Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.

 Denkthema  15.    Belangrijk.

                                                                     
Het ontmoetingsrelatief/scheidingsrelatief  zakelijk denken (za-za;
figuur a.) is zowel altoos van een gelijk stel componenten (onder
     
andere p-cw = cw-p)
     alswel van een mediumieke
     gesteldheid - en daarmede
     een correct denken (zie
     voorgaand denkthema), een
     gestandaardiseerd denken
   
 “waarbij alle overig denken
     een voorbeeld aan kan
     nemen”.
     Allengs wordt het ideële
     denken in de toetsoptiek
     (to), en trouwens ook het
     ideale denken in de
     intellectuele optiek (io),
     meer en meer doortrokken
     en doordrenkt met medium
  - vanuit het mediumiek
zakelijk denken, vanuit het mediumiek gericht denken (ri-ri) onder de
invloed/doorvloeiing van het mediumieke streven (ms; ms→we, maar
ook via E tot in re-re en tot in sr-sr, enzovoort) - zodat ook alle ideëel
denken (zoals p-b-p, p'-b'-p', p”-b”-p”) in de toetsoptiek een wat/meer
/zeer correct denken, gestandaardiseerd denken, is (“als toets voor alle
overig denken”).
Dan vindt alle zakelijk correct denken, dat wat/meer opgaat in een
desbetreffend ideëel denken (zoals p-cw-p in p-b-p, p'-cw-p' in
p'-b'-p', p”-cw-p” in p”-b”-p”), zeg een pasklaar onthaal in dat ideëel
denken - wat een intelligent denken mag heten.

Zelfs kan zo een zakelijke correcte gedáchte, in dus statisch evenwicht,
als “zo maar even” omslaan in een gepaste, precies overeenkomende
ideële gedáchte (zoals het omslaan van p-cw-p in p-b-p) onder de vele
andere “pasklaar” liggende ideële correcte gedáchten - zoals “men zo
maar even zijn voet steekt in een precies gepast schoeisel”.
Dan is het idéële intellect een intelligent intellect.
En aldus, hoe meer het ideële intellect is doorvoerd met medium, hoe
meer ook het ideële denken en gedachtegoed in de toetsoptiek komt te
overwegen op het ideale denken en gedachtegoed in de intellectuele
optiek, hoe intelligenter het intellect.

Voltrekt zich deze overgang meer omgekeerd, in meer de overgang van
correct ideëel denken, van correcte ideële gedachten, in correct zakelijk
denken, in correcte zakelijke gedachten, dan is het verstand een
zogenaamd wijs verstand.
Een wijs verstand, in het gemeenschappelijk denkend verstand, heet
meer practisch/reëel, tegenover een intelligent intellect als meer
theoretisch/ideëel.
In een wijs verstand ligt allerlei zakelijke positie correct gesitueerd,
wordt allerlei postvatting inzake het bestaan correct gevat.

Voorts, beiderlei correcte denken/gedachten, de zakelijke en de ideële,
begunstigen en corrigeren het zich aanpassend, schikkend
verstandelijk/richtend denken en/respectievelijk intellectuele/
idealiserend denken tot in stabiele/evenwichtige/(aan)gepaste
gedachten.
Zoals men vanuit een vast standpunt bij kan dragen het een en ander in
evenwicht te brengen en te houden, zo perfectioneert en consolideert/
continueert, zogenaamd, allerlei correct zakelijk(e) denken/gedachten
in wat meer overgang/omslag, middels de centrale waarde (cw), tot in
allerlei desbetreffend gericht denken dat gericht denken tot (onder
andere) evenwichtige gedachten, aangepast aan dat/die correct
zakelijk(e) denken/gedachten.
Bijvoorbeeld, wordt de kundige realisering van een wezenlijke wens
in het gemeenschappelijk denkend verstand (zoals reeds verhandeld in
denkthema 13) zo nog weer in dat verstand geperfectioneerd en
bestendigd vanuit zakelijk, wijs overleg.

