Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.


 
Inleiding.

"We gaan het nu hebben over krachten; wat een kracht is weten we
niet, maar we werken er mee" - aldus de leraar mechanica, eerste
les, eerste zin.
Er zijn nogal wat krachten, in velerlei (samen)gesteldheid, "om er
mee te werken", op ook menigerlei gebied. Stoomkrachten, electrische
krachten, zwaartekrachten enzovoort; een zeer complexe leerstof,
met zeer geleerde afgestudeerde ingenieurs en anderen.
Maar "simpel" het doorvorsen van wát is een kracht, ressorteert onder
de wetenschap der filosofie.

Er is overigens, al filosoferend, van nog zoveel meer de grondtrek te
onderzoeken. Wát is bewustzijn, aard, activiteit, tijd,…
En als men zich daar, inmiddels, zo'n halve eeuw in heeft verdiept,
dan komt de denker toch wel tot een enkele gevolgtrekking.
Bijvoorbeeld, zijn de basiselementen van het bestaan elkaar niet
vreemd; maar hebben zij alle wat/meer, direct of indirect, contact
met elkaar.
Danwel, is de algemeen kenmerkende trek van alle bestaan, waaronder
alle grondtrek/wezenstrek van het bestaan, de trek zelf - in (contactueel)
allerlei onderlinge betrekking.
"In(een)trekkingen en uit(een)trekkingen, doorheentrekkingen en
voorttrekkingen, trekkerige trekkingen enzovoort" in (m)enige
onderlinge betrekking/relatie van een betrekkelijkheid/relativiteit,
waarmede alle bestaanstrek, zowel als zodanig alswel in zijn invloed
uitoef
ening, valt te achterhalen.

  Een betrekking is namelijk (minimaal) drieledig: twee 
samenstellende componenten (a en b) met daar  tussenin 
als zodanig de (samen)gesteldheid (c), als zeg het part waarin die 
partners deel hebben.
Daarbij is er een tweeërlei relatie te onderscheiden.
Te weten, ineen het zodanige de zo te noemen ontmoetingsrelativiteit
(a
cb), van een váttende gesteldheid. Waarin het bestaanselement
als zodanig, in zichzelf, is te vatten met zijn ineen trekkende
componenten.
En als tweede, uiteen het ene zodanige, zeg de scheidingsrelativiteit
(a
cb), van een strékkende gesteldheid. Waarin het bestaanselement
met/in zijn uiteen trekkende componenten mededelend ofwel invloed
uitoefenend uitkomt.
Het bestaan bestaat uit veel van deze vattingen en strekkingen.
Bijvoorbeeld (taalkundig) de woordvatting en de zinsstrekking. Of
(wiskundig) de aritmetische/rekenkundige getalsvatting en de
mathematische/meetkundige lijnstrekking. Of (intellectueel) de vatting
met/in een begrip en de strekking in/van een idee. Of (in de
buitenwereld) de compactheid/(ineen)zetting van een gebouw en de
ligging/(uit)strekking van een baan.

Ter enige verduidelijking zij reeds opgemerkt, dat hier onder begrip -
van grip/greep/vat hebben op iets, een gedachte, in het samenvattend,
verenigend denken - meer de innerlijke vatting/bevatting van íneen een
éénheid/volte (c, in a
cb) wordt verstaan.
En onder idee - als voorstél, als stel/paar, in het uit(een)leggend en
vergelijkend denken - meer de uiterlijke vleug/strekking van úiteen een
gelíjkheid/(twee)ledigheid (als ac = cb, in a
cb). Of ook gelijkend;
zoals een kleine vleugel enerzijds niet gelijk is aan een grote vleugel
anderzijds, maar wel identiek, elkaar gelijkend.

Voorts, is er nog weer een drieërlei (ontmoetingsrelatieve of
scheidingsrelatieve) betrekking/relativiteit te onderscheiden.
Met als eerste, een betrekking als bándhoudend/gezet verband.
De componenten van zo'n betrekking verbinden zich in 'n onderling
vérband (a en b), met als zodanig één bánd (c). Overwegend
ontmoetingsrelatief of overwegend scheidingsrelatief; met al variërend
een overgang in gesteldheid, van vatting in strekking en van strekking
in vatting.

