Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.
                                  
                                                                             
                                                                               
Denkthema 24.   Autonoom.            
 
Zoals reeds uiteengezet, is de raad eerstens de uitkringe(le)nde
eenheidskring der rede; om voorts ook nog aangevuld te worden met
allerlei toevoegingen/informatie vanuit de raadscontreien.
In deze decentraal vanuit de rede – vanuit het centrale/redelijk
middelpunt der raad – opkomende raad, vindt vooral ook,
subjectief-objectief, het formuleren(d denken) plaats van wat in de
raadstermen daartoe vanuit wezenlijk het intellect/geheugen wordt
aangebracht (zie vorig denkthema).
Met voorts het geformuleerde vertolkt in het verstand, geraakt de
geformuleerde termentekst vertaald in een verstandelijk tot stand
gekomen geformuleerde taal – als een geformuleerde namentekst/
woordentekst van onder andere ook enige betekenis.
 
In vooral ook de geestesoptrek zelf, wordt er al beschouwend drieërlei
gedacht; met een select denken, een correct denken en een
(be)oordelend denken.
Met elkaar een gevolgtrekkend denken (zie ook denkthema 22),
waarin/waarvan de concluderende schouwstijl, ontspringend/
ontsprongen aan de concluderende rede, de spil is.
Of ietwat anders gezegd, een geestesbeschouwelijk denken van, ook al
abstraherend-substraherend, op legio geestesbeschouwelijk subniveau
uitkringe(le)n-inkringe(le)n der redelijke eenheidskring(en).
Kortom, ook dit gevolgtrekkend denken/beschouwen – dat al
medebeschouwend ook dienstig is aan (concreet) het formuleren op
raadsniveau; terwijl trouwens ook een of andere verstandelijke
geformuleerde taal/tekst voor een gevolgtrekkend beschouwen in de
geestesschouw kan worden opgevoerd – ontspringt eerstens weer aan
de rede.
 
Het een met het ander, zowel het formulerend denken alswel het
gevolgtrekkend denken, is aldus eerstens als geworteld in zeg
positioneel het raadscentrum, de rede.
Al bijeen het zo te noemen linguïstisch denken/beschouwen –
waaronder voorts ook nog de verstandelijke vertolking/vertaling van
het geformuleerde valt.
Maar: er ontvouwt zich ook nog een ander geestesbeschouwelijk
denken aan het andere deel der geest, aan namelijk rationeel de raad.
Een geestesbeschouwelijk denken althans, dat niet eerstens als
geworteld is in (positioneel) geestelijk de rede, maar eerstens gelieerd
is aan geestelijk de ratio (als dan ook eerstens van enige strekking).
Een reeds bij voorbaat zo te noemen exact-beschouwend denken; maar
waarvan nu vervolgens nader.
 
In denkthema 22 is met figuur a. aldaar, en tevens aan de hand hiervan
met een uiteenzetting, de concluderende rede, onder aldoor maar door
het zich voltrekkend rationaliseringsproces, voorgesteld en verhandeld.
De concluderende rede met onder andere haar vitale eenheidskring (ek,
aldaar) en haar concluderingen (c-c, c’-c’); en “in het zich aldoor
wenden naar en in de ratio, went de rede zich aldoor een evenwichtig
redelijk concluderen aan (in c-c, in c’-c’; met ook bijkans c-c//ra-ra//
c’-c’)” – tot zover deze aanhaling uit denkthema 22, en deze gegevens
tevens aangegeven in de hierbij gaande schets (c-c//ra-ra//c-c; figuur
a.).
                                                                                     Daarbij is een
    redelijke
    conclusie (zoals
    c-c) in haar
    relativiteit
    eendeels van een
    geniale
    component (ge) 
    en anderdeels van
    twee gebruikelijke
    componenten
    (gb//gb; zie
    hiervan overigens
    ook denkthema
    21, (aan de hand
    van) figuur c.);
                                                                                     met deze
                                                                                     componenten in
onderling evenwicht (als gb-ge-gb).
 