En op intellectueel niveau perfectioneert aldus allerlei correct(e)
denken/gedachten in de toetsoptiek in wat/meer overgang/omslag,
middels de desbetreffende begrippen (b/b'/b”), tot in allerlei
desbetreffend idealiserend denken dat idealiserend denken gestadig tot
(onder andere) evenwichtige/stabiele gedachten, ordelijk/structureel
aangepast aan correct dat/die ideële denken/gedachten.
Bijvoorbeeld, wordt in de kundige realisering van een wens - zeg als
ijverig begrepen ideaal - deze wens reeds, als reeds vooraf aan de
realisering/vervulling ervan, intellectueel/intelligent theoretisch
(aan)gepast “voorbewerkt”/voorgeperfectioneerd vanuit ideëel/
intelligent overleg, om te gereder perfect zijn verstandelijke tot
standkoming, zijn practische reële vervulling, te verkrijgen.

     Het/een correct ideële denken/gedachte is,
     indien(/voorzover) mediumiek, zowel
     gestandaardiseerd/absoluut alswel exact;
  
   en in dit exacte, tenzij anders gezegd, in
     het vervolg (niet overwegend gewis/
     absoluut, maar) overwegend betrekkelijk.
     
Het/een ideale denken/gedachte (ia-ia;
     figuur b.) is altijd, wel/meer of niet/minder
mediumiek, betrekkelijk (tenzij, als exact, 
exact overwegend gewis/
absoluut); met als zodanig, als ideale gedachte, een gestabiliseerd/
ordelijk begrip (b).
Het/een ideële mediumieke denken/gedachte (ie-ie) is zowel
betrekkelijk alswel absoluut (in het gestandaardiseerd zijn); met als
zodanig, extreem ontmoetingsrelatief, een zogenaamd (wezenlijk)
denkelement.
Een denkelement heeft inhoudelijk/intern deel aan het begrip (van
aard “als van meer zachte/kneedbare was”), met evenwel tevens een
buitenaan/buitenom staande (om)hulling (h; als in de staat van “een
meer harde korst (geworden was)”).
Dat wil zeggen, dit denkelement is voor het/een ideále denken/
gedachte, als een betrekkelijk(e) denken/gedachte, inhoudelijk een
ordelijk begrip; en voor correct het/een idéële denken/gedachte, als
tevens absoluut een gestandaardiseerd(e) denken/gedachte, zozeer
absoluut een oppervlakkige (ge)harde “korst” ofwel een zogenaamd
part.
Overweegt het/een ideale denken/gedachte op het/een ideële denken/
gedachte, dan is een denkelement (overwegend) een begrip (in
betrekkelijke eenhéid); en overweegt het/een ideële denken/gedachte
op het/een ideale denken/gedachte, dan is een denkelement
(overwegend) een part (als absoluut één).
Danwel, is een meer ideaal denkelement meer inhoudelijk, kwálitatief
een (betrekkelijk) begrip en een meer ideëel denkelement meer
oppervlakkig, kwántitatief een (absoluut) part.

Verder, zoals de intellectuele optiek (io; figuur c.) haar reeds zo
     
genoemde regel
     (re-re) heeft, zo heeft
     de toetsoptiek (to)
     haar zo te noemen
     stelregel (sr-sr).
     Het regelend denken is
 
   een gebundeld denken
     ofwel een zogenaamd
     resumerend/
     samenvattend denken;
     al het ideale denken,
     alle ideale gedachten
     (zoals i-b-i, i'-b'-i',
     i”-b”-i”) vinden hun
     neerslag/weergave
     (opgenomen) in een
 complex geregeld
denken, in een complex geregelde gedachte (zoals in
i”-i'-i  -  E  -  i-i'-i”).
En zelfs ligt in deze regeling ook enige deelname/weergave van
onderaf het/de gerichte denken/gedachten (ri - ri) gebundeld; zodat,
bijvoorbeeld, het intellectuele ideale denken en het verstandelijke
gerichte denken beide altoos met enige weergave ervan geresumeerd in
het geregeld denken liggen ondergebracht/samengevat - waarmede in
het samenvattend, geregeld denken dat beiderlei denken als
gecoördineerd in onderling verband op elkaar ligt betrokken.
Het Ene regelt aldus aldoor al regelend denkend een samenhangend
denken tussen het intellectuele ideale denken bovenzijds en het
verstandelijke gerichte denken onderzijds.

