Maak Kennis Met Kennis En Blijf Bij Kennis.
Denkthema 23. De raad in
beraad.
In het totale Transcendente
bestaan, staat de raad (rd; figuur a.)
centraal, voor overleg/beraad
op centraal niveau.
Met daaraan vier deelhebbers
ofwel contreien aan de raad – de
abstracte/beschouwende
geestesschouw (gs), het concrete/practische
verstand (vs), het concrete/
theoretische intellect (it) en
de
concrete/practische
kosmos (km) – als de hier
simpel zo te noemen vier
raadscontreien
der raad.
Met voorts centraal de raad
de concreet concluderende
(re); terwijl de rede tevens
gebonden/verbonden is aan/
met
bondgenootschappelijk
het verbond van het Ene/
Ene-slot (E), het Leven (L)
en
het Zwerk (Z; zie van de
rede hierin ook denkthema
17, aan de hand van figuur
e.).
Tenslotte, middels de rede
als schakel tussen de
ratio
(ra – ra) en de
verbondsdrie-eenheid (van
E, L en Z),
alsmede met het
geestesZwerk als medelid
van deze
verbondsdrie-eenheid, maakt de ratio, de rationele geest, mede
deel uit van de
verbondsdrie-eenheid – als waarborgend dit verbond, dat
staat voor de totale
bestaanseenheid danwel voor voldoende
bestaanssamenhang.
De ratio zelf, die op haar
beurt de concrete raad recht/abstract,
scheidingsrelatief doortrekt,
is als tevens de ene ratio zelf de spil/
bewaarder voor/van het/de
behoud/bewaring van een samenhangend
totaalbestaan dier vier
raadscontreien met de raad.
De rede, waarvan vooral de
vitale/creatieve eenheidskring, kring(el)t
aldoor wat/meer uit in de
raad met concentrisch aan elkaar gelegen
(raads)kringen.
En zijn deze parallelle,
elkaar gelijkende kringen met elkaar de
zogenaamde raadskringwet (rw)
der raad.
Terwijl voorts, als
opgevangen en gevangen door/in deze raadskringwet,
de raadscontreien
ontmoetingsrelatief tot in centraal de raad deelhebben
aan/in de raadskringwet –
voor (m)enig beraadslagend overleg met
elkaar in deze of die kringen
der raad.
Waarna voorts overwegend
scheidingsrelatief de uitslag van het
desbetreffend beraadsbeslag
aan de raadscontreien wordt medegedeeld
alswel daarin wordt
uitgevoerd.
In deze beraadslagende
deelname der raadscontreien aan de raad/
raadskringwet, wordt hier
eerstens de geestesschouw tegenover de
overige raadscontreien
gesteld; eventueel tegenover een of twee dier
raadscontreien overwegend
danwel in het bijzonder.
Terwijl overigens ook, zeg
maar (zowat) zonder de geestesschouw, de
concrete raadscontreien met
elkaar in de raad/raadskringwet in beraad
kunnen zijn; bijvoorbeeld het
verstand met het intellect in beraad, of
het brein (intellect en
verstand samen) met de kosmos in beraad.
Deze
ontmoetingsrelatieve/scheidingsrelatieve betrekkingen der
raadscontreien onder elkaar,
met als zodanig de raad of slechts het
raadscentrum, de rede, wordt
hier de verhouding of beter, de
verstandhouding tussen de raadscontreien
met als zodanig de raad/
raadskringwet/rede genoemd.
Zo’n verstandhouding is,
doorgaans intussen vanuit het aldoor zich
genererend Leven als
doordrenkt met leven/vitaliteit, ook ietwat/meer
(levens)inhoudelijk en
daarmede tevens zozeer bewust te noemen.
En hierbij worden dan eerst,
in/als verstandhouding, de desbetreffende
assen dier raadscontreien –
de schouwstijl (ss), de essentiele as (ess),
de existentiele as (ext) en
de werkelijke as (wr) – wat nader bezien.
Overwegend ontmoetingsrelatief,
heeft zo’n verstandhouding als
zodanig haar stand/standpunt
in de concluderende/creatieve rede der
raad.
