Maak Kennis Met Kennis En Blijf Bij Kennis.
Denkthema 42. Het neuron; dierlijk.
In het vorige denkthema is duidelijk gemaakt hoezeer het
organiserend opperwezen centraal staat in een levend, meer-cellig
organisme.
Als van alle kant rondom, als vanuit de periferie, stroomt het leven
toe in dit centrale opperwezen, vervloeit hierin met elkaar als in
één levensvloed en vloeit weer terug naar alle kant in enige
één-wording van alle levende delen/cellen van dat organisme.
Het is alsof er van alle kant water stroomt in een kanaal/rivier vol
water, vanaf de ene plaats méér, vanaf een andere plaats mínder,
en eenmaal overvloeiend vloeit vanuit deze overvolle rivier
eenzélfde hoeveelheid water naar álle kant.
Hoe eenvoudig aldus gesteld, met dit gesáám met elkaar omgaan,
heet dit simpele beleid(/organiseren) van het centrale opperwezen
een gewennende beleidvoering.
Alle delen van het organisme wennen aan elkaar, zijn wat/meer als
de ander, vatten de ander wat/meer naar waarheid zoals de ander
waarlijk is.
Dit, al samenlevend, gewennend beleid/beheer/organiseren van het
organiserend opperwezen, als "leidend tot een elkaar beter vatten/
verstaan", is evenwel een lévensproces.
Het desbetreffend organisme woont als het ware temidden van een
hem geschikte stoffelijke natuur, en voorzover deze stoffelijke
natuur is geïntegreerd ín dat/die organisme/woning, daartoe in
zozeer ook feitelijke bióbedrijfsvoering geschikt/opgenomen in het
stofwisselingsproces, in tevens de bouw/inrichting van dat/die
organisme/woning, is dit stoffelijke daarin wat/meer/zeer
verlévendigd.
En heeft deze geïntegreerde, wat/meer verlevendigde stoffelijke
natuur aldus ook wat/meer deel aan het levensproces der
(onderlinge) gewenning, gevoerd/volvoerd middels/door het
organiserend opperwezen in centraal dat/die organisme/woning.
Maar er voltrekt zich,
in de opkomst
der
levende natuur temidden
van de stoffelijke natuur,
allengs
meer en meer tevens nog een
ander proces in deze
betrokkenheid tussen levende
en
stoffelijke natuur.
Namelijk, de levende natuur
trekt
al meer en meer betrokken
"ook
naar buiten", de stoffelijke
natuur
in.
Het organisme woont dan niet slechts temidden van de stoffelijke
natuur, maar béwoont haar dan ook.
Waarin de levende natuur dan niet zozeer levendig doende kan
zijn, maar (aan)gepast de stoffelijke natuur meer aardend en
actief.
Dan gaat daarbij in de levensvoorziening (figuur a.; zie ook
figuur f. in denkthema 41) van dat organisme geen stoffelijke
natuur, vloeistof, over in leven (ac/ac-ad→le/le), als de
zogenaamde verlevendiging in de levensvoorziening van dat
organisme, die levende cel.
Maar daarentegen gaat er dan leven over in stof (le→ac/ac - ad)
- ter zo te noemen aanwending van dat leven ter exploitatie/
bewerking/bewoning van de stoffelijke natuur door dat/die
organisme/cel.
En: daarbij gaat het planeair/rondcirkelend leven over in een
lineaire, geríchte aanwending.
Waaraan voorts ook het centraal organiserend opperwezen
opperst deelneemt; aangezien ook elke verkeerspost wat/meer
is verstoffelijkt (zie bijvoorbeeld figuur e., denkthema 41), en
deze verkeersposten zich allengs als levende cellen, met celkernen
en celplasma's, aaneenrijen.
Aldus, organiseert het centrale opperwezen niet alleen gewennend
(als op levensniveau), maar ook aanwendend (zoals in wat/meer
verstoffelijking van een levensvoorzienende verkeerspost) - doch
in beide gevallen als "in dienst" van het desbetreffend organisme
als totaliteit.
Op deze gewennende beleidvoering en aanwendende beleidvoering
van het centrale opperwezen wordt nu voorts nader ingegaan.