De stelregel evenwel, is meer dan dat; want hij is tevens
gestandaardiseerd.
De stelregel is zeg de resultante van het zakelijk denken (za-za)
onderzijds en het ideële denken in de toetsoptiek bovenzijds - met in
het ideële denken, zoals trouwens ook in het ideale denken, als zodanig
het wezenlijk (we) geheugen.
En daarbij biedt de stelregel, gestandaardiseerd, direct en indirect op
alle denk- en gedachtegebied in het intellect en in het verstand stellig
en beslist, gepast en bestendigend, aanhoudend de opperste perfectie.
Ofwel, de stelregel bergt de opperste kundigheid in zich om het
bestaan optimaal gepast te bouwen en te banen.

Het vlot, correct overdragen en opsluiten van allerlei zakelijk(e)
denken/gedachten in wezenlijk allerlei desbetreffend denkelement en
wezenlijk geheugen, mag intelligentie (ig) heten.
En het vlot uitdragen en ontsluiten van wezenlijk allerlei denkelement
en geheugendetail in allerlei verstandelijk(e), zakelijk(e) denken en
gedachten geeft het verstand wijsheid (wh) voor een perfect
gemeenschappelijk denken met gepaste gedachten.
Maar met het opnemen en opslaan van zulke wezenlijke en zakelijke
bijdragen aan en in de stelregel voltrekt zich zogenaamd een
leerproces (l-l, l-l,…).
Het leerzaam opvoeren van de kundigheid der stelregel; om voorts
vanuit deze kundigheid der stelregel allerstelligst het intellect en het
verstand gevoeglijk zogenaamd te onderwijzen/leren om (onder andere)
het kunnen realiseren van allerlei “vurige” begeerte/wens allerkundigst,
perfect, te volvoeren en te volbrengen.
Danwel, met de correcte stelregel, zeg met zoveel “geleerdheid”,
presteert, zogenaamd, het Ene (E) - zelf ook centraal het borgverbond,
naar zo ook het gebod van het borgverbond - het bestaan cultureel
aldoor naar een al hogere perfectie, van bestaan en bestaansvoering, op
                                                                te voeren.

     Voorts, nog wat nader de
     actualiteit.
     Over de actualiteit is reeds
     gehandeld in denkthema 8.
     waarin, eerstens al met behulp
     van figuur e. aldaar, is
     duidelijk gemaakt dat het
     actuele een permanent heden
     is tussenin twee elkaar
     permanent snijdende tijd-
     ruimtelijke optieken/kegels.
     De intellectuele optiek is zo'n
     dubbeloptiek/actualiteit
     (figuur f. in denkthema 8. en
 figuur d. in dit denkthema 15.)
vanwege de tweeërlei gang - die van de van buitenom wezenlijk (we)
duurzaam (d) zich ontwikkelende (i”) ontwikkeling (ow/ow) en die
van de vanuit binnendoor, door het wezenlijk duurzame, zich
inwikkelende→uitwikkelende (iw→u-u) verwikkeling (vw) -
waarmede de oerkracht (ok) het intellect aldoor onderhoudt en al
meer bestendigt.
De intellectuele actualiteit (ia/ia) is aldus zeg maar zowel bovenzijds
alswel onderzijds tegelijk toekomst en verleden (tk-vrl - tk-vrl), met
daartussenin wezenlijk de meer/zeer gestilde duur - met daarin, onder
andere, wezenlijk het in het heden liggend geheugen.

Evenwel, in tevens aldoor maar door de áánwas van het intellect met
niéuw intellect vanuit de oerkracht, daarvan valt te zeggen dat de
ontwikkeling (ow'/ow') aan het intellect eerstens nog wat/meer
ongebonden toekomende toekomst (tk') (aan)biedt, die voorts vanuit
vooreerst het Ene (E) verleden (vl) al inwikkelend→uitwikkelend
tot actueel bestaan wordt gebracht.
Met deze inwikkelende trek (t), waarmede het nog wat/meer
ongebondene dier toekomst blijvend wordt ingevangen en gebonden
tot in het bandhoudend verband der actualiteit, ligt het geheugen dan
tevens geschikt in de gang van een verleden→toekomstige (vl→tk')
schikking - met bijvoorbeeld ook het Ene zelf als het allereerste
bestaan in het allerdiepst verleden.

