Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.

Denkthema  16.   Tal en taal.                  

                                                                           
In een zowat belangeloos, intellectueel denken wordt er veel gedacht
in de met legio gedachten bezette intellectuele optiek (io; figuur a.)
ofwel ideaal denkende actualiteit (act).
Als van her naar der zwervend, gaat het intellect over van de ene,
     
ietwat overwegende
     gedachte op een andere,
     ietwat overwegende
     gedachte.
  
   Doch daarentegen,
     wanneer het verstand (vs)
     als wat dieper in de
     oerkracht (ok) verzonken
     ligt, gaat er meer/veel
     energie (e) over in
     oerkrachtige ijver/activiteit,
     die (onder andere) een
     hevige begeerte (bg)
     opwekt in wezenlijk (we)
     het intellect: en het gezapig
     denken trekt zich samen tot
     een denken(de
     gedachtencomplex) van
                                                                     meer/zeer overwegend
belang (bl - bl).
Waarbij tevens het standhoudend verstand reëel krachtig een meer/zeer
ijverig/driftig gedreven bedrijfsoptiek (bo) is; met maar (zeer) weinig
gemeenschappelijk denken (in een horizontale doorsnee der
bedrijfsoptiek) en (zeer) weinig individueel denken (in een verticale
doorsnee der bedrijfsoptiek).
En hiervan nu eerstens wat nader.

De als belangrijk opgewekte wens/begeerte “ontlaadt” zich weer, in de
intellectuele uitvoering/realisering daarvan, zowel zeg wezenlijk zij-uit
intuïtief (it/it) - als in één gebundeld uitgaand denken van(uit) een
wezenlijk denkelementencomplex/begrippencomplex (bg) als tevens
die wens/begeerte - alswel wezenlijk onderuit instructief (is).
De intuïtieve ijverige uitvoering van die zekere belangrijke begeerte
voert enerzijds in een zekere instinctieve (ist) voering/”schaal” (v), die
energiek een zekere ijverige bedrijvigheid levert; en anderzijds in de
kegelbasis dier bedrijfskegel, de werkzame werkelijkheid (w).

En zoals al eens eerder aangegeven (in denkthema 2.), gaat dan wat/
meer potentiële energie over in kinetische energie ofwel in vermogen
(vm), als statisch vermogen(sactiviteit; s-s') en als dynamisch
vermogen(sactiviteit; dy) en verricht dit vermogen (doorgaans)
arbeid.
Ofwel, is vermogen altijd wat/meer krachtige activiteit danwel
spanning: en verkeert elke optiekbasis/kegelbasis - zowel die van de
intellectuele optiek (io), van de oerkrachtige “optiek” (ok) alswel van
de reëel krachtige bedrijfsoptiek (bo) - in een vermogende spanning.
En waar zo'n vermogende spanning in statisch evenwicht voorts
overgaat in een doorslaand overwicht (bijvoorbeeld s groter dan s', of
s' groter dan s), dan gaat ook al wat in die vermogensspanning
verkeert, daarmede doortrokken is, (mede) actief op gang naar ook
buitenuit danwel, daar verricht het vermogen arbeid.
Bijvoorbeeld, zoals al meermaals opgemerkt, verricht de (mediumieke)
kegelas van de bedrijfskegel arbeid (ar-ar), waar de spanning in de
basis der (verlengde) intellectuele kegeloptiek en in de basis der
oerkrachtige “optiek” - terwijl deze beide bases de kegelas der
bedrijfskegel uitmaken - doorslaat in centralisatie boven
decentralisatie, of andersom.

De bedrijfskegel, die (vanuit centraal de waarde (wa) aangemerkt)
rechtsom kerend/draaiend inkeert tot in (ineen/verborgen) energie (e)
en linksom kerend uitkeert tot in (uiteen/openbaar) vermogen (vm),
verkeert in zijn extremen in ook hier wel het zo te noemen zelfstandig/
feitelijk bestaan van twee roterende “schijven”/cirkels.
Zogezegd eigenlijk feitelijk de in het verborgen nauw werkzame
roterende geaarde energie; en werkelijk feitelijk het in het openbaar
vlot roterend actief vermogen - terwijl elk van deze beide feiten
diametraal in ook wel een (veelal on)evenwichtige staat verkeren.
Meer décentrerende feitelijke rotatie verhevigt de spanning van de
feitelijke diameter naar zijn uiteinden (zoals in dy→s-s'); en
overwegend céntrerende feitelijke rotatie verhevigt de spanning  van
de feitelijke diameter naar/in zijn middelpunt (zoals m; en zoals in
dy→m) - waarbij in beide gevallen, en overigens zowel in het
openbaar alswel in het verborgen, dynamische activiteit/spanning wat/
meer overgaat in statische activiteit/spanning.
En terloops zij hier opgemerkt, dat aldus ook elk zelfstandig feit in het
gemeenschappelijk denken over het vermogen beschikt arbeid te
verrichten - waar een spanningsevenwicht overgaat in een doorslaand
overwicht.