Daarbij wordt min of meer uitgegaan van het gegeven, dat elke
verkeerspost van het centrale levendige/stoffelijke opperwezen
een levende cel is; dat wil zeggen celplasma en celkern.
"Horizontaal" meer levend celplasma (le; figuur b.), met ook wat
reële kracht (rk); en "verticaal" oerkrachtig (ok) afgaand tot in
oerniets (on): als electrische kracht (ek).
Waarbij tevens reeds is op te merken dat zo'n verkeerspost ook
in de levensvoorziening is: wordt de reële kracht en in het
bijzonder het levendige neutrale neutrobad op basaal niveau (bn)
groter dan, als ten koste van, de oerkracht op fundamenteel
niveau (fn), dan is deze verkeerspost in verlevendiging.
Gaat
daarentegen levendig
neutrobad (middels eventueel
reële
kracht) over in oerkracht,
danwel
electrische kracht, dan
is deze
verkeerspost in
verstoffelijking.
Aldus, in de
gewennende
beleidvoering
van het centrale
opperwezen, op
basáál niveau,
is er niet slechts éénwording van het aanwezige leven tussen de
verkeersposten, met ook het van terzijde aangevoerd leven, maar
ook van het uit fundamenteel niveau in de levensvoorziening
opgevoerd leven.
En kan in de aanwendende beleidsvoering in princiep middels
elke verkeerspost leven vanaf basaal niveau worden aangewend
voor bijvoorbeeld (electrische) activiteit op fundamenteel niveau.
En deze electrische activiteit op fundamenteel niveau, als
onderlangs het basale niveau, wordt nu voorts nader bezien.
Elk afgerond, natuurlijk element, zoals elk biobad, elk unodeeltje,
elke levende cel, heeft een aardende kern in zich; en gaat deze
geaardheid ook aldoor oerkrachtig danwel in electrische kracht
af tot in oerniets.
En zoals in denkthema 30 met de figuren b-1. en b-2. aangegeven,
is zo'n electrische kracht ook eerstens krachtig ineen/aaneen
samentrekkend werkzaam, met gevolglijk ook onderlinge
uiteentrekkingen, wegtrekkingen/"afstotingen", elders in het
electrisch veld.
Liggen er meerdere natuurlijke elementen op rij (zoals A, B, C
en D in figuur c.), zoals een aantal gelegerde biobaden op rij
als voerweg, maar ook diverse verkeersposten in het centrale
opperwezen alsook meerdere levende cellen op rij, dan is er
tevens een krachtige electrische werking aanwezig tussen de
aanliggende elementen onderling.
Aldus valt er alsnog een zogenaamd interne (i, i, . . .) krachtige
electrische werking/aantrekking betreffende een natuurlijk
element zelf te onderscheiden van een zogenaamd externe
(e, e, . . . ) krachtige electrische werking/aantrekking tussen
naast aanliggende elementen onderling.
En veelal is zo'n reeks van interne-externe electrische
werkingen min of meer in (een electrisch krachtig) evenwicht.
Verandert evenwel zo'n electrische oerkracht op fundamenteel
niveau (fn) in grootte, zoals in enige negatieve levensvoorziening
in element A op basaal niveau (bn), waarin leven overgaat in
aard (en activiteit), dan wordt ook de electrische ineen
trekkende kracht van
element
A groter - en
onder
andere het
desbetreffend electrisch
evenwicht tussen interne
aantrekkingen en externe
aantrekkingen wordt
verstoord.
De
íntern íntrekkende (i')
electrische kracht wordt
sterker
met een
betrékkelijke verzwakking
van de
naastaanliggende
externe
(e') electrische
kracht;
met als gevolg/
reactie een sterkere electrische ineen trekking van het naast
aanliggend element intern (i'') - enzovoort.
Kortom, zo'n electrisch krachtige verandering in een
natuurlijk element intern wordt als een electrische
(longitudinale) impuls, een hier zo te noemen zenuwimpuls,
doorgegeven naar elders.
Is er op basaal lévensniveau al samenlevend menige
invloeduitoefening naar elders mogelijk (zoals in de loop van
l→l'→. . .), op fundamenteel electrisch stoffelijk niveau is er
aldus, al samenwerkend, ook onderlinge gerichte bewerking
mogelijk.