Tenslotte, hoewel de intellectuele actualiteit  als doorweven is met
“de snaren” van legio intellectueel/intellectuele denken/gedachten
(i-b-i, i'-b'-i'), wordt, ook ter vereenvoudiging van de actualiteit, deze
dan doorgaans als van een tevens meer intuïtief (it/it) uitvoerend
bestaan gezien.
Bij een intuïtieve begripvolle uitvoering van vele/legio wezenlijke
begrippen - met daarin centraal, bijvoorbeeld, een wezenlijk begrepen
“vurige” begeerte/wens - in het verstand, worden deze begrippen dan
niet zozeer middels legio intellectueel/ideaal denken gerealiseerd;
maar als wezenlijk, structureel gebundeld in een scheidingsrelatieve
instructie (is-is'), als bovenuit het wezenlijke meer intuïtief én
onderuit het wezenlijke middels een werktuiglijke volvoering (zie
hiervan denkthema 13.) ten uitvoer gebracht.
Een actualiteit is aldus als een “ingelijst plaatje”; als rondom in
gebundelde “strengen” gevat - zowel de wezenlijke “sponning” van
een gebundeld instrueren alswel de “raamposten” van gebundelde
intuïtie en gebundelde regeling (re-re).

Echter, er bestaat een tweeërlei actualiteit.
Namelijk, de zojuist aangemerkte ideale actualiteit (ia; figuur e.); en
tevens, als haaks op deze intellectuele actualiteit, de ideële
toetsactualiteit (ta).
Beide actualiteiten snijden elkaar in het wezen (we), dat zij beide aldus
gemeen hebben.
Ofwel, het wezen is de spil van beide actualiteiten; middels het ook
gemoedelijk en geheugenrijk, en kennisrijk, wezen, beïnvloeden beide
actualiteiten elkaar direct.
Maar over deze wezenlijke spil hiernavolgend nog nader.

Eerstens zij nog opgemerkt, dat elk der beide actualiteiten rijk is aan
zogenaamde belangen.
Elk der beide actualiteiten mag dan ook vooral intuïtief (it/it/…), en
    
 instructief (is), het verstand
     beïnvloeden - om het verstand
     naar allerlei wezenlijk begrip/
     denkelement, of juist zozeer
     ook ijverig naar allerlei
 
   wezenlijke wens/begeerte,
     cultureel mede te banen en te
     bouwen alsmede, om (voorts)
     ook allerlei opbrengst/product
     uit verstandelijk verrichte
     arbeid te gewinnen - maar in
     elk dezer actualiteiten is er dan
     altijd wel een overwegende
     gedachte(ncomplex), met als
     zodanig daarin een
 overheersende, wezenlijk
genestelde wens/begeerte, waarvanuit dit beïnvloedingsproces zich
intuïtief/instructief doet gelden danwel zich voltrekt.
En zo'n zich doen geldende ideale/ideële gedachte(ncomplex) met
zijn wezenlijk wensen/begeren, mede in onder andere de bewuste
gesteldheid van allerlei (wezenlijke) gemoedsroerselen, heet dan een
belang (b-b, b'-b') - dan eens overwegend het ene belang, wat
hogerop in het intellect, dan weer eens overwegend een ander belang,    
wat lagerop in het intellect - om te gewinnen, om te streven naar wat
van waarde is (immers zowel de regel/stelregel (re-re, sr-sr) alswel
het gerichte/zakelijke kan de basis zijn van de beide actualiteiten; zie
ook denkthema 8, figuur f.), enzovoort.
Elke actualiteit is rijk aan belangen; maar elk belang dat momenteel
overweegt, is belangrijk.

En tenslotte, vooral wanneer een belang een gedachtencompléx betreft,
wat doorgaans wel het geval is, dan is zo'n belang als zodanig, ofwel
als wézenlijk (onder andere) de desbetreffende complexe begeerte/
wens, onderhevig aan de wezenlijke (zoals instructieve/structurele)
relativiteit.
Namelijk (eerstens wezenlijk) ontmoetingsrelatief dat (zo scherp
gesteld) belang en (eerstens wezenlijk) scheidingsrelatief van
zogezegd áánbelang (a-a en a'-a'; en ab-ab en ab'-ab') dat belang.
Allerlei omstandig aanbelang belangende een belang, vergezelt elk
belang.