Zo'n bandhoudend verband is (figuratief) een wiskundig gegeven.
Mathematisch een hoek, onder diverse variërende hoekgraden; waaronder 

180 hoekgraden (zoals in acb), of minder, of meer.
En aritmetisch bestaande uit (minimaal) drie leden; de twee componenten 
ofwel hoekbenen (ac en cb), met (als zodanig) het ene hoekpunt (c).
Daarmede is een lang gekoesterde wens van menig filosoof vervuld.Een
wiskundig(e) weergave en meedenken, figuratief in een netwerk/patroon
van hoeken, van/met een, afwisselend ontmoetingsrelatief en
scheidingsrelatief, bandhoudend en verbandhoudend voortdenken tussen
legio bandhoudende verbanden.
In de navolgende filosofie wordt evenwel de term optiek, in plaats van
hoek, gebruikt.
Maar intussen, immer en alom is het (voort)bestaan in bandhoudend
verband gevangen in het garéél van een zekere bestaansoptiekencomplex
zelf.

Als tweede, een betrekking als bandelóós/strijdend verband.
Is een bandhoudend verband voor te stellen met twee (componenten als
twee) handen met in elkaar gestrengelde vingers, als de band in dat
verband. Een bandeloos verband is dan te vergelijken met twee elkaar
aldoor al strijdend/gewelddadig weerstaande vuisten.
In een bandeloos/chaotisch verband zijn er wel (minimaal) twee en
zelfs wel veel bestrijders/opponenten, maar géén - in plaats van één,
zoals in een bandhoudend verband - band.
Hier onderstelt zich, als onderin de chaos, het (geen als) niéts.
Hoewel bandeloze verbanden wiskundig-figuratief slechts een wanordelijk
gekras lijken op te leveren, zo doet (en trekt) een génererend geen toch al
(op het) optisch(e) aan.Zoals in de ontleding van (niets als) nul in de twee
leden plus een en min een (+1
0-1); álsof niets daarin reeds iets is.
Conform deze aanwijzing, onderin de chaos van 't bandeloos bestaan,
poneert/stélt reeds de eerste, pre-optische opwelling, van/als het eerste
bestaansontstaan, de opstelling van een opponerend/bestrijdend bestaan;
naar voorts, al pro-optischer, wat meer de componering/samenstelling
van een optisch bestaan, gezet in bandhoudende verbanden.

In de generering/voortkoming van velerlei iets uit niets, kan in/uit eerste
beginsel de verklaring gevonden worden voor de aanwezigheid van zo
talloos veel bestaansvoorkomen.
Maar tevens, is het hoogst verbazingwekkend, hoe bij zoveel chaotisch
tumult het  bandhoudend verband zich aldoor maar door handhaaft.
We blijven zeer veel terug vinden zoals het (zowat) was. In ons zelf, in
onze omgeving en zelfs in het totale kosmisch aanzijn en verloop. Allerlei
menselijke, in bandhoudend verband voltrokken gevolgtrekking, blijkt
steeds nog weer van toepassing.
Het bandeloos verband is daarmede ondergeschikt te stellen aan
bovengeschikt het bandhoudend verband. In, al bij al, overwegend een
verloop van bandeloos verband naar en in bandhoudend verband.
Als van het toeval, dat zich (gemiddeld) toch, aldoor toevallig toevallend
aan wat bandhoudend reeds het geval is of kan zijn, wat/meer schikt
naar enige bandhoudende schikking.

In overwegend dit proces van opgang en overgang van bandeloos verband
(blv; figuur a.) naar en tot in bandhoudend verband (bhv), valt dit vallen
in het gevang van een optiek een tweeërlei ontvangst ten deel.
Te weten, meer tóevallend/ineen een (aan)vullende/vervullende, innemende
                                          ontvangst, indien de bandhoudende verbanden
       
in een meer ontmoetingsrelatieve/innende
       
gesteldheid verkeren.
       Of meer bíjvallend/uiteen een ledige/gelede,
       aannemende ontvangst, zo de bandhoudende
       verbanden meer scheidingsrelatief zich uiten.

  
      In het eerste geval, zogezegd ínwendig de
        bándhoudende optiek opterende gang (oo),
        
aanvaart een aanvankelijk gewelddadig,
        bandeloos verband vólledig bedaard de discipline
        van een optiek - zoals voorgehouden.

