Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.                                                                   
                                                                  
                                                                  
                                                                   

Denkthema 30.    Atomair.
                                   
                                                 
In het Transcendente generzijds heerst, in weer de reductie/verwording
van het geproduceerde/gegenereerde, de kracht.
Eertsens de kracht der unodeeltjes, die onder ook Transcendent
kosmische inwerking aanwast middels de generering der triasdeeltjes
in voorts weer hun verval.
Veel van deze kracht gaat als oerkracht weer teniet; terwijl deze kracht
anderdeels, als reële kracht, aldoor als potentiële veldenergie wordt
opgeslagen.
En dan tweedens de kracht der unobaden, die aldoor in en middels
veldbotsingen ontstaat en aanwast onder de aanvoer en overgang
daartoe/daarin van veldenergieën.
Ook veel van deze kracht gaat direct weer verloren als b(ad)-oerkracht
ofwel kernkracht.
Terwijl anderdeels deze kracht als b-reële kracht ofwel spreikracht zich
"horizontaal" uitbreidt  -  voor zolang de desbetreffende veldbotsingen
aanhouden  -  en allengs ook wel weer teniet gaat waar zij al uitkolkend
in onderlinge inwerkingen en verwerkingen daarin dan alsnog wat/meer
inkolkend in het Transcendente génerzijds oerkrachtig verwordt tot in
geen/oerniets; of ook wel in het uitkolken al lozer wordend vervaagt en,
in dit Transcendente generzijds, zich loost/oplo(o)st tot in geen het
oerniets, wat te meer het geval is, in de Transcendente substrahering,
uitwaarts de opperoptiek (zie ook vorig denkthema).

Buiten de stoffelijke unodeeltjes en unokrachten (als samengevoegd
een unobad met een unodeeltje), bevinden zich in het Transcendente
generzijds ofwel het zogenaamd (stoffelijk) heelal nog louter de
unobaden met hun gravitatiekrachten, electrische krachten en
magnetische krachten.
     
En zijn het, nauwkeuriger
     aangeduid, van deze unobaden
     juist de inkolkende b-oerkrachten/
     kernkrachten, die de kracht der
     gravitatie, der electrische en
     magnetische werkingen herbergen
       -  de gravitatie zonder meer, en de
  
   electrische en magnetische krachten
     onder de bundelende inwerking van
     "verticale" en/respectievelijk
     "horizontale" Transcendente
     inspiratie(vlagen).
     Kortom, in een unobad (ub; figuur a.)
     komen deze krachten in een
     zogenaamde "verticale" b-oerkrachtige
     zuil (okz) van dat unobad op kracht.
     De kracht der gravitatie vindt haar
    intrekkende/aantrekkende oorsprong
                                                          in zonder meer de inkolkende/
intrekkende b-oerkracht (ok) in deze b-oerkrachtige zuil.
De "verticale" electrische kracht (elk) onder aanleiding daartoe van de
zich bundelende en opwaarts afnemende opperkracht (opk).
Terwijl de "horizontale" magnetische kracht (mgk), ook van Transcendent
wege daartoe bewerkt, wordt ingeleid door een "horizontale" b-oerkrachtige
bundeling (okb).
Maar, er is electrisch en magnetisch meer zodra enkele of meer unobaden
onder elkaars b-oerkrachtige invloed geraken.

In het stoffelijk heelal krioelt en woelt het van legio unobaden, van talloze
onder elkaar mobiele velden/veldelementen die met elkaar in talloze
veldbotsingen zijn en waarvan legio unobaden het resultaat zijn.
 Een in het stoffelijk heelal aanwezig, gigantisch spanningsveld van in
gravitatie onder elkaar krachtig gespannen velden/veldelementen, waarin
langs de lijnen dier rechte, mobiele velden/veldelementen in het kader
der gravitatie talloze unodeeltjes en unobaden zich naar en van elkaar
begeven.
Hierin (ver)voegen zich ook legio unobaden in unodeeltjes tot legio
unokrachten, die zich ook weer in het kader der gravitatie her en der in
het stoffelijk heelal verzamelen tot zeg maar stoffelijke lichamen, tot
sterren en planeten; terwijl overigens ook elders in het stoffelijk heelal
bijvoorbeeld legio unobaden zich verzamelen tot zeg maar stoffelijke
heelalzeeën van krachtig inkolkende kernkrachten en krachtig uitkolkende
spreikrachten.
En in deze stoffelijke heelalzeeën en heelallichamen geraken de
desbetreffende unobaden en/respectievelijk unokrachten, met ook
mobiele werkzaamheden/gangbaarheden/wentelingen, ook onder de
invloed van elkaars spreikrachten en kernkrachten.
En waar dan de onderlinge invloed der b-oerkrachtige kernkrachten
zich doet gelden, daar doet zich, naar de inkolkende/intrekkende
kernkracht/werking zelf, een elkaar aantrekkende/innemende kracht/
werking op in het kader ook der mobiliteit.