Maar intussen kan in zogezegd, in ook de bewustheid van wezenlijk
het gemoed, een zekere belangenbehartiging - naar ook zeker(e)
omstandigheden/aanbelang - het intellect vanuit een zekere wezenlijke
begeerte in/middels de bedrijfskegel ijveren naar feitelijke
arbeidsverrichting.
Bijvoorbeeld naar constructieve/opbouwende arbeidsverrichting van
het intellect zelf, in de bedrijvige aanwending der opgewekte drift
daarnaar (zoals in s groter dan s'); of daarentegen naar destructieve/
verwoestende arbeidsverrichting ten gunste van een oerkrachtige
bandeloosheid/chaos (zoals in s' groter dan s).
Ofwel in het arbeiden ter productie, danwel ten voordele, van een ding
(zoals in d←s-s'→d), in de opvatting van een kegel/kegelmantel als
een ding (d/d/…).
Of, in een opkomend gemeenschappelijk/individueel denken, in een
overwegend gericht, waarderend (→wa←) denken, bij een navenant
arbeiden(d streven; zoals in s-s'→m→wa).

Juist ook al wezenlijk instruerend (is) is deze arbeidzaamheid te
beïnvloeden.
Indien de instructieve ijver, de desbetreffende begeerte te realiseren,
groter is dan de desbetreffende intuïtieve ijver daarin, dan kan de
bedrijfskegelas meer décentrerend arbeid verrichten (ar←→ar).
Dit is, in een opkomend gemeenschappelijk/individueel gericht
denken, in een ontwarend (begeren te) denken.
En in een vóórttrekkende gang van zulk een arbeidzaam denken, zal er
dan feitelijk, zowel eigenlijk/energetisch alswel werkelijk/vermogend,
wat/meer ineen staande statische activiteit/spanning overgaan/uitgaan
in uiteen staande statische spanning (zoals in m→s-s'); of gaat er
(tevens) wat/meer dynamische activiteit/spanning over en op in
statisch uiteen staande spanning (zoals in dy→s-s').
Al instruerend de (reeds voor zich driftig zich voltrekkende)
bedrijvigheid naar zekere intellectuele begeerte, dan kan de vervulling
dier begeerte zo bijvoorbeeld gericht zijn op een opkomende
intellectuele denkactiviteit (bij s groter dan s'); of daarentegen in een
begunstiging der oerkracht  (bij s' groter dan s), met daarmede nog
weer allerlei opkomende bedrijvigheid (der bedrijfsoptiek).

   Maar, waar in de
   bedrijfsoptiek het
   (“horizontaal”)
   gemeenschappelijk denken
   opkomt en allengs
   overweegt, daar doet zich
   het houderpaar op (h en h';
   figuur b.; reeds in
   denkthema 13 zo
   genoemd; in het
   individuele denken, zie
   ook denkthema 12, als de
   wenwethouders) temidden
   van (zeer) vele feitelijke
   zelfstandigheden.
                                                                      Een rechtsom draaiende
houder (h) en een linksom draaiende houder (h'), die al roterend in/
middels de centrale waarde (wa) in elkaar overgaan ofwel zogenaamd
met elkaar verkeren.
En in deze verkering komt er, onder andere, mede een mediumieke
stroom (s/s/s) op gang, die alle feitelijke zelfstandigheden onder elkaar
(aan)gepast afstelt ofwel normaliseert (zie denkthema 9) - tot in
normaal (n'-n'), weer resulterend in een zekere norm (n-s).