Zeg heen en weer, zoals vanuit A uitgaand naar elders alsook
van elders inkomend in A.
Hoezeer een zenuwwerking, op dus fundamenteel niveau,
ook werkzaam kan zijn in de beïnvloeding van de stoffelijke
natuur of onder invloed van de stoffelijke natuur, altijd nog
weer staat de neuronwerking in dienst van de samenlevende
levende natuur.
Altijd nog weer is hierbij hier of daar, positief of negatief, de
levensvoorziening als middel in het geding naar wat de
samenlevende levensnatuur aangaat of begaat.
En, is daarbij, in elk biobad, in elke levende cel, het electrisch
krachtig duo-ipartencomplex de samengesteldheid waardoor
elke inkomende/uitgaande zenuwwerking zich voltrekt - en
waarbij overigens in de ontwikkeling "elke daarvoor in
aanmerking komende" levende cel met zijn duo-ipartencomplex
zich tot een zekere zenuwcel kan specialiseren.
Alsook: als in de poorten van de positieve/negatieve
levensvoorziening in het kernachtig gebied (van een levende
zenuwcel) verkeert tevens als zozeer van ouds het beschikkend
biobedrijf; een ook stoffelijk-actieve bedrijfsvoering, als mede
geschikt elke inkomende/uitgaande zenuwactiviteit geschikt/
schikkelijk te doen verlopen.
Het beschikkend biobedrijf, dat aldoor als van rondom wordt
geïnformeerd en als aan de hand daarvan weer (actief) instrueert.
Kortom, kan daarmede de zozeer tweeërlei, inkomende-uitgaande
zenuwwerking beschikkend
biobedrijvig worden
getypeerd met inkomende/
informerende ofwel
zogenaamde sensibele
zenuwwerking, en met
uitgaande/beschikkende/
instruerende ofwel
zogenaamde motorische
zenuwwerking (waarvan nog
nader).
Bijvoorbeeld, is bij de mens
alle reuk, tast, gehoor
enzovoort van een
informerende sensibele
zenuwwerking; terwijl (daarop) alle uitgaande werking/handeling
van een motorische, "op gang brengende" zenuwwerking is.
Daarbij is het totale zenuwstelsel ook wel onder te brengen als
het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
Centraal het zenuwstelsel is dan het (organiserende) centrale
opperwezen (co - co; figuur d.), als bevolkt met talloze
zenuwcellen.
Waarbij dan als van rondom het leven (zoals le), als vanuit de
natuurlijke omgeving, de periferie (p/p/ . . . ), zelfs wel elke
verkeerspost (zoals vp) kan worden geïnformeerd.
Alle inkomende informatie wordt dan, als inkomend op basaal
niveau in positieve levensvoorziening, al samenlevend verwerkt
"als tot algemeen/enerlei belang vanuit diverse bijzondere inbreng".
En wordt deze diversiteit doorgaans in een meer enerlei gerichte
opdracht uitgevoerd ten bate van het totale organisme.
Tenslotte, welbeschouwd voert elke zenuwimpuls aanvankelijk
onderlangs een reeds eerder gelegerde reeks van biobaden, van
levende cellen voort (zoals bijvoorbeeld ook figuur c. aangeeft).
In de ontwikkeling, van het organisme, kunnen de
samengesteldheden van deze cellen zich wijzigen tot ook
specifieke zenuwcellen, maar de aloude typen beproefde levende
cellen waaruit het organisme merendeels bestaat zullen niet
zozeer afwijken van "het prototype", het biobad, dat zo altoos
weer opkomt uit een c-veldbotsing.
Aldus een "doorsnee"
levende cel, die zich
temidden van allerlei
natuurlijke omstandigheden/
invloeden aldoor meer
aardend vestigt en levendig
zich stabiliseert.
Een levende cel, die zich
meer "horizontaal", reëel
spreikrachtig (sk, sk; figuur
e.) ontplooit/ontwikkelt, en
meer "verticaal", centraal
oerkrachtig (ok) zich verdiept
in tevens een teniet gang tot
in oerniets (on).
Zijn deze beide krachten, de uitkerende spreikracht en de inkerende
oerkracht, in evenwicht, dan verkeert de levende cel in enig leven
(le, le) - bij een breed uitwaaierende spreikracht doorgaans in
menige concentrische levendige ommegang.