        In het tweede geval, legen/lózen zich,
        scheidingsrelatief al meer uiteentrekkend,
        die bandhoudende verbanden tot al meer
        bandeloze verbanden.
        Afgaand, confronteert zich zo'n bandlozend
                                           verband (l) frontaal met een opgaand, zich reeds
wat inbindend, bandeloos verband (l'; figuren a. en  b.).
En integreren/doortrekken zij elkaar tot in een wederzijds aangegaan,
tot staan en tot stand gekomen bestand - alsof "twee handen, al
handenschuddend, elkaar de hand geven".
Hier bewerkstelligt zich, als derde, een betrekking als een/het zo te
noemen standhoudend verband (shv, figuur a.; ook figuur c.).

Dat wil zeggen. De confrontatie/inslag voltrekt zich als zodanig frontaal
in een onderlinge daadwerkelijke inmenging. En vindt deze beroering
haar beslag in índerdáád énige, meer inwendig (i) bedongen daad (d/d)
-  zoiets, als een gestremde werkzaamheid.
Maar, het is tevens, aan het front, een confrontatie tussen op de
frontflanken uiteen trekkende trekkingen. Als althans een uitslaande
tegenstrijdigheid van componering (c) tegenover opponering (o) -
in tegelijk de índerdáád tot in enig beslag/bestand zich voltrekkende slag.
Een tegenstrijdigheid, die in alle beroering alsnog metterdaad afdoende
in één vloeiende rotatie/ommegang (r-r) overgaat, inzake de intussen
bedongen daad.
Deze ene rotatie is niet relatief - noch ontmoetingsrelatief (
→← ) noch
scheidingsrelatief (
←→) - maar zogenaamd finaal/voldongen/afdoende
(
→→of←←).
Finaal standhoudend, is een standhoudend verband volledig, afgerond
zelfstandig. Als in eigen kring volstandig.
In een standhoudend verband, is het innend-uitend verband (o-i-c) een
gedraaide optiek; die - met en paradoxale uitslag, als met elkaar slaags
en toch geslaagd - daadwerkelijk haar draai vindt in de ene rotatie,
ommegang met elkaar, als de ene úitwendige band van het standhoudend
verband.

Legio betrekkingen - als hoeken/kegels, met of zonder hoekpunt/
kegeltop, waaronder vervat (als middellijn) in een cirkel(ing) - liggen
zo vertolkt in een figuratief netwerk, waarvan men zich kan vergewissen
met een wiskundige gewisheid. Wat in de navolgende filosofie ook wel
wordt gedaan.
En al bestaande, wordt het bestaan onder en met elkaar gevoerd.
Bijvoorbeeld, in een gezette afwisseling van overwegend
ontmoetingsrelatief met overwegend scheidingsrelatief, trekt een puls al
ineen-uiteen pulserend door de context/samenhang van een multi-optisch
bestaan.

Maar.Wáár, in die complexiteit, aardt of werkt wát.
Alle aanwezen/bestaan verschílt, soms grondig, van wezen(sinnerlijk).
Alsof zo'n complex lijnenpatroon "met verschillende kleuren is
ingekleurd".
Bijvoorbeeld, reeds wat vooruitlopend op een nadere behandeling ervan,
is al te zeggen, dat de bestaanszones der bandhoudende verbanden,
bandeloze verbanden en standhoudende verbanden, respectievelijk de
machtige-, de krachtige- en de feitelijke bestaansregio worden genoemd.
Evenwel, de aangewezen, gangbare gang, waarmede alle aanwezen
ontvankelijk en toegankelijk is voor een vast te stellen wezensinnerlijk
en ook wezensverschil, is de ontwikkelingsgang zelf.
Immers, in de bestaansontwikkelingsgang is er aldoor doorlopend het
bestaans(o)vergaan en het bestaansontstaan, van het ene/oude bestaan
in een ander/nieuw bestaan. Waarin, in deze verandering/omzetting,
zowel het nieuwe aanwezen wordt verwezenlijkt, alswel tevens, in die
verándering als zodanig, als wezenlijk ánders aanwezig dan het oude
aanwezen.