En is deze rede, zoals ook
hierboven opgemerkt, direct gebonden aan
bondgenootschappelijk het
verbond van zeg maar het drie-ledig
Subject (E, L en Z; de
verbondsdrie-eenheid); waarmede deze
verstandhouding de
subjectieve verstandhouding wordt genoemd.
Aldus, staat als zodanig een
subjectieve verstandhouding de eenheid
van het bestaan (mede) voor;
eerstens al het gewin, profijtelijk/batig
het bestaan, en houdt zij,
onder andere, tevens aan op constructieve/
evenwichtige stabiliteit en
op het eendere der wet.
Overwegend
ontmoetingsrelatief, neemt een subjectieve
verstandhouding voorts
door/vanuit de rede decentrerend/
(mede)uitkring(el)end in/door
de raad aan de beraadslaging deel.
Zij is hiermede/hierin
onderhevig aan de uitkring(el)ende
raadskringwet danwel,
vervoegt/voegt zij zich (aan)gepast naar/in de
raadskringwet – en “ebt zij
als weg” tot een evenwichtig raadsbesluit
van de desbetreffende beraadslaging
tot besluit.
Met zo’n beraadslaging en
raadsbesluit conform de concentrische/
eendere raadskringwet om
centraal de rede, voldoet de verwerking van
een subjectieve
verstandhouding door/in de raad zo nog steeds aan het
(drie-ledig-)Subjectieve
criterium, dat de bestaanseenheid borgt.
Voorts, overwegend
scheidingsrelatief, is een subjectieve
verstandhouding zogenaamd in
(onderlinge) reflexie (r ← → r’/r’/r’
in r← re→ r’/r’/r’).
De verschillende componenten
(r en r’/…) in een subjectieve
verstandhouding (r ← re →
r’/r’/r’, maar ook wel als r ← re → r’/r’
of als r’ ← re → r’)
verschillen naar het verschil der
(samen)gesteldheden dier
raadscontreien zelf.
Zeg maar, de kosmische
component/reflex typeert zich met gedaante
(gd); overwegend uiteen een
gedaante als beeld/vorm/figuur en
overwegend ineen een gedaante
als gepositioneerd in de/het
werkelijk(e) as/perspectief
der kosmos.
En zo ook de
geestes(be)schouwelijke component/(samen)vatting, die
zich in deze raadscontrei zeg
maar als beschouwelijk (bs), als een
beschouwelijk(e)
denken/gedachte, typeert; overwegend ineen in een
beschouwelijk concluderen (in
de schouwstijl) en overwegend uiteen
in allerlei beschouwelijke
uiteenlegging/uitleg en oordeel – en
trouwens ook nog in allerlei
beschouwelijke doorvorsing, enzovoort.
De intellectuele component
der verstandhouding valt wel samen te
vatten met (morele)
gezindheid (gz); die overwegend uiteen onder
andere allerlei
idee/ideaal/denkbeeld behelst en overwegend ineen
onder andere allerlei begrip/conclusie,
vreugde en verheuging,
geheugen, begeerte en
wilsaangelegenheid.
En tenslotte de
verstandelijke component mag hier wel het (mentaal
aan)gewende (gw) heten;
overwegend ineen onder andere allerlei
wetenswaardigheid,
voldoening, streving en overwegend uiteen
onder andere allerlei
normaliteit/gangbaarheid, feitelijke en materiele
opvatting, organisatie en
accordering.
Kortom, in een (subjectieve)
verstandhouding beïnvloeden de reflexen/
componenten elkaar
via/middels de eventueel bemiddelende rede en
raad, veelal elkaar
stabiliserend; maar de beschouwelijke reflex van
een kosmische gedaante is
niet van de (samen)gesteldheid van een
kosmische gedaante, maar van
blijvend een geestesbeschouwelijke
(samen)gesteldheid.
En verandert ook aldoor
wat/meer ontmoetingsrelatief/scheidings-
relatief een reflex in de
desbetreffende raadscontrei zelf; zodat,
bijvoorbeeld betreffende de
geestesbeschouwelijke raadscontrei, van
eenzelfde kosmische gedaante
de beschouwelijke reflex/
gedachte(complex), waarmede in
evenwicht, alsnog een ander kan
(komen te) zijn – danwel,
“zo’n kosmische gedaante wordt dan wat
anders, met wat andere
geestesbeschouwelijke gedachten/reflexen
beschouwd”.