Waar aldus twee (of meer) electrische krachten (a
b en cd;
                                                            figuur b-1) (eerstens) al
      
graviterend in elkaars
      b-oerkrachtige invloedssfeer
      terecht komen, daar zullen zij
  
    elkaars afgang tot in oerniets
      (on, on) b-oerkrachtig verhevigen
      en inkorten bij ook mobiele
      werking/wenteling daartoe.
      Dat wil zeggen, in deze
      onderlinge electrische
      toenadering/aantrekking, zal, in
      mobiliteit, a zich ook naar/in d/on
      begeven/ontladen en c zich ook
      naar/in b/on (figuur b-2), naar
      een optimale b-oerkrachtige
verwording tot in oerniets.

Of anders gezegd: ongelijksoortige electrische potenties van twee
electrische krachten, zeg van de twee pluspotenties (a en c) tegenover
de twee minpotenties (b en d), trekken elkaar (in mobiliteit) zogenaamd
aan.
Waarbij (in mobiliteit) dan zogezegd de gelijksoortige electrische
potenties  -  pluspotentie a in betrekking tot pluspotentie c en
minpotentie b in betrekking tot minpotentie d  -  van elkaar krachtig
worden weggetrokken.
Of wordt deze onderlinge krachtige wegtrekking ook wel onderlinge
krachtige afstoting genoemd.

De krachtige electrische aantrekkingen en wegtrekkingen doen zich
op tussen electrisch de unobaden.
Dat wil zeggen, in de stoffelijke wereldzeeën; maar unokrachtig ook
in de stoffelijke heelallichamen.

Iets dergelijks doet zich ook op wat betreft het magnetisme.
Waar Transcendent "horizontale" inspiratievlagen de b-reëel krachtige
spreikrachten van een unobad doortrekken, daar bundelen deze
b-reële krachten zich, magnetisch, middelings tesaam tot een doorloop
met voorts een gespreide ommeloop (zoals reeds in het vorig
denkthema uiteengezet)  -  bij een eerste b-oerkrachtige inzet
daartoe in de b-oerkrachtige zuil.
En ook hier kunnen twee (of meer) magnetisch verlopende werkingen/
krachten (in de b-oerkrachtige zuil; eerstens al graviterend) in elkaars
b-oerkrachtige invloedssfeer geraken, alwaar dan ook aangaande het
magnetisme, in het kader der mobiliteit der desbetreffende velden/
veldelementen, het aantrekkings- en wegtrekkingsproces zich voltrekt.

De zozeer het Transcendente generzijds intrekkende en doortrekkende
b-oerkracht trekt immer al inkolkend verwordend het oerniets in  -  zij
het wat terughoudend in de opwaarts het/de Transcendente dezerzijds/
kosmos in optrekkende opperoptiek.
Bij alle "ergens" is er ook het "nergens"; bij alle iets is er ook het niets
ter verwording daarin.
Hoewel, ten behoeve van de eenvoud, het oerniets doorgaans als  
"verticaal onder" wordt geacht/geschetst, bevindt dit oerniets zich
eventueel ook "verticaal boven" (zoals in figuur b-2.), of is het een
"horizontaal nergens" (zoals in figuur c-2.).
Alle velden/veldelementen althans, verlaten in de schepping ervan
     
het Transcendente bestaan
     evenwijdig de Transcendente
     ratio; maar buitelen voorts
     buiten het Transcendente
     bestaan al graviterend voort,
     als los van het Transcendente
  
   standaard-bestaan met ook 
     zijn oerniets.