Echter, moet een ontwikkelingsgang als zeer streng en een ontwikkeling
als zeer beknopt worden opgevat.
Bijvoorbeeld, lezen we een zin, zoals deze zin, dan vatten we deze zin/
zinsstrekking in het lezen ervan met de ontwikkelingsgang méde.Van
achter naar voor gelezen, eventueel letter voor letter, dan is alle
geschreven of gesproken zin onzin.
Wegens de herinnering, of het schrift zelf, ís er nog terugwaarts te lezen.
Maar intussen, zonder schrift of herinnering, en met de ontwikkeling
mede: is in de ontwikkeling het voorgaande geheel overgegaan in het
navolgende, dan is het voorgaande totaal vergaan/verdwenen.Waarmede
de ontwikkeling zelf zich ook in een kort bestek voltrekt.
En: tegendraads de (lei)draad der ontwikkelingsgang, is niéts zeker. In
een zoektocht naar de oorsprong, is er dan slechts onzinnigheid, twijfel
en vertwijfeling, naar de bestaansgronden onzekerheid.
Evenwel, dank zij de herinnering, dank zij het verloop van menige
ontwikkelingsloop in een kringloop, in herhaling - zoals jaar op jaar de
jaargang in zowat eenzelfde jaargetijdenverloop zich herhaalt; zoals in
de biogenese elk navolgend geslacht zich ontwikkelt conform zijn
voorgaand geslacht - is alsnog in zijn verlengde loop, in zijn herhaalde
ommeloop/wikkeling, de leidraad der ontwikkelingsloop mee (op) te
lopen, te begeleiden, als mee te maken om er van te verhalen.

De ontwikkeling (o/o; figuur d.) ligt verwikkeld in, ontmoetingsrelatief/
ineen, de inwikkeling (i-i) en, scheidingsrelatief/uiteen, de uitwikkeling
(u-u) van een bestaande betrekking (b-b).
            
En in deze onderlinge verwikkeling, als
            
op elkaar ingevoerd, voert de "verticale"
  
          ontwikkeling het "horizontaal" op ook
            ander bestaan betrokken bestaan óp naar
            een nieuw ontstaand(e) bestaan/
                                               bestaansbetrekking (b'-b') - in een
afvoering, doen vergaan, van het oude bestaan, de oude betrekking.
Een ontwikkelingsgang, die slechts gaande is in het proces zelf, waarin
die verandering zich voltrekt.
En toch: alom en immer, waar en wanneer dergelijke bestaansbetrekkingen
in ontwikkeling zijn, geweest zijn of zullen zijn, voltrekt zich de
ontwikkeling dienovereenkomstig.
Zodat in reeds een enkele betrekking - met voorop, als machtige
voortrekker, een betrekking als bandhoudend verband - in ontwikkeling
de sporen zijn te bespeuren voor het universele spoor, dat de
ontwikkelingsgang immer en alom volgt, heeft gevolgd, zal volgen.
Of anders gezegd, in reeds een enkele betrekking zijn de beginselen van
ontwikkeling - ontmoetingsrelatief ín beginsel en scheidingsrelatief úit
beginsel - aanwezig voor de gevoerde ontwikkelingsgang van begin(loos)
tot eind(eloos) van alle bestaan/betrekking, altijd en overal.
De ontwikkelingsgang is aldus, volgens een tweeërlei beginsel principieel,
de leidraad die de onderzoeker inleidt en uitleidt en voortleidt in zijn
bestaansonderzoek; in zijn speurtocht naar de aard en werking van allerlei
aanwezen.

Ín beginsel, is de ontwikkeling, van de ene betrekking in een andere
betrekking, verwikkeld in de ínwikkeling (i-i; figuur e.). Dat wil zeggen,
       
ontmoetingsrelatief/ineen, als zodanig
       
de éne instaande, ineen gedrongen trek,
  
     als de ene ingeklonken/dichte/vaste
       áárd (a) dier betrekking.
       Pósitief de ontwikkeling, dit is van
                                                        bandeloze verbanden tot in (al)
bandhoudende(r) verbanden, is deze in beginsel een kwáliteitsopvoering,
kwaliteitsoplevering, van een bestaand, bandhoudend verbandenbestand.
Danwel, in de ontwikkeling (o en o'/o"), in de optrekking en omzetting
der als zodanig stáánde geaardheden (a en a'/a") tot in de samenhang van
een navolgend verbandenbestand (vb
vb'), wordt het verkeer der
betrekkingen al meer gestábiliseerd, als al evenwichtiger tot in staande
evenwichten (tot in bijvoorbeeld i' = i').
In de vervoeging/veraarding der voege/spil/aard van velerlei betrekking,
ontvouwt het zich positief ontwikkelend bestaan zich tot in gevoeglijk/
(aan)gepast een al évenwichtiger staat van ineen-uiteen trekkende
betrekkingen.