Maar in dit mediumieke waardevolle verkeerspunt (wa), van het met
elkaar verkerend houderpaar, trekt ook, voorzover instructief (i), de
mediumieke g(eniale)-betrekking (g) van het wezenlijk (we)
denkelementencomplex: en keert in waardevolle kring tevens het
verkeerspunt wat/meer “binnenstebuiten”, naar de gesteldheid dier
g-betrekking zelf.
Dat wil zeggen, zoals in de overgang van een oorspronkelijke
(co-)betrekking in een g-betrekking het ineen-uiteen verband omslaat,
zo slaat nu ook, in eerstens het verkeerspunt, strikt het verband der
onderlinge verkering van dat houderpaar wat/meer om - zodat,
bijvoorbeeld, in enig overwicht dier omslag, de rotatie der eigenlijke
houder (h) wel omkeert van rechtsom in linksom, en de rotatie der
werkelijke houder (h') van linksom in rechtsom.

Zelfs is hier de mediumieke bedrijfskegelas, met daarin centraal de
waarde (wa), als “ondergraven” met het labiele weerloos niets (zie ook
denkthema 5) ofwel, heeft daarin het mediumieke (waardevolle) alle
mógelijkheid van verandering alswel van “binnenstebuitenkering” -
alsof de mediumieke centrale waarde onder invloed der g-betrekking
een “caleidoscoop is die, bij de geringste aanraking, weer iets nieuws
vertoont, net hoe het valt”.
Aldus is de mediumieke waarde, met haar talloze mogelijkheden,
onder de zeg wat/meer omwoelende invloed der g-betrekking
zogenaamd wat/meer creatief(/”herscheppend”).

Elke feitelijke zelfstandighedenconstructie/zelfstandighedencollectief
pérfectioneert zich , normaliter, onder de overwegende invloed van
(zekere) o-betrekkingen (o) - indien de wezenlijke co-betrekking, van
begrippen en parten, overweegt op de g-betrekking (“zoals de mens
een zuigermotorconstructie perfectioneert”).
Doch creatief, indien wezenlijk de g-betrekking overweegt op de
co-betrekking - en vóórts ook zogezegd bestaansvatbaar, met de
menigte o-betrekkingen die het (standhoudend) bestaan mede
uitmaken - brengt de g-betrekking een of andere omslag aan in die
constructie, die zich uit beginsel (na in beginsel deze omslag) voorts
ook weer perfectioneert onder de invloed van (overwegend de)
o-betrekkingen (“zoals in de principiële overgang van zuigermotor op
straalmotor, waarop de straalmotor weer wordt geperfectioneerd”).

De (ijverig “opgestookte”) bedrijvigheid (der bedrijfsoptiek) wordt
aldus, in het gemeenschappelijk denkend verstand, in en voorts vanuit
het waardevolle houderschap - ofwel in en vanuit het (kruis)punt der
verkering dier houders onderling - door/middels het (intellectuele)
Ene (E) instructief aangewend; creërend en perfectionerend het
zelfstandighedencollectief, het gericht verstandelijk denken, enzovoort.
En, overwegend vanuit het verstand geïnstrueerd (i'), wordt het
intellect, door/middels het Ene, op zijn beurt creatief en perfect
geïnformeerd hoe het verstand zeg maar er feitelijk en zakelijk bij staat.
Maar intussen gaat op standhoudend niveau de verkering der houders
onderling ook wel over in uiteen de tweeërlei strekking van
verstandelijke overweging, namelijk de feitelijke en de zakelijke, waar
de geniale-(genen)betrekking in en vanuit het waardevolle punt der
verkering zich deelt in óngelijke en/of/respectievelijk gelíjke
o-betrekkingen.
En van deze voorts zo te noemen binding der houders onderling nu
wat nader.

In overwegend de binding deelt de g-betrekking (g; figuur c.) zich
weer in twee o-betrekkingen - zakelijk uiteen en gericht uiteen - en
    
heet de gerichte binding de
    houderlijke verbintenis
    (v-v), die in de zakelijke/
  
  gerichte binding, zoals
    voorts zal worden
    uiteengezet, aldoor wordt
    geperfectioneerd vanuit
    correct het zakelijke.

    Alle solitaire feitelijke
    zelfstandigheden geraken in
    het normaliseringsproces
    onder elkaar wat/meer
    solidair; en met elkaar
    worden zij al meer een
    solide/hecht collectief.
                                                                   En zoals er in het
individuele denken de wenwet is, zo komt de solide “zwerm”/”kudde”/
“school” der feitelijke zelfstandigheden ook al meer in enerlei
parallel/wet (p//p//p…; in wat/meer ellipsvormige opstelling/rotatie
dier zelfstandigheden) - als de zo te noemen collectieve(/“collegiale”)
code.
En is van deze collectieve code de verbintenis der houders onderling
(tevens) het centraal gesteld criterium (c-c) - overeenkomstig het
centraal gesteld criterium van de individuele wenwet (zie denkthema
12).
Met hiervan ook weer een neutraal gesteld criterium (n-n) in de
zakelijke dimensie van het verstand.