     Derhalve, voltrekt het magnetisch
     aantrekkingsproces, in het kader
     der mobiliteit, zich als typisch
     het magnetisme eigen.
     Twee krachtige magnetische
     werkingen, in eerstens de
     b-oerkrachtige zuil (a
b/o en
     c
d/o; figuur c-1.), trekken
     elkaar in elkaars b-oerkrachtige
     nabijheid met hun ongelijksoortige
     potenties aan; totdat er optimaal
    aan hun b-oerkrachtige
                                                             intrekkingen (ter verwording tot
in oerniets) is voldaan (a
b/o bij tevens ad/o, nevens cd/o bij
tevens c
b/o; figuur c-2.).
Ofwel, resulterend valt ook wel te zeggen, bij de magnetische
ommeloop van zogenaamd de noordpool (np) naar zogenaamd de
zuidpool (zp): de magnetisch ongelijksoortige polen trekken elkaar
krachtig aan en de magnetische gelijksoortige polen trekken, als
elkaar krachtig afstotend, krachtig van elkaar weg.

Aldus, zowel de krachtige electrische werking "verticaal" alswel, haaks
daarop, de krachtige magnetische werking "horizontaal" doen zich op
in het zich doen gelden van juist zozeer de "verticale" b-oerkracht.
In denkthema 19, met figuur c., is reeds een eerste indruk gegeven  -  met
het ontleden van een veldbotsing in twee horizontale componenten en
een verticale component, met hier als eerste gegeven de voerlijnen der
desbetreffende velden  -  in hoeverre een veldbotsing/unobad
onderhevig is aan Transcendent de "verticale" inspiratiegangen en
"horizontaal" het rechte gangensamenstel van het abstracte denken (en
waarvan nog nader).

Wat de veldbotsing zelf betreft: hoe frontaler de botsing, hoe heviger ook,
maar hoe groter de "verticale" b-oerkracht.
En hoe minder frontaal de botsing, hoe meer ten gunste van de
"horizontale" b-reële kracht.
Zodat als stelregel valt te geven: in een veldbotsing tussen 90 hoekgraden
en 180 hoekgraden is de "verticale" b-oerkracht groter dan de "horizontale"
b-reële kracht; en in een veldbotsing tussen 90 hoekgraden en 0 hoekgraden
is de "horizontale" b-reële kracht groter dan de "verticale" b-oerkracht.
En, is hierbij niet alleen de botsingshoek tussen de voerlijnen dier velden
in het geding, maar tevens tussen de draaiingen dier velden: bij frontaal
tegen elkaar in draaiende velden overweegt de desbetreffende b-oerkracht
optimaal, en bij meest met elkaar meedraaiend overweegt de desbetreffende
b-reële kracht optimaal (zie ook denkthema 28, aan de hand van figuur f.).

Resumerend: is de veldbotsingshoek tussen zowel de voerlijnen alswel
tussen de draairichtingen dier velden tussen de 180 hoekgraden en de 90
hoekgraden, dan overheerst de "verticale" b-oerkracht van het desbetreffend
unobad als dubbel-op  -  als met een zogenaamd H-profiel, van zogezegd
een tweetal "verticaal".
En is de veldbotsingshoek tussen zowel de voerlijnen alswel tussen de
draairichtingen dier velden tussen de 0 hoekgraden en de 90 hoekgraden,
dan overweegt de "horizontale" b-reële kracht van het desbetreffend
unobad als dubbel-op  -  als met een zogenaamd Z-profiel, van zogezegd
een tweetal "horizontaal".
En is de veldbotsingshoek tussen de voerlijnen dier velden tussen de 0
hoekgraden en de 90 hoekgraden en tussen de draairichtingen dier velden
tussen de 180 hoekgraden en 90 hoekgraden, of andersom  -  of, zeg,
variëren zij beide tussen de 135 hoekgraden en de 45 hoekgraden  -  dan
doet zich in het desbetreffend unobad zowel de "verticale" b-oerkracht alswel
de "horizontale" b-reële kracht aanmerkelijk op  -  als met een zogenaamd
T-profiel, van zogezegd een "verticaal" en een "horizontaal".

In een H-profiel is een unobad meer/zeer electrisch.
In een T-profiel is een unobad zozeer magnetisch.
Waarbij, in bijvoorbeeld slechts een veldbotsingshoekverandering,
(overwegend) electrisch wat/meer over kan gaan in (overwegend) magnetisch,
of omgekeerd.
En in een Z-profiel doet vooral ook het Transcendente "horizontaal"
recht-toe-recht-aan abstracte denken zijn invloed gelden op de "horizontale"
b-reële kracht van het desbetreffend unobad  -  en hiervan nu vervolgens
nader.