De geniale component enerzijds en de gebruikelijke componenten
anderzijds zijn als in een volslagen tegenstelling op elkaar betrokken.
Zoals al eerder aangeduid, is het geniaal betrekkelijke de volslagen
“binnenstebuitenkering” van het gebruikelijk betrekkelijke danwel,
betreft het hier een volslagen omslag.
Hoewel in onderlinge betrekking, zijn een gebruikelijke component en
een/zijn geniale component als een volslagen tegengesteld gesteld/
gesitueerd stel – dat op elkaar is (aan)gesteld.
 
En iets dergelijks is ook van de rationele-redelijke (ra/ra – re) geest te
zeggen: de ratio, van een gebruikelijke gesteldheid/betrekking (als
ra – ra), uittrekkend naar- en wegtrekkend tot in immens groot
tegenover de rede, als eerstens de creatieve eenheidskring (ek) van een
geniale gesteldheid en ook betrekkelijkheid (zoals in ge-ge), intrekkend
naar- en wegtrekkend tot in immens klein het oerniets (on).
Dat wil zeggen, in de zich aldoor (ook) centraliserende concluderende
rede gaat deze, voorzover geniaal (mede)concluderend, op in het
oerniets; en voorzover gebruikelijk (mede)concluderend, gaat de
concluderende rede op in de (gebruikelijk relatieve) ratio (zoals in
r – r, r – r).
 
Onder aldoor maar door de verlevendiging vanuit het Leven, decentreert
de rede ook aldoor maar door in/als een uitkringe(le)nde (u/u/…) vitale
eenheidskring – tot de raadskringwet (rw) van/als de raad (rd).
Bij overigens tevens aldoor wat/meer centralisering der rede/raad/
raadskringwet; als tegenover een aldoor “voedend” Leven een aldoor
“verschralende” raad(skringwet).
Aldus “vergaat” ook elke uitkringe(le)nde concludering (uit beginsel
redelijke) eenheidskring (zoals c’-c’, c’-c’) aldoor wat/meer en
voorzover geniaal (ge’-ge’) tot in oerniets, alsmede wat/meer en
voorzover gebruikelijk (gb’-gb’ – gb’-gb’) tot in de ratio (zoals in
r’-r’, r’-r’).
 
Met dit al, blijkt ook de (linguïstisch) beraadslagende raad zelf tevens
al(door) concluderend meer subjectief te concluderen (in c-c//c-c) of
meer objectief te concluderen (in c’-c’//c’-c’).
Zoals in een causaal concluderen in het correcte denken (cr-cr; zie van
causaal ook denkthema 20, aan de hand van figuur g.).
Alsmede in een rationeel wettelijk/gebruikelijk concluderen (bij
c’-c’//c-c//ra-ra).
En is er in het selecte denken, in het toetsen ervan aan het desbetreffend
correcte en in het beoordelen ervan, een concluderen van die beide –
waar het selecte (als mathematisch) valt te ontleden in het correcte en
het rationele.
 
Al bij al, een dus erbij komende rationalisering van alle beraadslaging
(in dus r-r, r’-r’), als tevens, centraal/decentraal, een subjectief/objectief
concluderend denken (in dus c-c, c’-c’); en is er zulk een rationalisering,
voorzover dit concluderend denken van een gebruikelijk(e) slag/
relativiteit is, bij tevens wat/meer centralisatie/”verredelijking” van/in
het beraadslagend denken.
En aan dit/zulk concluderend beraadslagend denken nemen ook de
intellectuele/verstandelijke/kosmische (en geestesbeschouwelijke)
raadscontreien deel voorzover zij daaraan bijdragen of ook wel daaruit
hun informatie betrekken.
En hiervan nu wat nader; in het bijzonder de kosmische bijdrage
daaraan.
 