Dit neutrale criterium, in de nijvere/arbeidzame zakelijke dimensie
met al haar postvattingen (pv/pv), kan in het kader der zakelijke wet
(w//w) zelfs exact-gewís van een absolúút ware geldigheid zijn.
Maar betrekkelijk, is dit zakelijk criterium altoos al, gestandaardiseerd,
van een correcte geldigheid; waarnaar eerstens al het centraal gesteld
criterium, ofwel de houderlijke verbintenis, waardevol zich optimaal
ordelijk/stabiel perfectioneert/instelt.
Danwel, is er zo eerstens de meest perfecte positionele (ps/ps)
instelling/installatie van het feitelijke zelfstandighedencollectief - naar
zakelijk correct het absoluut evenwichtig/standvastig criterium (n - n).
En (ver)plaatst zich dit zelfstandighedencollectief, in wat/meer
diametrale decentralisatie van elke zelfstandigheid vanuit haar
positi(onel)e (instelling; ps), tweedens, in het wat/meer strakke/straffe
kader der collectieve code (p//p//p…) dier wat/meer elliptisch
roterende feitelijke zelfstandigheden onder elkaar.
Als dan voorts ook onderhevig aan het normaliseringsproces naar de
gezamenlijke norm, voorzover het houderlijk paar, hier overwegend in
binding/verbintenis, alsnog wat in onderlinge verkering verkeert.
Dat een en ander wil onder andere zeggen: mocht deze feitelijke
zelfstandigheden”horde” wat/meer in disorde geraken, bijvoorbeeld in
een oplopende ijver/bedrijvigheid der bedrijfsoptiek, dan wordt dit
wat/meer ontwrichte samenstel der feitelijke zelfstandigheden, bij
voorts weer wat/meer opkomst van het gemeenschappelijk denken,
      
vanuit de zakelijke nijverheid/
     “werkplaats” weer meer intact
     op orde gebracht ofwel zogezegd
     hersteld/gerepareerd.

     Voorts, nog iets over de
   
 aritmetica - die althans correct
     haar basis heeft in de zakelijke
     dimensie.

     Exact het zakelijke, is het
     zakelijke meer betrekkelijk of
     meer absoluut-gewis.
     Gewis, in het kader der wet
     (w//w; figuur d.), dan “rijst de
     absoluut ware/starre bodem
     omhoog” en is elke zakelijke
   positie (ps/ps), als verstard, op
zich absoluut één (positie).
Maar immer in standaard/evenwicht, is het zakelijke, correct, zowel
betrekkelijk alswel in absolute gelijkheid; en is een desbetreffend
tweetal posities dan óók immer, correct (en dus niet (zozeer)
exact-gewis), een zogenaamde absolute eenling (bijvoorbeeld
e-e - e-e; e'-e' - e'-e').
En zijn al deze eenlingen tesaam correct  een absolute (aritmetische)
reeks (r - r) eenlingen.

Deze reeks eenlingen verwezenlijkt (we), geeft drie aparte parten
(p-p, p'-p' en p”-p”).
En is elk part, met een desbetreffend, ideaal begrip, als zodanig ofwel
innerlijk een gen (g, g', g”) - met alle genen in een g-betrekking (g-b).
Zijn deze stuk voor stuk correcte parten onder elkaar overwegend
uiteen in scheidingsrelativiteit (zoals in figuur d. het geval is), dan zijn
het onderscheidene/aparte eenlingen ofwel, enerlei aritmetisch-absolúút
uitgedrukt, aparte enen - als zogenaamd tál van enen/parten; van één,
één en één.
Evenwel, is dan de desbetreffende g-betrekking - in tevens haar
“binnenstebuitenkering” ofwel in haar ene omvatting/greep van(uit)
het innerlijk van/op het uiterlijk - overwegend ineen in
ontmoetingsrelativiteit; en zijn drie aparte parten/enen, hier als genen,
in één saamvatting/greep ofwel in een zogenaamd áántal, van hier drie.
Aritmetisch tál van aparte enen (1, 1, 1), als zodanig in een
g-betrekking saamgevat in een áántal (van hier: 3).