Dit een en ander geldt
trouwens ook voor alle andere (subjectieve)
verstandhoudingen;
bijvoorbeeld, in concreetheid, van de intellectuele
reflex/gezindheid jegens een
desbetreffende kosmische reflex/
gedaante of/en jegens een
desbetreffende verstandelijke reflex/
gewendheid.
Voorts, zijn reflexen in een
subjectieve verstandhouding, dan zijn die
reflexen in hun raadscontrei
overwegend ontmoetingsrelatief; doch
daarentegen overwegend
scheidingsrelatief, dan zijn die reflexen onder
elkaar in een zogenaamde
objectieve verstandhouding.
In een objectieve
verstandhouding zijn overwegend uiteen die reflexen/
raadscontreien zeg maar
zonaal (z-z, z-z,….; figuur b.) – de
geestes(be)schouwelijke (gs)
zones, de verstandelijke (vs) zones, de
intellectuele (it) zones, de
kosmische (km) zones – in een onderlinge
verstandhouding, met als
zodanig een raadszone (rz/rz) in de raad (rd).
En ligt zo’n raadszone dan na
allerlei herschikken en vervoegen in de
verenigende
eenheids-
kringen der
uitkring(el)ende
raadskringwet
(rw) (aan)ge-
past
vervoegd/
gevoegd in de
van de rede (re)
uitgaande
raadskringwet
der
raad.
Bijvoorbeeld,
wordt een
zekere, heuglijk
in het intellec-
tuele
geheugen
geborgen
bestaanscate-
gorie (cat),
zoals de
bestaanscate-
gorie der vissen,
met een of meer
desbetreffende
scheidingsrela-
tieve
reflexen
van de geestes-
(be)schouwe-
lijke-, de kos-
mische- en de verstandelijke
raadscontrei, in een zekere raadszone/
afdeling der raadskringwet zo
in de raad opgenomen voor een nader
beraad.
Zo’n in de raadskringwet ter
nader beraad opgenomen bestaans-
categorie, kan en zal veelal
ook meer in het bijzonder ofwel selectief
in allerlei raadslag nader
worden doordacht.
Zie hiervan ook het voorgaand
denkthema; zij het nu in de concrete en
rationele grondslag, in de
raad zelf, van het geestesbeschouwelijk
select, correct en oordelend
doordenken.
Zulk overgaan en opgaan in
een select denken heet dan deductie (d-d,
d-d).
Een deductief denken, waarin
het meer totale/totaliserend, gelijkend/
vergelijkend denken volgens
zeg de concentrische/gelijkende/identieke
cirkels der raadskringwet
overgaat in een meer bijzonder/select ofwel
meer gedetailleerd denken,
waarin het een en ander eerstens
volgordelijk (vo-vo) is
opgesteld alsmede op elkaar ingesteld.
Omgekeerd, kan zo’n
bijzonder/selectief denken (volgens volgorde)
overgaan in een
totaliserend/vergelijkend denken volgens
(rangordelijk/ro) de
raadskringwet; en heet dan inductie (i-i, i-i).
Doorgaans is er al
beraadslagend een afwisselend denken van nu eens
overwegend een
deductief/select denken en dan eens overwegend een
inductief/vergelijkend
denken.
In een deductief,
volgordelijk select denken/beraadslagen(/beschouwen)
is de gesteldheid van een
stel leden/delen, waarin (van bijvoorbeeld de
bestaanscategorie der vissen)
een (vis(sen))deel is ontleed, zogezegd
ingevolge op elkaar
ingesteld; met als (evenwichtig) denkresultaat een
zekere betrekkelijke/gedachte
samengesteldheid van dat stel leden/
delen
(gehaltelijk/functioneel/enzovoort) onder/met elkaar.
Terwijl in een inductief,
rangordelijk vergelijkend denken, met
evenwichtig denkresultaat,
naar rangorde de grootte/status van allerlei
bestaanseigen(schap) van het
desbetreffend gegevene ligt vastgesteld.
Maar intussen,
deductief/select denkend in meer details of inductief/
vergelijkend denkend in meer
totaliteiten, steeds wordt er
beraadslagend gedacht in zeg
kleinere of grotere bestaansflarden ofwel
zogenaamde termen (zoals
te-te).