In het kort, zoals reeds uiteengezet: in de voltrokken/volstrekte
rationalisering van het brein, dit is van het intellect en het verstand,
kwam en komt de ratio voort; genereert het Ene-slot als vanaf de rechte
ratio het zo tevens uit zelfs legio rechten bestaande abstracte bestaan;
en abstraheert/”verdampt” het totale brein in de loop van het
rationaliseringsproces wat/meer in dat abstracte bestaan, (ook het
abstracte, zoals inventief) al inspirerend, en met elkaar de
geestes(be)schouw(ing) genoemd.
De kosmos daarentegen, aldoor gegenereerd door/vanuit het
geestesZwerk, (brengt de ratio niet aan, maar) ontstaat aldoor vanaf de
ratio (als “daarvan afhangend”); en abstraheert de kosmos ook niet tot
in het abstacte bestaan, maar ondergaat als passief de inspiratie daaruit,
die zogezegd substraheert/”condenseert” tot in de kosmos.
 
Overigens, substraheert deze inspiratie, deze “damp uit de abstracte
dampkring”, doorgaans niet volledig in de kosmos, maar strijkt (deze
“valwind”) ook deels (als een “wind”) over deze “oceaan” om al
waarnemend/vernemend het “vaste land aan” brein te informeren
omtrent de kosmos danwel allerlei kosmische gedaante.
Hier wordt dan gesproken over (het waarnemend/vernemend deel van)
de beschavingsloop (zie ook denkthema 21, aan de hand van figuur e.);
en trekt deze beschavingsloop ook al waarnemend/vernemend alsnog
door het abstracte bestaan, dat alle overig bestaan zozeer doortrekt/
bestrijkt (zie hiervan ook denkthema 18, aan de hand van figuur c.).
Aldoor maar door wordt het intellectuele/verstandelijk brein, en
eventueel ook de raad, door deze substracte beschavingsloop vanuit
de concrete/substracte kosmos geïnformeerd – zoals “een zeewind,
strijkend over het zoute oceaanwater, zilt kan proeven/ruiken”.
Wat onder andere wil zeggen, dat het brein, de raad, in de
beschavingsloop een zeg maar oppervlakkige/bescheiden indruk van
de kosmos ontvangen en niet zozeer wat betreft “inhoudelijk” de
kosmos worden geïnformeerd.
En vullen de ontvangers deze informatie zelf nader in – zoals met/in
allerlei feit (het verstand), met/in allerlei idee/ideaal/begrip (het
intellect) of met/in allerlei concludering (de raad).
 
Maar intussen, het brein abstraheert en de kosmos substraheert – het
een of het ander, of abstrahering of substrahering.
En voorzover zowel het brein alswel de kosmos bijdragen aan de raad,
zal de raad hier meer abstraheren en daar meer substraheren, als (wat
betreft de raad:) en (wat/meer) abstraherend en (wat/meer)
substraherend.
In hoofdstuk 2 wordt nog wat nader de kosmos “inhoudelijk”
aangegeven; hoe de geschapen stoffelijke natuur de Transcendente
kosmos van “inhoud”/gestalten voorziet, hoe deze gestaltelijke
“inhoud” ook nog weer geestesschouwelijk wordt verwerkt, mede de
stoffelijke natuur beïnvloedend, enzovoort.
 
     Maar nu voorts in het
     bijzonder, bij/onder dit een
     en ander, de relatie der
     kosmos (km; figuur b.) met
     rationeel (ra – ra) de raad.
     Daarbij is het geestesZwerk
     (Z), dat (in het zichzelf
     genereren) de kosmos
     aldoor maar door (voorts
     vanuit zichzelf) voortbrengt,
     wel aan te merken als “de
     meer platte kant van de
     pompoen” als kosmos.
     Waarbij het geestesZwerk
     zelf wel als een onder(v)laag
     aan de raad valt te duiden,
     zoals ook wel de kegelbasis
     van het intellect als de
                                                                     boven(v)laag aan de raad.
Terwijl het geestesZwerk, in wisselwerking met de raad, wat/meer
medecentreert (z’) met de centrerende raad en wat/meer
mededecentreert (z) met de decentrerende raad.
Evenwel intussen, ontstaat aldoor maar door vanuit het geestesZwerk
de kosmos actief (ac/ac/….): en trekt deze kosmische (en inmiddels,
vanuit het Leven, ook wat/meer vitale) activiteit in/door de kosmische
as/werkelijkheid (wr) weer terug naar en tot in de rede (re).
 