In princiep valt er aldus in het intellectueel wezenlijke zo, aritmetisch,
reeds (op) te téllen - tot in twee, drie, vier… - naar het partental, dat in
de g-betrekking in een aantal wordt (saam)gevat.
Zoiets voltrekt zich mede in het bewúste “aanhangsel” van het zozeer
met médium doortrokken wezen, waarbij dit natuurlijk zich
voltrekkend proces karakteristiek in een zekere máte in bewústheid is.
Betreffende de g-betrekking méér (vijf, zes,…) of mínder (drie, twee)
in aantal; en het typeert het kwántitatieve partental, dat hier de
matebewustheid haar uitdrukking vindt in veel-weinig - met
daarentegen in een desbetreffende kwálitatieve begrippengroep ofwel
categorie/(begrips)aarden”kluit” als groot-klein.
Overweegt in een g-betrekking het partenaandeel, dan ligt het intellect
in deze g-betrekking wezenlijk dus (meer) kwantitatief uitgedrukt; en
overweegt hierin de begrippendeelname, als van een categorie/groep
geaardheden in een onder elkaar overlopende betrekking, dan ligt het
intellect g-betrekkelijk (meer) kwalitatief (weer)gegeven - waarbij een
categorie, een aaneen geschikte groep begrippen/begripsgeáárdheden,
    
niet te verwarren met een
    talent; een talent heeft
    betrekking op de wérkzame
    ijver/begeerte/wens,
  
  waarmede een aaneen
    geschikte begrippengroep
    zodanig geschikt is
    bevangen, dat zij geschikt
    is de bedrijvige
    verwerkelijking dier wens
    perfect - naar onder andere
    correct de desbetreffende
    ideeën - te realiseren.
    Zeg maar, “zijn
    kwántitatief de losse
    draden in g-betrekking
    saamgevat in/als één
                                                                     kabel, of ook als een
kabel van een aantal draden, kwálitatief gevat is het een kabel van met
elkaar (vaster/compacter of losser, minder compact) vervlochten
draden, van dikkere draden met dunnere draden”.

Het zozeer afgeronde - wat een part in het gestandaardiseerd/correct
denken zijn deel is, en waarmede de parten in een g-betrekking
kwantitatief, als tal of aantal, ligt uitgedrukt - is alle postvatting
(pv/pv'; figuur e.) haar deel zodra in het exact gericht denken (ri - ri)
het (absoluut) gewisse overweegt op het betrekkelijke.
Kan een begrippencomplex in een g-betrekking onder de overweging
van een desbetreffend partencomplex alsnog kwantitatief worden
uitgedrukt, in overwegend scheidingsrelatief het ideale intellectuele
denken vindt zeg zo'n drietal begrippen (bg) in het exacte gericht
denken een overeenkomstig onthaal zodra hier de “absoluut ware
starre bodem omhoog” komt tot een waar absolute, absoluut afgeronde
vatting van elke postvatting.
Dan ook hier een kwantitatieve weergave der in het verstand
postgevatte begrippen als tal; of in het wettig kader (w//w) van het
gericht denken, indien de “opstaande kaden langs de bodem” tevens
onderling/relatief in een (al even zozeer) bijdragende betrekking
verkeren, saamgevat als zogenaamd getal/gédrie (gd, gd').
Als gedrie (gd) nevens gedrie (gd'), of kortweg als drie nevens drie
(bij ook drie = drie; zie denkthema 14, aan de hand van figuur f.).

Overigens is er ook deze overeenkomstig intellectueel-wezenlijk reeds
de saamvatting in een gétal.
Is er overlángs het wezenlijke scheidingsrelatief het tal en
ontmoetingsrelatief het aantal, overdwárs het wezenlijke is er ook hier
het getal, dat dat tal als een voor een vat en het aantal als, bijvoorbeeld,
één gedrie/drie.
En vindt dit getal in het verstand zijn gelijkheid met zichzelf - zoals
in een = een, drie = drie.

    Tenslotte nog niets over de
    taal.
    Deze ontspruit eerstens aan
    het individueel denkend
    verstand.