En is de oerkracht van ook een electrische kracht (ek).
Deze levende cellen kunnen/zullen zich aaneen rijen tot een reeks
levende cellen (a, b, c; a-b-c), met aldoor onderling(e) contact en
overgang.
Met ook zenuwwerking - met ook electrische overdracht van
allerlei tussen die levende cellen - gaat er bijvoorbeeld enige
spreikracht van cel a over in enige oerkracht, wordt voorts deze
mutatie als een electrische impuls doorgevoerd naar bijvoorbeeld
cel c, alwaar deze oerkrachtige/electrische impuls wordt opgevoerd
en reëel uitgespreid in ook enige levendige/bewuste mededeling.
Dit een en ander kan zich ook omgekeerd voltrekken (bijvoorbeeld
van c naar a) in zeg maar allerlei "sensibele" berichtenuitwisseling
tussen de levende cellen onderling.
Een berichtenuitwisseling op slechts basaal niveau, in een levendig
samenleven, en een berichtenuitwisseling op fundamenteel niveau,
in een werkelijk samenwerken.
Maar tevens: gaat er ook, middels zenuwimpulsen, een "motorische"
invloed uit van een temeer krachtdadige uitwerking.
En hiervan nu wat nader.
Reeds meermalen is een voerweg van meerdere levende cellen
aaneen geschetst als een nogal lineaire reeks van aan elkaar gelegen/
gekoppelde cellen.
Een met elkaar vervlochten reeks cellen die, aldoor met elkaar
samenlevend, onder elkaar aldoor min of meer nivelleren als tot
zowat eenzelfde niveau van leven.
Een heen en weer voerende levensgang (van a naar c en van c naar
a; figuur e.), waarin elke correctie in a wordt doorgevoerd naar b
en c en vandaar, aldoor samenlevend/nivellerend, als gelijkend met
a zich opdoet.
Dit een en ander is ook min of meer het geval, wanneer elke correctie
onderlangs de levendige voerweg als een fysische/electrische
zenuwimpuls vanuit het leven ( a) wordt doorgevoerd van zeg a naar
c en in c weer in het leven wordt opgenomen.
Maar er is een verschil.
De zenuwimpuls, in
electrische kracht, is
tevens, oerkrachtig íneen
trekkend, van een
samentrekkende natuur.
Met deze fysische kracht
neigt de levendige
voerweg aldoor als ineen
te krullen tot in zeg een
besloten voerweg (zoals
bv, bv; zie figuur f.).
En blijkt er een groot
verschil te zijn of zo'n
besloten voerweg uit een
even aantal of uit een
oneven aantal levende
cellen/schakels bestaat.
Werkt een zenuwimpuls
(zi, zi) tot in een besloten
voerweg van een even aantal levende cellen (f-1.), dan wordt zo'n
impuls hier in het leven opgenomen bij een aldoor effen (e, e, . . .)
overdracht van de levensloop van de ene levende cel naar/in de
navolgende levende cel.
Zeg maar, in alle samenleving en gelijkwording lopen de
desbetreffende levensommegangen in elkaar over als in een
ongestoord ofwel ontspannen verloop.
Daarentegen, in een besloten voerweg van een oneven aantal
levende cellen (f-2.) sluit, zeg maar, het sluitstuk niet meegaand
aan op de volgende levende cel - maar is er mede in botsing.
En in botsing beduidt een oerkrachtige afgang tot in niets.
Een zo te noemen (in)spannend(e) levensverloop/levens(af)gang
(is), waarin wat levende natuur overgaat in stoffelijke natuur - en
waarmede de levende natuur grip krijgt/heeft op het stoffelijk
gebeuren.
Zo dus, kan een zenuwimpuls een motorische zenuwimpuls heten,
waar middels deze impuls een levend cellencomplex samentrekt
- en na deze samentrekking zich eventueel nog weer ontspant
naargelang de (zich wat herschikkende) groepering van dit
complex.
Een motorische/beschikkende zenuwimpuls die een inspannende,
oerkrachtig teniet gaande spreiwerking aanbrengt op basaal
levensniveau van dat organisme.