Om, deels, middels de rede wat/meer op te gaan in de (desbetreffende)
objectief/subjectief concluderende beraadslaging – en daarbij,
voorzover de raad centreert, mede opgaat in de ratio.
Alswel, om anderdeels door/vanuit de rede direct scheidingsrelatief de
ratio in te trekken.
En om nog weer anderdeels door het geestesZwerk/”pompoenvlak”
zogenaamd recyclerend (r/r/….) weer actief (ac/ac/….) de kosmos in
te trekken en te doortrekken.
 
Evenwel: met het rationaliseringsproces zeg begaat het intellect, zeg
maar het brein, als aanlopend op de ratio alsmede op (daaruit) het
abstracte bestaan, actief de abstrahering.
Daarentegen ondergaat de kosmos, als aflopend vanaf de ratio alsmede
daarmede vanaf het abstracte bestaan, passief de substrahering.
Doch waar de kosmos werkelijk (wr) weer actief weerom trekt, op
slechts de rede aan, daar ontgaat deze kosmische activiteit de ratio –
en al wat daaruit is/wordt opgetrokken, dit is het abstracte bestaan en
de hierin opgaande/gaande abstrahering/inspiratie.
Als zich zeg maar distantiërend van de ratio, van het abstracte/
enzovoort, is de werkelijke kosmische activiteit noch in abstrahering
noch onder(hevig aan) substrahering.
 
Of anders gezegd, is de kosmisch weerkerende/werkelijke activiteit
niet meer “afhangend”/afhankelijk van de ratio – de ratio, waarborgend
het Subjectieve verbond dat bondig voor de (centrale) bestaanseenheid
staat, danwel als “de spil waar het bestaan om draait” – maar als
onafhankelijk van de ratio, trekt deze weerkerende kosmische activiteit
niet (onder)door de rede de ratio in, doch is deze als ontlopen en trekt
generzijds/afzijdig/”onderlangs” de ratio als tot in verdwijnens toe het
weerloos niets (wn) in, bij ook nog wel wat kracht opdoende
aandoening van het attent niets (an; zie van het weerloos niets en het
attent niets ook denkthema 17, aan de hand van figuur g.).
Als volslagen onafhankelijk van de ratio danwel van het totale bestaan,
vangt deze tot in weerloos niets (en attent niets) vergaande activiteit een
zogenaamd absoluut autonoom bestaan aan, voorzover dit volslagen
afgezonderd doch beroerd weerloos niets, en attent niets, uit eigen
onafhankelijkheid voorts alsnog weer (met enige kracht) het bestaan
aandoet.
Het/de aldoor vergaand(e) gaan/activiteit verdoet zich met het volslagen
labiele weerloos niets, dat deswege aldoor doorslaand/doldraaiend
doordraait.
En wordt daarmede het Transcendente bestaan, waarvan eerstens/direct
de raad, als vanuit (weerloos) niets met legio mogelijkheid, met legio
mogelijke werking van (bijvoorbeeld fantasierijke) verandering,
aangedaan.
Als “zo ergens onderaan/onderin de raad” wordt de raad – als vooreerst
van een kosmische aandoening en eerstens, vanuit het weerloos
                                                                                 alsmede het attent
    niets, met autonome
    slag – als ongedacht
    aangetast met legio 
    ongedachte
    mogelijkheid van
    verandering/doen
    wat, voorzover
    verwerkelijkt,
    werkzaam/actief
    komt deel te nemen
    aan ook de
    beraadslaging der
    raad.
 