De Transcendente geestesschouw bestaat eerstens uit talloze, "horizontaal"
evenwijdig aan elkaar gelegen rechten.
En worden deze rechten "horizontaal" en "verticaal" doorkruist met ook talloze
gang van inspirerend denken, geabstraheerd vanuit het Transcendente brein
en zich substraherend tot in de Transcendente kosmos.
Dit abstracte samenstel van talloze, evenwijdig aan elkaar gelegen rechten,
is als het Transcendente stramien, waarmede het Transcendent inspirerend
denken zich weeft als tot een schier immens groot Transcendent denkweefsel;
en waarbij van dit denkweefsel ook wat/meer denken/gedachten ligt/liggen
gevoegd langs/volgens de rechten, rechte lijnen, van dit abstracte stramien
tot een Transcendent abstract inventief en logisch denken (zie ook denkthema
21, aan de hand van figuur e.).
En dit "horizontale" stramien/"rooster" van abstract denken wordt, vooral in
het Z-profiel, van/in de b-reële krachten van alle/elk unobad opgelegd/gelegd.

Als, in het "horizontale", opgelegd aan de b-reëel krachtige (aan)gelegenheid
(rk; figuur d.), verschaft het Transcendente abstracte logisch/inventief denken
aan alle/elk unobad (ub) een stroomprofiel.
                                                                  En zoals, bijvoorbeeld, in stilstaand
  
of woelig water een afvoer wordt
  aangebracht, waarmede dit water in
  alle geledingen op gang komt met
   een stroompatroon van allerlei (wat/
  meer) evenwijdig met elkaar
  voortgaand verloop, zo brengt het
  Transcendente abstracte denken in
  de b-reële kracht(en) van elk/alle
  unobad(en) allerlei evenwijdigheid
  van verloop ofwel allerlei
  (particuliere/gemene) wetmatigheid
  aan.

  Hoe tumultueus het bij unobaden,
  in zich of/en onder elkaar, of bij
  unokrachten  -  of zelfs ook bij
                                                                  unodeeltjes, die met het vorderen
der realisering bij het vorderen der heelalvlucht ook al meer als in de ban van
het Transcendente onzijdig/abstract bestaan geraken  -  toe mag gaan, zoals
in een al heviger opkomen van de "verticale" b-oerkracht (ok; in bijvoorbeeld
het H-profiel), altijd weer valt het (on)stoffelijk heelalbestaan na elk chaotisch
tumult weer terug op een meer ordelijke (zoals o, o, . . .) en geregelde (zoals
r - r, r - r, . . .) danwel constructieve grondslag.
Reeds wat vooruit lopend: altijd en overal weer, vindt het (on)stoffelijke
heelalbestaan na enig chaotisch verloop zich terug in een eendere atomaire
grondslag.
Een constructieve atomaire grondslag van altijd/overal weer zelfde atomen
(waterstofatoom, heliumatoom, enzovoort), een zelfde atomenreeks (van zeg
een honderdtal verschillende atomen), waarmee dan te bouwen is aan een
schier immense verscheidenheid aan moleculen (maar hiervan te zijner
plaatse nader).

Verder, heeft de inwerking van het Transcendente strakke/verstrakkend
abstracte, logisch/inventief denkend "rooster" op een/alle unobad(en) nog
een tweede uitwerking.
Het is, meer aanschouwelijk voorgesteld, alsof het stramien, waarmede
een weefsel is geweven, nog wat strakker, gestrekter wordt uitgerekt.
Althans, brengt het van Transcendent wege ingelegde abstracte stramien
bij elk unobad en bij alle unobaden onder elkaar een overlangse uitstrekking
teweeg  -  naar zeg meer parallel gelegen weefseldraden tot een meer
wetmatig verloop (zoals reeds uiteengezet).
Maar tevens wordt het weefsel bij dit "in het keurslijf der wetmatigheid
brengen" overdwars als wat/meer ingesnoerd.
In deze zo te noemen aanbinding (a - a) sluit elk unobad en sluiten alle
unobaden onder elkaar als wat meer de gelederen tot in enige eenheid.
Behalve tot een meer wetmatig/eender verloop ("overlangs"), voegt/voert
het Transcendente rechtuit-abstracte denken de (on)stoffelijke natuur
("overdwars") tevens tot enige vereniging/eenheid.