    Het verstandelijk
    individueel gericht denken
    (figuur f.) bevindt zich als
    tussenin zogezegd
    theoretisch het intellectueel
    (int/int) ideaal(/ideëel)
    denken en zogezegd
    practisch het
    gemeenschappelijk (gem/
    gem) gericht denkend
                                                                    verstand.
Het gemeenschappelijk denkend verstand bevindt zich in de zeg
horizontale doorsnee van de bedrijfskegel en het individueel denkend
verstand in de zeg verticale doorsnee van de bedrijfskegel; zodat het
gemeenschappelijk denken en het individueel denken wat betreft hun
gericht denken de bedrijfskegelas gemeen hebben.
Evenwel de bedrijfskegel(as) ligt meer verzonken in de oerkracht, als
dan een overwegend bedrijvige kegelmantel, of minder verzonken in
de oerkracht, als dan een bedrijfskegel met overwegend een
gemeenschappelijk denkend verstand, of nog minder verzonken in de
oerkracht, als dan een bedrijfskegel met overwegend een individueel
denkend verstand.
Zodoende kan, met een “dobberende bedrijfskegel(as)”, het individueel
denkend verstand alsnog overwegen op het gemeenschappelijk
denkend verstand, of andersom, en verkeert het individueel denkend
verstand nog het meest “in de luwte der bedrijvigheid”.

Maar intussen, denkt het individueel denkend verstand ook met een
gericht denken (ri - ri), als gevangen in de wenwet (ww/ww), met
tevens centraal het meer bindend of meer onder elkaar verkerend
houderpaar (h en h').
Elk lid der wenwet is wat/meer gepositioneerd in mediumiek het
gericht denken danwel, is elk dezer postvattingen (pv/pv') een
eerste zogenaamde (gemiddelde en middelende) indruk, in dit
gericht denken, tussenin/middenin en van “boven” het intellectueel
denken zijn begrippen (bg/bg'/bg”) en “onder” het gemeenschappelijk
denkend verstand zijn feitelijke postvattingen.
Deze eerste verstandelijke indrukken/ingevingen/invallen/
(post)vattingen van “het bestaan rondom” liggen voorts onderling
betrokken in het individueel gericht denken ofwel ook gezegd het
básale taaldenken (ta - wa - ta).

Verder gespecificeerd, zoals een maansikkel een specifiek(e)
uitdrukking/”afdruksel” is van de volle maan, of een schelp van het
desbetreffend schelpdier, zo vertegenwoordigt elk lid der wenwet, in
het individueel denkend verstand, specifiek de desbetreffende
feitelijke zelfstandigheid in het gemeenschappelijk denkend verstand
danwel, is zo'n wenwetlid een zogenaamde specifieke uitdrukking
(u/u/…) dier zelfstandigheid.
En is zo'n uitdrukking overwegend scheidingsrelatief en teken (t-t,
t-t,…) en overwegend ontmoetingsrelatief een betekenis (b-b, b-b,…;
zie ook denkthema 13, figuur d.).
Dat wil zeggen, wat nu eerstens betreft een betekenis (“wat betekent
dat?”, “wat houdt dat in?”): elke postgevatte indruk bevat tevens qua
betekenis de beknopte/kernachtige inhoud van een uitdrukking - zoals
in het gemeenschappelijk denken ook wel elke positionele postvatting,
in het gericht denken, beknopt/kernachtig de inhoud bevat van de
desbetreffende uitgebreid geplaatste feitelijke zelfstandigheid.

Het basale taaldenken zelf, met daarin zo menige betekenende
indrukken, is nog weer overwegend scheidingsrelatief of overwegend
ontmoetingsrelatief.
Overwegend scheidingsrelatief is het basale taaldenken dan een
betekenend denken, indien dus de desbetreffende indrukken/
(post)vattingen tevens gevat liggen in “hun” betekenissen.
En overwegend ontmoetingsrelatief, met centraal de mediumieke
waarde (wa), is nog steeds dit primitief/beknopt taaldenken  met (nu
saamgesteld/verzameld) zijn “kernachtige indrukken van betekenis”,
een saamvattend/waarderend denken, of wellicht beter gezegd een
dunkelijk denken - “een hoge dunk, een hoge waardering/opvatting
en dergelijke, van zich(zelf) hebben”.