    Wat nader en ook
    wat vollediger
    aangegeven, doet de
    kosmische
    recyclerende
    activiteit deels als zo
    terloops vanuit het
    geestesZwerk tevens
    wat/meer de raad (rd;
    zie figuur c.) aan (als
    r/r/…); en wordt
                                                                                 daarbij, als zeg
                                                                                 onderaan de raad, als
onderweg in haar bijdrage aan de (beraadslaging der) raad, (uit het
attent niets) ietwat krachtig aangedaan alswel doorwoeld met legio
spontane/on(voor)bedachte aandoening vanuit het weerloos niets (wn) –
als met ietwat krachtige “losbarstingen” vanuit onderaan/onderuit de
ratio (ra – ra).
Met voorts ook nog de geestesoptrek/geestesschouw (gs) boven de
raad, is het totaal wel voor te stellen met “een koffieboon, rustend op
haar platte kant”.
 
Een “koffieboon”, met onderlangs alsmede overlangs een groeve/split,
die haar onderin als in twee helften/afdelingen splijt/afdeelt: als de
hier zo te noemen twee aparte, vanuit het weerloos niets autonoom
bewerkte en zich met een vlaag van recyclerende activiteit opwerkende
apartementen (ap; 2x).
Op raadsniveau, mede in beraadslaging, en erboven op geestesniveau,
mede in geestesbeschouwing, werken/denken de twee apartementen
hun “aangedane” activiteiten weer gezaam als componenten (cp; 2x)
in onderlinge betrekking/relativiteit.
En wordt hier elk der beide apartementen met zeg zijn component een
compartiment (cmp; 2x) genoemd.
Het een met het ander, tevens vanuit het Leven met leven doortrokken,
mag dan elk der beide compartimenten als van een exact bestaan heten;
namelijk onder, als apart appartement, absoluut en boven, als
component, betrekkelijk (zie van exact ook denkthema 14, aan de hand
van figuur e.).
 
Opkomend op eerstens en vooral het raadsniveau infiltreren, zeg maar,
de zogenaamd nogal vrije gedachtenspinsels der apartementen, zoals
allerlei spontaan uit het weerloos niets opkomende (en met de vlaag
aan recyclerende activiteiten verwerkt tot) fantasieen, vanuit beide
apartementen het zeg meer bezadigd beraadslagend denken der raad.
In hier de gang van een tweeerlei apart tot in enig (betrekkelijk)
gezaam, brengt deze infiltratie dan een wat/meer confronterende
(c/c/…) beraadslaging teweeg.
Zeg maar, allerlei compromitterende ontmoeting in deze confrontaties,
in het fantasierijk beraadslagend denken der raad, wat veelal resulteert
in velerlei compromis/schikking/evenwicht.
Evenwichtige gedachten, als evenzovele (minieme) uitvindingen/
“improvisaties” en dergelijke.
Danwel, zijn deze nieuwe overeenkomsten, deze vernieuwde
gedachten – die overigens ook op geestesbeschouwelijk niveau tot
stand (kunnen) komen – het resultaat van menigerlei confronterend/
compromitterend gevoerde discussies.
En inzake deze zogenaamde discussies/gedachten(uit)wisselingen
voorts nog enige nadere toelichtingen.
 
Het geestesZwerk is als “het deksel” op de kosmos als “de pot”.
Een actief “deksel” dat de “pot”  zowel aldoor maar door van activiteit
voorziet, alswel zelf vanuit de “pot” van recyclerende activiteit wordt
voorzien.
En is deze recyclerende activiteit, naar het nogal vlakke “deksel” in
zeg maar nogal oppervlakkig verloop, een weliswaar oppervlakkige
maar dan toch representatieve weergave van de “pot”activiteiten.
Het “deksel” dekt, als het ware, zij het oppervlakkig maar
representatief, summier alle “pot”activiteiten der “pot”/kosmos
zeg inhoudelijk.
Wat dan ook nog het geval is met wat er van deze wat/meer
representatieve activiteiten aftrekt tot in elk der apartementen en van
hieruit, als wat/meer representatief (r/r/…) de kosmos, deelneemt aan
de discussie op zowel raadsniveau alswel op menig
geestesbeschouwelijk niveau.
Danwel, zijn deze wat/meer representatieve activiteiten de aanleiding
tot menigerlei discussie: en leiden zij zo het “aloude” beraadslagend/
geestesbeschouwelijk denken in tot wat/meer aandacht voor de
kosmos, voor diverse kosmische activiteiten.
 