Termen als meer complexe
gedachte bestaansgegevens of als minder
complexe gedachte
bestaansgegevens – maar toch altijd nog complex.
Zo, bijvoorbeeld, kan er
gedacht worden in woorden of in zinsdelen,
maar altijd complex; want zeg
maar, woorden bestaan uit letters, en
deze uit nog weer
samengestelde klanken, terwijl een zinsdeel uit
woorden bestaat, een zin uit
zinsdelen, enzovoort.
Dat wil zeggen, hoewel de
termen waarin/waarmede wordt
beraadslaagd nog niet
ingekleed en bekleed zijn, in/met bijvoorbeeld
allerlei verklanking/klank
“van het gesproken woord” – als zeg al
bijeen nog slechts de
beenderen van een naakt skelet en nog niet een
vleselijk lichaam – zijn deze
temen als puzzelstukken; puzzelstukken,
die altijd nog weer groter of
kleiner kunnen uitvallen, en die al denkend
/beraadslagend/”puzzelend” in
een stel raadssectoren (rs-rs)
gestabiliseerd
aan(een)gepast/aaneengelegd raken tot een of ander(e) in
beraad
samengesteld(e)/geklaard(e) raadsvoorstel/’puzzelplaat”.
Daarbij dient vooral nog te
worden opgemerkt, dat elke raadszone,
geabstraheerd tot op een of
ander geestesschouwniveau (zoals abstr),
ook geestesbeschouwelijk
wordt beschouwd/doordacht; met ook, onder
andere, geestesbeschouwelijke
termen/puzzelstukken die, bijvoorbeeld
ook inventief/geïnspireerd
samengesteld, weer tot een zeker(e)
geestesbeschouwelijk(e)
voorstel/”puzzelplaat” komen.
Onder voorts overwegende
substrahering, wordt aldus elk concreet/
substract raadsvoorstel door
ook (m)enige geestesbeschouwelijk
voorstel beïnvloed en mede
samengesteld.
Vervolgens, zijn in het
beraad de concrete/substracte termen nog weer
te onderscheiden in zogenaamd
(meer) objectieve (ob-ob) termen van
beraadslaging en in zogenaamd
(meer) subjectieve (s-s) termen van
beraadslaging.
Het (overwegend) in
objectieve termen beraadslagen is een
(overwegend) omstandig
beraadslagen; afwisselend inductief en
deductief in enige omstandige
raadszone, onder ook meer zonale
invoer/inbreng/informatie
vanuit de raadscontreien.
En is het (overwegend) in
subjectieve termen beraadslagen een
(overwegend) instandig
beraadslagen; met en wat/meer vanuit een
redelijke
concludering/invloedsuitoefening/creativiteit (der
redelijke eenheidskring),
onder ook meer axiale (ax/ax/…) inbreng/
informatie vanuit de
raadscontreien.
Waarbij ook weer, bij het
tevens in geestesbeschouwing geven der
concrete beraadslaging, elk
geestesbeschouwelijk resultaat/voorstel
zowel de objectieve
beraadslaging alswel de subjectieve beraadslaging
zonaal (z/z/…)
en/respectievelijk axiaal (ax) beinvloedt danwel mede
het objectief-subjectief
raadsvoorstel samenstelt.
Een (meer) redelijk-objectief
beraadslagen staat, wegens de
deeluitmaking der rede van
het Subject (dit is het Ene, het Leven en
het Zwerk in
bondgenootschappelijke eenheid), meer de eenheid in
de samenhang van het bestaan
voor.
Een (meer) objectief
beraadslagen is (daarentegen) meer een select
denken dat, in het
gevolgtrekkend denken (zie vorig denkthema),
eventueel nog gecorrigeerd
door een (concreet) correct denken (t-t),
als tot een eindbesluit komt
in het oordeel der ratio (ra – ra).
Dat wil zeggen, met als slot
de gelijkheid der ratio, staat daarin de
objectieve beraadslaging de
gelijkheid, als gesaam een in het aan
elkaar gelijk zijn, van het
bestaan voor – als mede voldoend aan de
ratio als de “spil, waaraan
het totale bestaan als te een samenhangend
hangt”.