Terwijl rondom de mediumieke waarde het reeds zo eerder genoemde
mentale medium (mt) zich bevindt; ter normalisering der wenwet,
ofwel gezegd ter optimale onderlinge (af)dekking der wenwetleden:
tot een normáál basaal, betekenend/dunkelijk taaldenken met de eerste
indrukken van het bestaan.
Een normaal basaal taaldenken als een meer uitgebalanceerd/
évenwichtig taaldenken, volgens mentaal de norm, als een taaldenken -
zonder enige overwegende invloeduitoefening daarop van(uit) het Ene -
in reeds een betrekkelijke perfectie waarin “men”, als “om het even
wat dan ook”, zich vindt.

Voorts, kan zulk een basaal, ook betekenend taaldenken overwegend
scheidingsrelatief zich nog weer uitdrukken in een overwegend
tekenend denken (zoals in b-pv-b→t-t).
Waarbij een complex/categorie van meerdere tekens wel de zogeheten
naam (of ook wel het woord) voor een zeker zelfstandighedencomplex
in het gemeenschappelijk denken is.
En vervolgens trekken deze tekens/namen in scheidingsrelativiteit
(ook wel naam voor naam) wat/meer verder uit in een zogenaamd
globáál taaldenken (gl-gl - gl'-gl'; figuur g.; zie ook weer denkthema
13, figuur d.); terwijl dit uitwendig globaal taaldenken tevens eigenlijk
(ei), zakelijk (za-wa-za) en werkelijk (we) zich wat/meer wendt tot in
een inwendig, gericht (ri - wa - ri) taaldenken.

   Daarmede verleent dit
   gericht taaldenken,
   indien overwegend
   scheidingsrelatief
   (ri←wa→ri), enige
   strékking of ook wel
   gezegd enige
   verstándelijke “zin” aan
   dat globale taaldenken.
   Of, indien overwegend
   ontmoetingsrelatief
   (ri→wa←ri), vat dit
   gericht taaldenken het
   globale taaldenken samen
   in enige vátting of ook
   wel gezegd in enig
  verstándelijk “begrip”
van dat globale taaldenken.
Aldus is nu het overwegend uiteen of overwegend ineen schikkend
gericht taaldenken een nevengeschikt taaldenken van het globale
taaldenken - en ook daaraan ondergeschikt.
Evenwel kan het overwegend globáál taaldenken zó omslaan in een
overwegend (betekenend/dunkelijk) basáál taaldenken, zodra de
desbetreffende tekens overgaan in overwegend ontmóetingsrelatief
allerlei kernachtige bétekenissen (zoals in t-t→b-pv-b).

Voorts, kunnen allerlei tekens/namen - vanuit het verstandelijk
“zinsverband” of vanuit het basaal betekenend taaldenken -
overwegend wezenlijk opgaan en begripvol/structureel (bg-bg'-bg”)
in het wezenlijk geheugen (gh) worden opgeslagen (zoals in
t” - b-pv-b - t'→bg').
Overigens ook wel andersom (bij t” groter dan t'), kunnen die tekens/
namen - vanuit het verstandelijk “zinsverband”, enzovoort -
“onderuit” het verstandelijk gemeenschappelijk denken (gem/gem)
beïnvloeden.

Vanuit het intellectueel wezenlijk geheugen kunnen zo kant en klare
zinnen worden uitgebracht in het individueel verstandelijk taaldenken.
Zelfs kunnen hierbij ook nieuwe namen aan tekenend het globale
taaldenken worden toegevoegd, zoals het getal.
En, voltrekt zich deze geheugendeelname aan het individueel
verstandelijk taaldenken (deels) ook bewust; zeg maar met een
klinkend taaldenken met allerlei klanken vanuit wezenlijk het gemoed
en met een duidend taaldenken met allerlei articulatie vanuit wezenlijk
de schare aan kennis.
Overigens gaat het individueel verstandelijk taaldenken op zichzelf
reeds vanuit het bewuste weten (wt) met een dienovereenkomstige
klankvolle/(be)duidende bewustheid gepaard.

Tenslotte, wordt het individueel verstandelijk taaldenken ook aldoor
vanuit het zakelijk gestandaardiseerd/correct denken (za-wa-za; waarin
za-wa = wa-za) wat/meer gewijzigd.
Hetzij meer geperfectioneerd vanuit/met o(orspronkelijke)-betrekkingen
hetzij ook creatief herschapen en herschikt vanuit een meer
g-betrekkelijk beïnvloede waarde vanwege instructief een geniale
invloed vanuit het wezen op de verstandelijke waarde.
                                                                       
                                                               

 







                                                       -*-*-*-