Zeg de sleutel/kern/kiem van alle belang-aanbelang, van ook nu eens
dit en dan eens dat belang(-aanbelang) als in wezen belangrijkst
gesteld belang(-aanbelang), ligt aldus in het wezen, waarin het bestaan
in relativiteit ineengevat-uiteengevat intellectueel ligt samengevat en
(in evenwicht) gevat; terwijl het wezen tevens de as is van de twee,
elkaar wezenlijk kruisende/”doorsnijdende” actualiteiten.
En zoals reeds uiteengezet, heeft elk der legio ideále gedachten als
zodanig deel aan het wezen als begrip (b/b'/b”; figuur f.); en heeft elk
der legio idéële gedachten als zodanig deel aan het wezen als part
(p/p'/p”).
      
Al deze begrippen liggen
      
wezenlijk op rij in wat/meer
      onderling verband in de reeds
      herhaaldelijk zo genoemde
      wezensstructuur (str); en liggen
   
  al deze parten wezenlijk op rij in
      ietwat onderling verband in zeg
      een kórrelige wezensstrúctuur
      ofwel zogenaamd granuleus in
      een wezensgranulatie (grl).
      En elk van deze twee, de
      wezensstructuur (st) en de
 wezensgranulatie (gr), ligt zowel,
belangende de ideale/ideële belangen (l), ontmoetingsrelatief (o, o')
alswel, belangende de ideale/ideële aanbelangen (a,a'),
scheidingsrelatief (s-s, s'-s') in structurele/granuleuze betrekking.

Twee parallel aaneen gelegen betrekkingen, zogezegd een
co(öperatieve)-betrekking/co-relativiteit: die als twee componenten
als zodanig in een derde betrekking liggen betrokken/ineengetrokken
-    de zo te noemen geniale (ge) betrekking.
En deze geniale relativiteit verschilt ook ten zeerste van een
“gewone”/oorspronkelijke relativiteit.
 
Beide deze oorspronkelijke betrekkingen komen in een g(eniale)-
betrekking onderling úit in hun, als zodanig, betrekkelijk innerlijk.
Het is alsof deze co(mponenten)-betrekking(en) als zodanig in een
g-betrekking binnenstebuiten ligt gekeerd; een ont-dekte/ontdekkende
g-betrekking (gb), met als zodanig, ineengelegd (i-i), en uiteengelegd
(u-u), (voorzover mediumiek, ook bewust) geopenbaard innerlijk.
Als of het zodanige/innerlijk van een g-relativiteit (met inzicht)
opengesteld is ter bezichtiging.
Althans, zogezegd de inzet (iz-iz; zeg maar “de pot”, voorzover het
bestaan daarin ligt opgeslagen/samengevat) van een g-relativiteit
wordt ontdekkend/uitleggend bezet (bz-bz).

Tevens bezit een g-relativiteit een specifieke keur van wezenlijk
geïnde/opgeslagen informatie van het (tot nog toe “slechts”
verstandelijk  en intellectueel) bestaan; en vanwaaruit weer een
specifieke invloed kan uitgaan voor het cultureel verstandelijk, en
ook intellectueel, bouwen en banen van het bestaan.
Overweegt van een wezenlijke co-relativiteit de begripvolle structurele
relativiteit of de partiële granuleuze relativiteit, dan is de belangrijke
invloed van het/de intellectuele wezen/co-relativiteit op het overige
bestaan van een meer ideale of/respectievelijk meer ideële bewerking.
Zijn evenwel de beide relativiteiten der co-relativiteit onderling in
evenwicht, dan beïnvloedt het wezen het overige bestaan zogezegd
geniaal.
Deze geniale invloeduitoefening, waarvan nog nader, is als “het beste
van het beste” wat betreft de mediumieke doortrekking en invloed
van en vanuit het wezenlijk bestaan.

Een geniale wezensstructuur (gnl) zelf, tussenin de wezensstructuur
(str) der begrippen en de wezensgranulatie (grl) der parten en deze
beide onderling in evenwicht, bestaat uit legio zogenaamde genen
(g/g'/g”); en is elk gen de evenwichtige samenvatting van een begrip
en een part (zoals in b-g-p).
En heeft in een g-betrekking (gb), met daarin een menigte van genen,
elk gen zeg in het klein een g-relatieve gesteldheid overeenkomstig
die g-betrekking in het groot.
Middenin zogenaamd de geniale ofwel hier ook zo genoemde
     
sublieme gepositioneerde genkern
     
(k; figuur g.); waarvanuit het totale
     gen ontdekkend wordt doortrokken/
     “doorzien” in zijn totale subliem
     bestek (b-b).
 