Danwel, is het objectieve
beraadslagen/denken ook wel aan te merken
als een (wat/meer)
onafhankelijk denken, naar het volstrekte/absolute/
onafhankelijk bestaan der ene
ratio zelf op zichzelf.
Het subjectief-objectief
denken bijeen wat nader aangeduid, dan is
zulk “gezamenlijk”
beraadslagend denken wel te onderscheiden in een
zogenaamd geniaal denken en
een zogenaamd kritisch denken.
Het geniaal denken is deels
wat reeds genoemd is het vergelijkend
denken, in een zekere
raadszone, conform de (rangordelijke)
raadskringwet.
Het geniaal denken gaat als
op in de uitkring(el)ende geniale
eenheidskring(en) der rede;
en voltrekt zich (eerstens) vanuit de rede
tot in al en al wijderom deze
uitkring(el)ingen en tevens, voorzover
deze eenheidskringen onder
allerlei aandoening (zoals vanuit de
raadscontreien) ook wat/meer
inkring(el)en tot in de rede, in de
inkring(el)ende geniale
eenheidskringen.
Het geniale denken is van een
vitale creatieve gesteldheid, naar
eerstens de vitale
gesteldheid der concluderende rede zelf.
En aangezien de concluderende
rede (mede) wordt samengesteld
door/vanuit axiaal de
raadscontreien, zal de concluderende rede
doorgaans van een wisselende
andere gesteldheid zijn; met een
dienovereenkomstig geniaal
denken over steeds wat anders.
Overigens wisselt ook het
geniaal denken zelf “onderweg”, onder
namelijk zonale invloed der
raadscontreien, van denkstof.
Het geniaal denken zelf is
een eender/gelijkend denken, met een
vergelijkend/vereenderend
denken bij creatieve aanpassingen daartoe,
wat resulteert in een eendere
visie/zicht (op raadsniveau) – conform
alom/altoos de eendere
geldigheid van een (hier: raadskring)wet.
En voorzover en waarin de
raadscontreien, aldoor zonaal en axiaal in
wisselwerking met het geniaal
denken, daarin opgaan en het aangepast
eens zijn met dit eender,
geniaal denkresultaat, inzoverre heeft zulk
geniaal denkresultaat ook
zijn geldigheid voor die raadscontreien.
Een extreem voorbeeld, dat in
geniaal beraad van zulk een objectief/
omstandig/uiterst-subjectief/instandig/innerst
gedacht bestaan voor ook
de raadscontreien voldoet, is
de rationele-redelijke geest zelf.
Uiteen de ratio en ineen de
rede maken mede deel uit van de raad en zo
van de geniale beraadslaging.
Hierin is uiterst scheidingsrelatief
de raad de ratio als een hoek, als de
hoekbenen van een hoek van
180 hoekgraden.
En innerst
ontmoetingsrelatief de raad de rede als (positioneel) een
punt, het hoekpunt dier hoek.
Alsmede, is de ratio tevens
een, als zeg het summum van eender, als
een rechte (lijn).
Hiermede is dan de zogenaamd
mathematische grondslag – van punt,
lijn en hoek – gelegd voor de
raad en zijn raadslag.
Met ook een dergelijke
geldigheid voor de raadscontreien, waarvan
immers al is vastgesteld dat
zij in hun gezamenlijke samenhang
afhankelijk zijn van de ratio, als “hangend aan deze “spil van
het
bestaan””, terwijl voor hun
samenhang in eenheid de rede (met het
Subject) borg staat.
En voorts tweedens het
kritisch denken der rede.
Dit kritisch
denken/beraadslagen is eerstens een select denken dat, als
een waarachtig denken, aan
tevens de criteria van een desbetreffend
correct denken en oordelend
denken moet voldoen.
Waarbij komt, dat een
kritisch select denken ook een gebruikelijk
denken is.
Deductief, vindt namelijk de
omslag plaats van een (in/met geniale
eenheidskringen denkend)
geniaal denken in een gebruikelijk
(kritisch) select denken, dat
als “haaks op de (geniale) wielbanden
zich langs een of meer
(gebruikelijke) wielspaken voltrekt”.
Daarmede is juist het
kritisch select denken der raad zozeer
toegankelijk ingesteld op het
doen en denken der raadscontreien als
aldaar van een meer
gebruikelijke gangbaarheid.