Met voorts als tweede opmerking: er is een tweeërlei autonomie – een
hier zo te noemen positieve autonomie en een negatieve autonomie.
Een tweeërlei autonomie, als in een tweeërlei volslagen/absoluut
afzonderlijk in zijn bestaan voorzien (worden) vanuit het niets.
 
Eerstens dan het aloude, vooral pro-contra bestaan, waarin het Ene,
het Leven en het Zwerk – een pro-contra bestaan ofwel, als een
bestaan dezerzijds aangemerkt, zogezegd het positief bestaan van het
bondgenootschappelijk bestaan in (drie-)eenheid – aldoor (al
genererend) vanuit het niets voorziet als in positieve autonomie.
 
En tweedens het (tweeërlei) apartementbestaan waarin, althans
voorzover (zeer) fantasierijk, door het labiel/doorslaand weerloos
niets (en het attent niets) wordt voorzien.
Een zogezegd anti-bestaan ofwel een negatief bestaan, waarin door het
(doorslaand) niets als in negatieve autonomie wordt voorzien….aan
evenwel de leiband der recyclerende activiteit.
Deze recyclerende activiteit, in het geestesZwerk, gaat immers
kleindeels op in elk der twee apartementen en ook nog kleindeels af in
het weerloos (en attent) niets.
En met deze leiband als wat/meer verleid, gaat het labiele, doorslaand
weerloos niets, als het fantasierijk bestaan in negatieve autonomie,
geleidelijk op in de recyclerende activiteit in/van elk der beide
apartementen.
Als in het geleidelijk oplossen van een loos bestaan in de ijlte der
voortijlende activiteit.
Als “in een water – in een wat vochtige atmosfeer – waarin legio
aldoor opborrelende luchtbellen geleidelijk oplossen in dat water, in
die winderige atmosfeer, zelf”.
En zet dit oplossingsproces, als zeg een actief fantaseren, zich voort
door het totale compartiment opwaarts alswel zo tevens in de
componenten der discussie op raadsniveau (en hogerop ook op
geestesbeschouwelijk niveau).
 
Dat wil zeggen, in de componentenafdeling der compartimenten
schikt het actief fantaseren (uit de apartementen) zich ook (aan)gepast
in het aloude beraadslagend denken in positieve autonomie.
Met zo in de confrontatie der discussie soms, of vaker, een ontmoeting
der componenten, waarvan de een van een wat/meer positieve
autonomie is en de ander van een wat/meer negatieve autonomie.
Danwel een discussie in (ook) vraagstelling, van positief/ja tegenover
negatief/neen; als een probleemstelling in velerlei onderlinge afweging,
wat veelal resulteert in enig(e) compromis/evenwicht/oplossing als
antwoord.
Doorgaans een uitgedachte vondst, een nieuwe/vernieuwende gedachte,
die het positieve bestaan, in positieve autonomie en uit negatieve
autonomie, als in een ongedachte (constructieve) ontwikkeling brengt.
 
In een volgend, maar van dit eerste hoofdstuk ook laatste denkthema,
wordt op dit een en ander nog wat nader ingegaan.
Maar in dit denkthema nog een kleine verhandeling over het bestuur.
Het ook wat/meer door de compartimenten, vanuit de apartementen
ook bestaansvernieuwend aan het aloude bestaan (geestesbeschouwelijk)
opgelegd bestuur, zij het aangepast en geleid aan en door dit aloude/
positieve bestaan.
 