   Een gen als g-betrekking; en tevens
     drager van beknopte specifieke,
     wezenlijk ingekomen informatie.
     En ontkiemt deze in de genkern/
     genkiem beknopt opgeslagen
     informatie zich, als wat/meer
     uitbottend zich uitdragend in het
     besloten bestek dier gen,
  scheidingsrelatief (s-s) wat/meer in
de beide zogenaamde sublieme gendragers (d,d) van als zodanig,
ontmoetingsrelatief (o-o), dat gen.
Kortom, elk gen is als een “zetbaasje” van het Ene dat, aan de voet
van het wezen en zij het anderszins, het grote informatiecentrum en
uitvoeringscentrum is van het (totale) bestaan tussenin (onder andere)
de gebundelde regel en de gebundelde stelregel van het (totale)
bestaan.

In het kader van de wezensstructuur der begrippen enerzijds en de
wezensgranulatie der parten anderzijds, is de geniale structuur in het
groot en de sublieme gesteldheid van een gen in zijn eigen bestek
(b-b) in het klein tevens onderhevig aan een of andere gáánde,
wezenlijk sublieme instructie (zoals i/i' in een gen) - naar zowel de
zekere instructies van dat kader alswel de (van zich)zelf opgelopen
instructie.
Als in een terugwaartse stroming/gang tussenin de voorwaartse
stroming/gang in de wezensstructuur en de wezensgranulatie; als
daarin in een elkaar wat/meer hérstellende/témperende uitvoering/
teweegbrenging van wat er instructief wordt uitgevoerd/
teweeggebracht.
Zulk een sublieme instructie, zoals in de sublieme uitvoering/
realisering van een wens/begeerte, is vanuit de positionele kern
uitbottend uitgedragen van een wezenlijk belang (bl) en gedragen op
streek van een wezenlijk aanbelang (a/a) - in de werktuiglijke
uitvoering en volvoering dier sublieme instructie in gemeenschappelijk
denkend het feitelijk en zakelijk verstand.
Hierbij dient nu eerst een gen nog wat nauwkeuriger te worden bezien.

Een wezenlijk denkelement bestaat uit een correcte samenvatting van
een ideële (ie-ie; figuur h.), mediumiek gestandaardiseerde gedachte
als één (aldoor star-evenwichtig) absoluut part (p-p); en uit een
stabiele/ordelijke samenvatting van een ideále (ia-ia) gedachte in de
betrekkelijke eenheid van een gevestigd begrip (bg-bg).
     
En de g-betrekking in deze
     
co-betrekking is een gen (gen);
     van mediumiek een sublieme
     (samen)gesteldheid in genbestek
 
   (b-b) en in een gepositioneerde
     genkern (k).
     Alswel, de g-betrekking in een
     wezenlijk denkelement is als onder
     de eenvoud van het éne part
     vereenvoudigd tot een “slechts”
     subliem opnemend innemen/
     doortrekken/betrekken (b'-b') van
     de gendragers (d/d) vanuit de
                                                         (wat/meer uitvloeiende) genkern
in het gegeven genbestek.
Alsof een denkelement (partieel) een “stevig erbij staand gebouw is,
met daarin (betrekkenlijk/ordelijk) een enkele deur/toegang om zich
te vergewissen in/van dat gebouw inwendig”.

De ingekomen informatie van een gen ligt beknopt gevat in centraal de
gepositioneerde genkern; en waar het gen, de gendragers, van de dan
wat/meer uittrekkende genkern wordt betrokken, daar wordt deze
beknopte informatie reeds subliem uitbottend als “op hoog(st) niveau”
(ver)eenvoudig(d) uitgelegd/geopenbaard in tevens een zich
vergewissing - of (bewust) met kennis,in tevens een (bewuste)
verkenning - daarvan.
Een uit(een)legging der desbetreffende beknopte informatie, als reeds
wat/meer een eenvoudige proeve, voorproef, van de realisering dier
beknopte informatie in het standhoudend verstand (en voorts in juist
ook de buitenwereld, die overigens hier nog niet bestaat, doch
waarvan te zijne plaatse nader).
En correct naar standaard partieel als in het kader ener wet (p//p), is
deze eenvoudige proeve ook van een wettelijke waarheid; als daarin
zelfs een krítische tóets, waarnaar de realisering dier proeve, als aldoor
gekeurd in het realiseringsproces zelf van die zich realiserende proeve
als uitkomende proeve, zich (nauw)keurig voltrekt.