Met deze omslag van het
geniale en ook zozeer vitale denken in een
kritisch select denken, slaat/gaat
er ook wat/meer leven om/over in
aard (ad/ad) en activiteit
(ac/ac).
Danwel objectief, bestaan zeg
maar de basistermen van een kritisch
select denken dan vooral uit
een ietwat/meer geaarde term als
zogezegd de voorwerpelijke
term, en uit een wat/meer actieve term
als zogezegd de
werkende(/”werkwoordelijke”) term.
Als verwoord voorbeeld uit de
beeldrijke kosmos (ofschoon hier dus
nog niet in woorden verwoord
maar in nog “naakte” raadstermen
gedacht): werkende machine,
draaiende motor, varend schip, enzovoort.
Een objectief kritisch select
denken is evenwel (ge)pas(t) compleet met
ook een subjectief
(concluderend) denken.
Een subjectief denken als een
meer vitaal/levendig (v/v) concluderend
redelijk denken; waaraan de
raadscontreien meer axiaal deel hebben –
in plaats van meer zonaal
aangaande het objectief kritisch select
denken.
In weer termen uitgedrukt,
denkt/concludeert een subjectief/vitaal
denken in zogenaamd
onderwerpelijke termen.
Aldus compleet
subjectief-objectief kritisch select gedacht, wordt er in
onderwerpelijke-werkende-voorwerpelijke
termen gedacht.
Bijvoorbeeld, “ik mors
water”, “wij oogsten graan” – enzovoort.
Een kritisch select
beraadslagen als zeg maar een vooralsnog primitief
denken met basistermen; maar
allengs komen hierbij ook zeg
subtermen, aangebracht in de
wisselwerking van de/het raad/
raadsdenken en de/het
raadscontreien/contreidenken.
Intussen, mede wegens het
beraadslagend denken op centraal/
verzamelend raadsniveau
tussenin de raadscontreien, functioneert het
geniaal denken en kritisch
denken der raad – als ook een subjectief/
redelijk denken en
objectief/rationeel denken, als een op de eenheid
(/gelijkheid) van het totale
bestaan ingesteld denken – als een overeen
brengend denken aangaande het
totale bestaansbestel.
Zulk een denken der raad heet
een formulerend denken.
Hierop wordt nu voorts nog
wat nader ingegaan; en dan vooral het
formuleren van wat reeds
categoriaal in wezenlijk het intellect ook
meer heugelijk/duurzaam is
opgeslagen van wat er ook verstandelijk
en kosmisch, en zelfs
geestesbeschouwelijk, voorvalt en wordt gedacht.
Een zeker intellectueel
(kegelvormig) denkbeeld, (deel)categoriaal
(met de kegeltop(pen)) in
wezenlijk het intellect gevestigd, informeert
de raad vanuit deze
(deel)categorie (cat; nog steeds figuur b.) axiaal/
subjectief, en tevens
zonaal/objectief als langs enkele banen van dat/
die
denkbeeld(encomplex)/kegelmantel(complex), tot in eerstens
enigerlei select denken.
Dit in subjectieve/objectieve
termen denkend select denken is
overigens, indien alreeds
getoetst aan een desbetreffend correct denken
en beoordelend denken, zo al
gevolgtrekkend al dra een kritisch select
denken te noemen.
Voorts, als in de eerste fase
van het formuleren, trekken vooral de
objectieve termen/fragmenten
inductief uit in de desbetreffende
raadszone; en trouwens ook de
subjectieve termen in de eenheidskring
der rede en zeg maar in
enkele andere, meest nabij/centraal gelegen
eenheidskringen.
Inductief, gaat het
gebruikelijk, kritisch select denken over in meer een
geniaal, vitaal/creatief
denken danwel, leggen die termen zich wat/
meer vitaal/”plastisch” uit
in die raadszone(n) tot in allerlei
overeenkomst dier termen
conform het meer eendere/gelijkende in de
raadskringwet.
Als in het busselen tot in
een bundel, vervloeien de meer vitaal/
levendig geworden termen
wat/meer met elkaar tot in een zekere vitale
saamhorigheid; alsof zij met
“een zelfde, eigen stof”, het leven,
“naadloos aan elkaar worden
gesmeed”.
