trouwens ook geldt voor de immobiel positionerende
activiteit in het verleggen der positie.
Zeg maar, een waterdruppel, ergens  (immobiel) zich positionerend in enige
positie op een schoteltje, en (demobiel) zich wat uitbreidend tot/in een 
geplaatst plasje, is in het (mobiel) verleggen/verplaatsen van het (schoteltje 
met zijn) gepositioneerd/geplaatst drupje/plasje in beweging.
Zo is bijvoorbeeld de krachtig rondwervelende kolkende electronmassa, aldus
zo in demobiele activiteit, tevens in mobiele activiteit, alwaar deze in demobiele
activiteit afgeronde electronmassa ook (tegen de sub-verbindingskracht in) in
mobiele activiteit voorttrekt/voortbeweegt door zeg maar de atoom(eier)schaal.
Alsof zo'n electronmassa in deze haar mobiele activiteit rondom (de
protonmassa in) het atoomcentrum (niet wel onderscheiden) in demobiele
activiteit is.
Zoiets valt van veel keringen/kolkingen in de (on)stoffelijke natuur te zeggen;
en waar het tevens overwegend inkeringen/inkolkingen of overwegend
uitkeringen/uitkolkingen zijn, aldaar werkt dan ook de immobiele en
demobiele activiteit.

Vandaar ook dat voortaan, eventueel, al die keringen  -  in zowel immobiele
alswel demobiele activiteit  -  in ook hun onderling verkeer wordt samengevat
met de term: verkeringen/verkeersactiviteit/verkeringskracht.
Met nog wel het onderscheid van, indien het overwegend inkeringen/inkolkingen
betreft, interne verkering en/tegenover, indien het overwegend uitkeringen/
uitkolkingen betreft, externe verkering.
Aldus is de oer(krachtige)zuil, in eerstens een unobad en in ook een unokracht,
intern ofwel oerkrachtig in interne verkeringsactiviteit/verkeringskracht en
extern ofwel reëel krachtig in externe verkeringsactiviteit/verkeringskracht.
En valt er bij dit een en ander nog iets bijzonders op te merken.

Alle immobiele (im-im; figuur c-1.) krachtige activiteit, in het unobad (ub) van
een veldbotsing (tussen veld v en veld v'), verkeert in een ontmoetingsrelatieve-
scheidingsrelatieve (o - s-s) betrekking in dat unobad tussen die velden.
En heeft deze in de/het veldbotsing/unobad zich ontwikkelende immobiele
kracht nog weer invloed op de betrekking tussen die velden.
                                                                   Bijvoorbeeld, al hevig intrekkend/
            
aantrekkend worden de desbetreffende
            velden al strakker getrokken naar een
            meer frontale, heviger veldbotsing.
            Maar intussen gaat er ook wat/meer
            van deze actief/krachtig kerende/
            kolkende unobadactiviteit over van
            immobiele/lineaire activiteit/kracht
            naar demobiele/circulaire (dm)
  
          activiteit/kracht  -  als zeg van
            cirkeldiameter naar cirkelomtrek.
            En deze demobiele activiteit/kracht  
            onttrekt zich aan de unobad zettende
            betrekking der immobiele activiteit/
            kracht  -  en ontzet ook wel de
            veldbotsing (figuur c-2.) naar een
            meer terloopse veldbotsing (of
            juist ook wel omgekeerd).
            En is het demobiel geplaatste unobad
            ook nog wat/meer mobiel (mb; figuur
            c-1.  en  c-3.), het unobad actief/
                                                                   krachtig wat/meer verplaatsend, dan
verandert daarmede doorgaans nog weer de veldbotsingshoek (figuur c-3.) en
daarop de unobadactiviteit/unobadkracht enzovoort.

Kortom, het immobiel/demobiel/mobiel actief/krachtig middelend unobad wat
betreft een desbetreffende veldbotsing is zo wisselvallig/veranderlijk, dat er van
een gemiddelde verkeersactiviteit/verkeerskracht moet worden gesproken;
waarin allerlei veldbotsingshoeken, unobadactiviteiten/unobadkrachten,
immobiliteit-demobiliteit-mobiliteit verdelingen, enzovoort, aldoor (ten zeerste)
kunnen variëren tot alsnog een meer doorlopend gemiddeld resultaat  -  van
bijvoorbeeld ook segmentaire samengesteldheid.
En dit is ook het geval in de verankering, in s-veldbotsingen, van de protonmassa
om en nabij de neutronmassa  -  en waarvan nu voorts nog even wat nader.

Zoals al eerder vermeld, en trouwens ook reeds geschetst in denkthema 31 met
figuur b., verkeert de neutrale neutronmassa als in/aan de neutrale rand/wand
van de oerzuil tussenin ontmoetingsrelatief-scheidingsrelatief de inkerende
u-oerkracht en de uitkerende u-reële kracht van de unokracht.
En is de neutronmassa (nm; figuur d.) tweeledig; twee submassa's(/mesonmassa's;
m en m'), met elk een paar s-velden.
Twee van dit vie
rtal s-velden zijn met elkaar
      in s-veldbotsing (vb) in intern de
      oerzuil (oz - oz); een s-veldbotsing, in interne
      verkering, die de twee submassa's (in
      neutronmassaverband) bijeen houdt.
      Terwijl de andere twee s-velden (v en v')
      van dat viertal s-velden in het buiten van
      de oerzuil voorttrekken.

      Voorts, is nu het andere s-veld van de
      protonmassa (pm), dat niet in s-veldbotsing
      is met een s-veld van de desbetreffende
      electronmassa (em), in s-veldbotsing met
      een/twee s-veld(en) van de neutronmassa
      intern de oerzuil.
      Gevoeglijk ligt de protonmassa met dit
      haar s-veld als verankerd in de s-veldbotsing
      (vb) tussen het desbetreffend tweetal
s-velden van de neutronmassa  -  in het centrum van het atoom.
Deze complexe s-veldbotsing(en) is(/zijn) al bijeen in interne verkering, met
wisselende s-veldbotsingshoeken  -  bij een zekere gemiddelde s-veldbotsingshoek
     
  -  onder vooral ook de aldoor
     rondcirkelende electronmassa.

     Evenwel ligt hiermede de
     protonmassa met een van haar
      s-velden niet alleen als verankerd
     in het midden van een neutronmassa,
     maar beïnvloedt de protonmassa
     haar s-veld hierin tevens de
     neutronmassasamengesteldheid.
     De protonmassa (pm; figuur e.)
     haar s-veld is hierin als "de pols",
     die "de hand" der s-velden van de
     neutronmassa (nm) als meer kan
     openen en dichten in een gemiddelde
     hoek (gh); terwijl deze gemiddelde
     hoek kan variëren tussen extreem
     open ofwel 180 hoekgraden en
     extreem dicht ofwel 0 hoekgraden.
     En inmiddels kunnen enkele
     buitenaf uittrekkende/voorttrekkende
     s-velden van minimaal twee
     neutronmassa's, twee atomen (adm
     en adm'), nog weer in s-veldbotsingen
(vb en vb') zijn.
Zogezegd (minimaal) twee atomen in moleculair verband (mol)  -  maar hiervan nog
weer nader in het volgend denkthema.







                                                              * - * - * - *