Zoals al eerder vermeld, in het vorige hoofdstuk, waarborgt de
Transcendente rechte ratio, en daarmede tevens het Transcendente
abstracte bestaan met zijn rechten als alle volstrekt evenwijdig/gelijk
die rechte ratio, het Transcendente borgverbond.
Het Transcendente borgverbond, met zijn drie-eenheid van het
Ene(-slot), het Leven en het geestesZwerk en waarvan eerstens het
Ene(-slot), dat (al genererend/willend) borg staat voor de eenheid van
het totale Transcendente bestaan.
En in de greep der aanbinding, van het Transcendent recht-abstracte
bestaan/verloop op de (on)stoffelijke natuur, ligt ook de (on)stoffelijke
natuur begrepen onder de strekking van dat borgverbond  -  van
enige/voldoende eenheid in het (on)stoffelijk natuurlijk bestaan/verloop.
Dat wil onder andere zeggen, dat ook de (on)stoffelijke natuur onder de
besluitende heerschappij van eerstens al het Ene(-slot) als Heerser
valt  -  met overigens ook het Leven en het geestesZwerk (in
borgverbond).

In het Z-profiel is de invloed van het Transcendent abstracte bestaan/
verloop op het (on)stoffelijk natuurlijk bestaan/verloop, en daarmede
van de Ene-heerschappij over de (on)stoffelijke natuur maximaal.
In het H-profiel daarentegen minimaal; maar wint in de dan zozeer
oerkrachtige chaos de "verticale" oerkrachtige zuil en daarmede de
opperoptiek alsmede daarin wezenlijk het zo te noemen opperwezen,
aan (maximale) invloed.
Maar van onder andere dit opperwezen, van deze invloedrijke
wisselwerking tussen het(/de) Transcendente bestaan/verloop(/kosmos)
en het (on)stoffelijk natuurlijk bestaan/verloop, nu niet nader.
In het Z-profiel en in trouwens ook het T-profiel, heerst echter, zoals
uiteengezet, het Transcendente (Ene) over de (on)stoffelijke natuur  -  
wat bij alle rechte-abstractheid ook aan, bijvoorbeeld, een Transcendent/
Ene bestuur over de (on)stoffelijke natuur doet denken.
In denkthema 24, is aan de hand van figuur c. ook gehandeld over een
Transcendent doelgericht/aankoersend bestuur in het recht-abstracte.
Iets dergelijks doet zich nu ook op in het Transcendente recht-abstracte
logisch/inventief denken aangaande en ingaande op de (on)stoffelijke
natuur.

Tenslotte, talloze malen voegen een unodeeltje en een unobad zich
tesaam tot een unokracht (uk; figuur e.).
    
Een unokracht, die nu ook
    
begiftigd is met electrische
    kracht, magnetische kracht,
    aanbinding, enzovoort; en dan
    is er inmiddels sprake van een
    atoom, in zijn eerste aanleg.
    En nu dan een eerste
    voorlopige indruk van een
 
  allereenvoudigst atoom; waarbij
    overigens (onder andere) de
    mobiliteit van/betreffende dat
    atoom nog buiten beschouwing
    blijft.

    Zo'n meest enkelvoudig atoom,
    hier beschouwd in het kader
    van (gemiddeld) het T-profiel,
    bestaat dan zeg basaal uit een
    krachtig kolkende unokracht;
    "horizontaal" krachtig uitkolkend
    als (ge)u(nieerd)-reële kracht
     (urk)  -  met overigens
                                                                  daartussenin nog enige
"horizontale" gedijkracht (zie hiervan ook denkthema 29, aan de hand van
figuur b.).
En zoals in het T-profiel de "horizontale" component wat/meer kan
overwegen op de "verticale" component, of andersom, zo zal in een atoom
zijn unokracht de u-reële kracht wat/meer overwegen op de u-oerkracht,
of andersom.