Dit (inductief) levendig en
creatief uitleggen en (bundelend)
samenvoegen der termen in
(m)enige raadszone(n) als tot een meer
bijeen horende, elkaar
gelijkende groep, heet hier het formerend
denken der raad.
Na dit inductief formeren
volgt de tweede fase van het formuleren;
namelijk het nader rangordelijk
rangschikken dier reeds elkaar
gelijkende termen.
In enig rangordelijk/geniaal
denken, worden deze gelijkende termen
nader gerangschikt op,
bijvoorbeeld, grootte/intensiteit/gehalte,
centraal-decentraal als op
(diepte/)mate.
Kortom, een geniaal denken,
dat die groep van elkaar gelijkende
termen al rangschikkend
zogenaamd so(o)rteert op soort(en).
De eerste fase en de tweede
fase van het formuleren der termen,
voltrekken zich nogal
gelijkelijk/dooreen; en gezamen wordt zulk een
beraadslagen hier een
rangerend, een arrangerend beraadslagen
genoemd.
Een arrangeren als, al
formerend en sorterend, een eerste ontwerp/
(voor)bereiding van het in
termen formuleren van wat daartoe
intellectueel/categoriaal aan
de raad in nader/formulerend beraad is
gegeven.
Op dit arrangeren volgt de
derde fase van het formuleren; namelijk het
weer deductief terugzetten –
met een overzetting van geniaal in
gebruikelijk – van dit
arrangement in weer een volgordelijke opstelling
dier naar raadskringwet
overeengebrachte termen.
Een nu weer
subjectief-objectief (kritisch) select denken wat, volgens
nu weer gebruikelijke
ordening/uitbalancering/stabilisering, wel een
ordelijk in structuur
(aan)passen/schikken/brengen dier termen zou
mogen heten.
Op raadsniveau wordt zulk structureren
textureren genoemd; namelijk
het in tekstverband
voegen/”monteren” dier reeds voorvervoegde
termen.
Als reeds verwoorde
voorbeelden, kan dit een textureren zijn van
termen als klanken tot een
letter, van letters tot een woord, van
woorden tot een zin, van
zinnen tot een verhaal….
Tot zover de formulering –
formering, sortering en texturering – in het
kort zelf.
Dat wil zeggen, de
geformuleerde tekst wordt voorts weer
teruggevoerd tot in wezenlijk
het intellect om hier, als het gaat om een
duurzaam resultaat, weer als
nu een geformuleerde (deel)categorie
structureel, in zinsverband
en althans heuglijk te worden opgeslagen.
Zo’n (deel)categorie bestaat
uit gevestigde begrippen(/parten/
denkelementen; zie ook
denkthema 15, aan de hand van figuur h.);
maar ook de trek der daaruit
onttrokken kennis en emotie (vreugde/
verheuging) kunnen worden
meegeformuleerd in de raad – en weer
wat/meer duurzaam in
tekstverband worden opgeborgen in het
geheugen.
En ook vanuit andere
raadscontreien – zoals allerlei feit, betekenis
enzo uit het verstand en
allerlei gedaante uit de kosmos – kan het een
en ander, in betrekking tot
de desbetreffende intellectuele
(deel)categorie, ter
medeformulering in de raad worden opgenomen,
om voorts als geformuleerde
(termen)tekst weer wat/meer heuglijk
in wezenlijk het intellect te
worden ondergebracht.
Evenwel, aldoor wordt er naar
wens/begeerte dit of dat vanuit
wezenlijk het intellect,
zoals hier ook het (mede)geformuleerde, in het
verstand kundig (zie ook
denkthema 13) gerealiseerd en practisch, met
(over)heersende bedrijvigheid
in het verstandelijk denkproces
opgenomen.
Zo van alles mag in
geformuleerd (termen)tekstverband in wezenlijk
het intellect wat/meer
duurzaam/heuglijk zijn geborgen, in eerstens
zozeer het verstand echter
vermag deze of die geformuleerde tekst zich
wat/meer/zeer overwegend
actief krachtig doen gelden met uit energie
voortgekomen bedrijvigheid.
Is dit alles het geval met
geformuleerde tekst, dan heet dat de
(verstandelijke) vertolking
van intellectueel wezenlijk heuglijk
opgeslagen geformuleerde
termentekst.