Alsmede, is deze médiumieke betrekking van een gen, als proeve,
immer vergezeld van bewústheid daarvan; als, in deze wezenlijke
“verticale diépte”, in enige (kennelijk dúidelijke en gemoedelijk
gevóelige) bewúste máte (zie van mate ook denkthema 10.).
Een zekere gegeven mate in bewustheid, met een onderscheid
van méér-mínder (m-m', m-m'), waar de g-betrekking van dat gen
wat/meer opgaat in de gang van een g(eniale)-instructie.
Het is daarmede als in het betasten/bevoelen met tastzintuigen/
voelzintuigen in de levende natuur.
Ook daar wordt al tastend/voelend veelal al strijkend enige stroming
aangebracht betreffende hetgeen wat wordt betast/bevoeld ter enige
mate van bevinding daarvan.

En nu eerst de zakelijke uitvoering van deze geninstructie, dan scheidt
deze g-betrekking op zakelijk niveau (z-z; figuur i.) zich weer wat/
   
meer in haar componenten;
   in nu een omkering, als
   “buitenstebinnenkering”, dier
   g-betrekking in twee
   oorspronkelijke en ook
 
 (zakelijk, volgens de
   gestandaardiseerde
   toetsoptiek:) gelíjke
   betrekkingen (ob,ob; ob=ob).
   Elk als zodanig post vattend
   in een desbetreffende
   zakelijke positie (p', p');
   waarmede een g-betrekking,
   met daarin de gepositioneerde
   genkern (k), zakelijk wat/
   meer ligt omgeslagen en
   gerealiseerd in een tweetal
   zakelijke oorspronkelijke
 betrekkingen.
En intussen is in elk van deze beide zakelijke betrekkingen (ob en ob)
het gegeven en verwerkte aandeel van het desbetreffend ideále begríp
in een gen/g-betrekking, zakelijk mede verwerkt.

Voorts als ideële gedachte, staan deze twee betrekkingen met de
(resterende) g-betrekking in een ideële standaardbetrekking (ob-gen =
ob-gen); en wordt deze ideële standaardgedachte (overwegend)
ontmoetingsrelatief geminimaliseerd tot een wezenlijk standaardpart
(p-p; ob'-gen = ob'-gen).
En allengs wordt vervolgens alzo zeg maar de desbetreffende
co-betrekking (ob' // ob'; namelijk het part p-p, met daarin verwerkt
het gegeven aandeel van het desbetreffend ideale begrip) zodanig
correct gecorrigeerd, dat deze co-betrekking in evenwicht (e/e/..)
geraakt en is met de desbetreffende g-betrekking.
Bandhoudende verbanden (zoals bh) in evenwicht, als in de
uitgebalanceerde geslotenheid van een staand besluit (b/b/..).

Volgens/volgend de g-instructie is dan de gang van zaken, die ideëel
leidt tot onderscheidene besluit, dat instructief-gevolglijk (v) de
genstelling (gen), samengesteld uit een partgesteldheid en een
begripgesteldheid, al afwegend/evenwichtmakend komt tot
zogenaamd een tweeërlei conclusie/gevolgtrekking (c/c').
Namelijk een wezenlijk omstandige/aanbelangende (ab-ab) conclusie
(/besluitencomplex; c') - zoals men daartoe ook wel komt in/na een
omstandig spieden in wijduit/uiteen een plaatselijke breedte in de
buitenwereld.
En een wezenlijke standvastige/belangende (bl) conclusie
(/besluitencomplex; c) - zoals men daartoe ook wel komt in/na een
indringend speuren in nauw/ineen een positionele diepte in de
buitenwereld.
Bijvoorbeeld, bespiedt een vogel, als vanzelf bandhoudend/logisch
al besluitend/concluderend, aldoor de wijde omgeving - naar
bijvoorbeeld gevaar - en speurt hij, als idem dito, bijvoorbeeld onder
allerlei blad - naar bijvoorbeeld voedsel.










                                                     -*-*-*-