Allengs, bijvoorbeeld, kunnen/zullen deze spierwerkingen ook
tegenover elkaar worden afgesteld; zoals een hand zich
beurtelings oerkrachtig-ineen "voorover" sluit en daarop
oerkrachtig-ineen "achterover" zich ontsluit.
Allerlei spierbundelingen/spierwerkingen, waarmede het
desbetreffend, levend organisme ook greep krijgt op de
stoffelijke natuurlijke omgeving, hierin werkzaam is, kortom,
waarmede het organisme zijn stoffelijke omgeving zich ten
dienste aanwendt.
Of ook, bijvoorbeeld, ontwikkelt/voegt zich een gespierde
hartwerking intern het lichaam van een organisme, waarmede
binnenin dat lichaam aldoor een bloedstroom op gang is
- waarbij deze bloedstroom allerlei stoffen meevoert,
aanvoert en afvoert, vooral ook dienstig de stofwisseling, en
hiermede de "plantaardige" stofwisseling op meer/slechts
levendig basaal niveau vervangt.
Waar aldus de zenuwwerking opkomt en het levensproces
van het organisme mede zozeer bewerkstelligt, dient, beheerst,
daar ressorteren deze organismen
onder het dierlijke der organismen.
Daarbij zijn er overigens twee
diergroepen te onderscheiden: de
insecten en de gewervelden.
Wat overeenkomt met om en nabij
de min of meer gegeven natuurlijke
samengesteldheid/"structuur"
waarnaar/waarin het dierlijk leven
zich heeft ontwikkeld.
Daarbij wordt dan gedoeld op de
"verticale" opperoptiek (figuur g-1.)
als zozeer het kader waarbinnen
het desbetreffend dier zijn groei
en aanzijn verkrijgt.
En ten tweede op de daaraan/
daaronder gelegen "horizontale" onderbouw (figuur g-2.),
waarbinnen het dier weer een zozeer andere ontwikkeling
doormaakt en verkrijgt.
Tot de eerste groep behoren dan de insecten - naar éérstens de
opperoptiek en twéédens de onderbouw.
En tot de tweede groep de gewervelden - naar éérstens de
onderbouw en twéédens de opperoptiek.
In alle geval betreft het een natuurlijke ontwikkeling, onder
overigens ook wat/meer/grote Transcendente invloed - aangezien
het een en ander plaats vindt in het Transcendente onzijdig
bestaan onder ook Transcendent abstract(e) denken/
denkwerkzaamheden.
Een enkele eigenaardigheid van de insectengroep.
Gelet op de nogal gangbare stoffelijke-levendige indeling (s - l - s;
figuur g-1.; zie van deze drieledige indeling ook denkthema 41,
figuur e-2.) van een insect in zijn meer typische ontwikkeling/
constructie naar de samengesteldheid van een opperoptiek, dan
lééft een insect meer ínwendig bij een úitwendig(e) stoffelijk(e)
hulling/skelet.
Daarbij zet een insect in zijn ontwikkeling zich dan als naar/in
het keurslijf van meer strikt een opperoptiek.
Danwel, als tweede eigenaardigheid, verkrijgt/bezit een insect
een meer/zeer perfecte/verfijnde, precies (aan)gepaste bouw en
werking in ook zijn verblijf in de stoffelijke/levende natuur - zoals
in zijn perfecte vleugelslag, het in allerlei houding (zoals rechtop,
ondersteboven) (zich) kunnen vinden met de natuur.
Voorts ook een enkele eigenaardigheid van de gewervelde.
Weer gelet op de wat stoffelijke-levendige opdeling (s - l - s - l -s,
figuur g-2.; zie van deze vijfledige indeling ook denkthema 41,
figuur d-2.), van een gewervelde, heeft een gewervelde stoffelijk
een meer inwendig skelet (zoals borstbeen, hoofdbeen), waar
tussenin het leven van bijvoorbeeld allerlei organen functioneert.
Daarbij, ontwikkelt/beleeft een gewervelde (zich) meer
"horizontaal", als in een meer "horizontale" beleving, als ook
zozeer buitenuit de buitenwereld.
Zeg maar, een tevens wat/meer/zeer uitbuitend, buitmakend
voortleven van een gewervelde in/onder allerlei omstandigheden.
* - * - * - *