En in/op deze unokracht bevindt zich een drietal massa's  -  een vaste
massa (vm), een combi-massa (cm) en een broze massa (bm); terwijl tot
de broze massa ook nog enige massale activiteit (ma) behoort, als zeg
oppervlakkig bedekkend de u-reële kracht der unokracht.
De unokracht is met haar massa's/massaal wel te vergelijken met een
waterplas/waterpoel, met daarin/daarop wat ijs als die/dat massa's/
massaal; een vast ijsklompje voor de vaste massa, een gespleten
ijsklompje voor de combi-massa, een (zeer) luchtig/broos stukje ijs voor
de broze massa en een (zeer) luchtig/broos en dun ijslaagje voor het
massaal.
Alle massa/massaal/"ijs" is aldoor zichzelf genererend/producerend  -  of
juister, eerstens de deeltjes van het desbetreffend triasdeeltje  -  en
"smelten"/verworden zij ook aldoor (reductief) tot "water"/unokracht.

Voorts, als inbreng van het unodeeltje, is de unokracht "horizontaal" in
ook een tweeërlei hoofdpulsering: diagonaal de zogenoemde
gebintpulsering (gp -  gp) en rondom de zogenoemde schaalpulsering
(sp; zie van deze beide pulseringen ook denkthema 28, figuur e.).
Beide pulseringen zijn, zoals qua golflengte, op elkaar afgesteld.
En brengt daarbij het unobad "verticaal" de kernkracht en "horizontaal"
de spreikracht aan in de unokracht.
De inkolkende kernkracht maakt deel uit van de u-oerkracht (uok),
afgaand/verwordend tot in oerniets.
En de uitkolkende/uitgaande spreikracht (sk-sk) gaat rond(om)gaande
uit  -  meegaand/opgaand met/in de schaalpulsering.
Een medepulserende spreikracht, in de krachtig kolkende unokracht,
van overigens massaloze herkomst  -  en daarmede veelal min of meer
haaks staande op de gebintpulsering, waarbij zij elkaar inkolkend/
ontmoetingsrelatief kruisen in het centrum der unokracht.

Maar ook is een unokracht, vanwege vooral het toegevoegde unobad,
voorzien van "verticaal" een electrische kracht (ek) en "horizontaal" van
een magnetische kracht (mk-mk)  -  terwijl deze beide krachten zich ook
gaandeweg kunnen opdoen in reeds een unodeeltje bij het vorderen
der heelalvlucht door al meer het Transcendent abstract/onzijdig
bestaan aan de concrete Transcendente kosmos.
In de electrische kracht ligt de "verticale" u-oerkracht als wat/meer/zeer
gebundeld; en trekt zij als in een snoer/"rugge" vanuit centraal de vaste
massa door decentraal de broze massa.
En in ook de magnetische kracht ligt de "horizontale" u-reële kracht als
wat/meer/zeer gebundeld; en trekt zij als in een snoer/"rugge" door zowel
centraal de vaste massa alswel door decentraal het broze massaal, daarbij
rondom (vanuit de noordpool/np) uittrekkend en weer (tot in de zuidpool/zp)
intrekkend  -  terwijl hierbij ook wel de combi-massa wordt aangedaan.
Deze beide krachten, electrisch en magnetisch, volvoeren de unokracht
tot een opgevoerd/gevoeglijk verloop; en heten daarmede de vaste massa,
de combi-massa en de broze massa (en het broze massaal; maar hiervan
nu niet nader vanwege het hier alsnog terzijde laten der mobiliteit) proton
(pr) respectievelijk neutron (ntr) respectievelijk electron (eltr).

Komt, in gemiddeld het T-profiel, de "verticale" component wat/meer te
overwegen op de "horizontale" component, dan komen, in een eerste
samenvatting, in een unokracht de electrische en de magnetische kracht,
alsmede het massa-aspect, te overwegen.
Komt hierin daarentegen de "horizontale" component wat/meer te overwegen
op de "verticale" component, dan doet onder andere het Transcendente
recht-abstracte stramien/rooster (abstr) zich meer gelden in de unokracht.
Als van een constructieve invloed, van het zozeer aanbrengen van
wetmatigheid, van een al aanbindend (a-a) verenigend/enig vatten van een
unokracht  -  en van deze onder elkaar  -  enzovoort.
Van deze rechten loopt er ook immer een diagonaal door de u-reële kracht,
als dan aan een diagonale gebintpulsering (gp-gp) opgelegd.
Waarmede zo'n gebintpulsering dan tot zeg maar een hoofd(aan)legger
wordt voor dat atoom, als van een eerste (standaard)belang  -  maar hiervan
in het volgend denkthema nader.






                                                   * - * - * - *