Allerlei “fijn spinsel” van
geformuleerde termentekst ligt dan in het
verstand, met gepaste
aanpassingen, vertolkt/vertaald in de taal van een
zogezegd geformuleerde
klankentekst/namentekst – van een wat
“grover weefsel”.
Een taal van “energierijke”
klanken, in reeds eerder geformuleerd
tekstverband, waarin het
verstand zozeer (over)heersend/klankrijk/
namenrijk
mededenkt/voortdenkt.
Te onderscheiden in een
tweeërlei mededenken; namelijk (in het
gemeenschappelijk denkend
verstand) in een zogenaamd klankrijk/
melodieus benoemend denken en
(in het individueel denkend
verstand) in een zogenaamd
toelichtend denken, waaronder eerstens
al een benamend denken.
In de vertolking van een
geformuleerde termentekst (gt; figuur c.),
wordt deze termentekst vanuit
wezenlijk de intellectuele (it)
“wervelkolom” zowel axiaal
(ax) alswel zonaal (z/z) uitgedragen tot
in zeg maar het (feitelijk)
middenveld van het gemeenschappelijk (gem)
denkend verstand (vs); en
komt hier, als subjectief-objectief (sb-ob/ob),
terecht in menige doch
doorgaans wat/meer in onderling evenwicht
verkerende (feitelijke)
bedrijvigheden – ofwel (juist ook zozeer bewust)
te noemen krachtige klanken
(k/k/…).
En wordt elke klank(enreeks)
in het individueel (ind) denkend verstand
onthaald/belegd/benaamd
in/met tekens/namen (t-t – t-t, t’-t’ – t’-t’,
enzovoort); zie ook denkthema
16, aan de hand van de figuren f. en g..
Een vertaling in namen
voor allerlei feitelijk
voorkomen, maar ook
voor
allerlei zelfstandig
voorkomen, voor
allerlei materiele
dingen (zie ook
denkthema 13, aan de
hand van
figuur c.) –
naar wat er , onder
andere al ontwarend
(o
– o) en waarderend
w – w) denkend,
overweegt.
Een vertolking/vertaling
in een geformuleerde
klankentekst/
namentekst, waarin ook
opgenomen de bijdragen
van
allerlei kosmische
gedaante (via de raad)
en medebenoemd in de
geformuleerde
namentekst der
verstandstaal.
En aldoor vindt deze
verstandstaal, waarin het verstand voortdenkt,
onderwijl een heuglijk
onthaal in wezenlijk het intellect; alswel, uit het
verstand intussen ook aldoor
kosmisch (via de raad) met een dan
wellicht meer zo te noemen
geformuleerde woordentekst in plaats van
namentekst.
Als namentekst, ligt het
gemeenschappelijk denkend verstand aldoor
wat/meer
opgevoerd/opgelegd/”opgevouwen” in het individueel
denkend verstand in
tekens/”vouwen”.
Hier ontvangt het taaldenken
voorts nog zijn nadere toelichting, zoals
Zijn betekenis (bijvoorbeeld
b’ – b’; zie ook denkthema 13, aan de hand
van figuur d.), of
komt “een globaal taaldenken”, in de vertolkingswet
(zie ook denkthema 19, aan de
hand van figuur e.), “als in een ruimer
denkveld” – alsof het “grove
weefsel” van een geformuleerde
namentekst hier nog weer
verrijkt wordt met allerlei “verwindingen”.
In zo’n toelichting,
bijvoorbeeld in een betekenend denken
( b ←→ b’ ←→ b” – b ←→ b’ ←→ b”), wordt/ligt een geformuleerde
namentekst op zichzelf nader
“opgeklaard”/verklaard en uitgedrukt
(zoals in tt → b→ (t’ →) b’ (←
t’) ← b” ← t”t”).
En ook zo’n toelichting kan
in wezenlijk het intellect heuglijk in een
desbetreffende termentekst
worden opgenomen ter bestendiging
daarvan – of “even (nader)
worden geformuleerd in de raad” – alsmede,
in voorts een vertolking
daarvan in het individueel denkend verstand in
een geformuleerde namentekst
worden uitgedrukt.
-*-*-*-