De representerende activiteiten trekken ook opwaarts, al hoger de
geestesschouw in, om op (hoger) geestesschouwniveau in het
beoordelend denkstelsel (bd) al confronterend (c’/c’) tot een
onderling(e) afweging en evenwicht te komen.
Onderweg is allerlei fantasierijke inmenging in deze gangen opwaarts
nagenoeg verwerkt tot zo in een zekere, tenslotte (in allerlei afweging
alsnog) verkozen stellingname (-c’-c’-) in de frontlinie der confrontaties.
En al eveneens onderweg, in de geestesoptrek door geestesschouwlijk
het abstracte bestaan, komt ook deze opgang vanuit de apartementen –
zoals dat ook het geval is met de abstraherende → substraherende
inspiratiegang door het abstracte bestaan – her en der wat terzijde uit
tot enig inventief denken (zoals i, i) en allerlei inventieve gedachten.
En alle navolgende gang opwaarts door de compartimenten, voert op
zijn beurt weer wat/meer mee van deze, door de voorgaande gangen
opwaarts aangebrachte/gegeven inventieve denkgangen en gedachten.
Waarmede deze trektochten opwaarts door de compartimenten wel het
inventariserend denken (iv/iv; een denken, dat allerlei inventief denken
en inventieve gedachten wat/meer verzamelt) is te noemen.
Een inventariserend denken, dat zo alle confrontatie (c’, c’) elk en
bijeen enige “lading”/(op)dracht verschaft – als “een representatieve
inventaris van allerlei inventief/inventieve denken/gedachten in een
desbetreffend deel der (twee) compartimenten”.
 
Verder, is de frontlinie dezer confrontaties een (abstracte) rechte.
En “zoals men met slechts een rechte geweerloop doeltreffend op een
doel kan aanleggen”, zo is ook de (overwegende) loop volgens de
rechte frontlinie van een doeltreffende instelling.
Danwel, in de stellingname van enige (op)dracht in zo’n rechte
(front)linie, koerst/stuurt (k’ → k) die dracht als in enige opdracht aan
op een of andere gestelde doelstelling (als weer een zeker stelsel; zie
van een stelsel nader in het volgend denkthema).
Ofwel, met dit koersend verloop, aansturend op een (voorlopig en
voorts navolgend) gestelde doelstelling, liggen beide compartimenten,
met hun (eerstens al) inventieve denkgangen/gedachten, in hun
denkelijk zich schikken in enige rechte (front)linie, hierin als zodanig
onder bestuur – in de geestesbeschouwelijke bestaansvoering.
 
Evenwel, alle inventariserende opgang komt van weerzijds wat/meer
schuins in onderlinge confrontatie.
Dat wil zeggen, elke confrontatie valt te ontleden in eendeels een
bestuurlijk aankoersen volgens een rechte op een of andere gestelde
doelstelling, en anderdeels in een component als haaks op deze rechte
(front)linie.
En deze laatstbedoelde componenten (c”-c”, c”-c”) worden voorts
door de reeds genoemde (abstraherende → substraherende)
beschavingsgang (bs) wat/meer meegevoerd tot in de kosmos, alsmede
vervolgens ook in het brein.
Hiermede is er tevens enige informatieve verslaggeving/vermelding
der gedragingen dier (bestuurlijke op)dracht, in de
(geestes)beschouwende geestesschouw, in de kosmos en het brein –
wat alsnog weer kan resulteren in een zekere beraadslaging der raad
daaromtrent.
 
Ook is er veelal enig evenwicht tussen allerlei confrontatie in de rechte
frontlinie in centraal een af andere (concluderende) positie (p) der
schouwstijl (ss).
Zo wordt de beraadslagende raad ook middels de schouwstijl
geïnformeerd over het bestuurlijk wedervaren wat, bijvoorbeeld, betreft
deze of die bestuurlijk(e) opdracht en aankoersingsresultaat.
Terwijl tevens met/middels de schouwstijl dit bestuurlijk wedervaren
linguïstisch in bijvoorbeeld enige taal valt uit te drukken.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
                                                           *-*-*-*