Aldus een ontwikkeling naar optimale beheersing der betrekkingen elk
en onder elkaar. Zoals in de zelfbeheersing, van een betrekking; in
gezamenlijk (al perfecter aan)gepaste beheersing, van een bestand aan
betrekkingen; in een beheersing der omstandigheden danwel van de
omstandige betrekkingen door (centraal) een betrekking(enbestand),
vóórlijk in de zelfbeheersing; in een beheersing der chaos, in de opvoering  
en de vervoeging van bandeloze verbanden tot in bandhoudende
verbanden en/of standhoudende verbanden.
Of, zal het aardend beginsel, als een waardevol beginsel, in de ontwikkeling
der desbetreffende betrekking(en) onder daartoe bijdragende werkingen
worden uitgedragen naar (evenwichtig) een meer statige waardigheid, in
de rust der (wel aan)gepaste welstand.
Voert een negatieve ontwikkeling een bandhoudend bestaan tot de chaos
der bandeloosheid, een positieve ontwikkeling daarentegen naar de
volvoering zelf, naar de voltooiing.

Voorts úit beginsel, is de (positieve) ontwikkeling verwikkeld in de
úitwikkeling, in althans de weerzijds der aard uitgaande werkingen/
activiteiten (u-i en i-u).
Is de ene aard in een bandhoudend verband een éénling, als van een enig/
monistisch beginsel. De tweeërlei activiteit in een betrekking evenwel, is
van een ónderlinge aanwezigheid - zowel ontmoetingsrelatief onderling
ingaand (tot in een geaardheid) alswel scheidingsrelatief onderling uitgaand
(vanuit een geaardheid) - als zo van een tweeïg/dualistisch beginsel.

De tweeërlei activiteit is meer kwántitatief, in de (ontmoetingsrelatieve/
scheidingsrelatieve) sámengesteldheid van een betrekking. Zij is, anders
dan in-zich staand een aard, in op-zich van de ander gaand.
De staande aard is in wezen het onveranderlijk/passief beginsel; zeg de
tóestand der bestaansgesteldhéid; het wezen/zíjn.
De activiteit daarentegen, is het veranderend/werkend beginsel; het
(verwezenlijkend/ontwezenlijkend) geworden/verworden/worden. Een
werkzaam aandoen der aard ter (ver)aarding, zoals in de ontwikkeling
tot in een doen veranderende, andere aard.

Resumerend: terwijl niéts steeds de aftocht (af)dekt van de meer
evolutionair(/positief/bandhoudend), soms wat revolutionair(/negatief/
bandeloos) opgevoerde voertocht der bestaansvoering, wordt de
      
bestaansopvoering zelf - harerzijds als steeds zich
      onttrekkend aan het niets - gevoerd met een tweeërlei
 
    iéts; namelijk (voorop en middelings; m, figuur f.)
      de aard en (achterop en zijdelings; z/z) de activiteit,
                              volgens principieel een tweeërlei beginsel, namelijk
een monistisch/onveranderlijk beginsel en een dualistisch/veranderend
beginsel.

Volgens en volgend het spoor der ontwikkelingsgang, spoort van alles
aanhoudend zich ontwikkelend voort.
Zij het met menig oponthoud in deze onophoudelijke voortgang, waar
de vooruitgang/opgang der positieve ontwikkeling en de teruguitgang/
ondergang der negatieve ontwikkeling, elkaar standhoudend treffend,
overgaan in een rondommegang. Overigens met doorgaans wat/meer
overwicht van de ene ontwikkeling op de andere ontwikkeling.
Zulk een oponthoud, in de ontwikkelingen van een verbandenbestand,
van het diverse keren zich keren in een kringloop - als ook wel één
gesloten (k)ring van een reeks gestaag verlopende overgangen - is van
een feitelijk voorkomen, als (een) plaats vindend in standhoudend
verband, als stationair draaiend gestationeerd.
Voorkomend zowel in het groot, zoals roterende sterrenstelsels,
zonnestelsels, planeten, alswel in het klein, zoals in atomaire kring.
Een speuren naar de oersprong der bestaansontwikkeling in zulk een
"rad van wisselend succes", van wisselend overwicht der positieve en
negatieve ontwikkelingen op elkaar, geeft als resultaat alsnog het dilemma
van zoiets als "wat eerst, de kip of het ei". Een afkomst uit elkaar, waar
beiderlei ontwikkelingen elkaar beïnvloedend samenkomen.

Maar, gelet op wat het tweede, bijdragend, dualistisch beginsel, de
veránderende activiteit, aanbrengt in de loop van zowel het positief
alswel het negatief ontwikkelingsverloop, namelijk variátie, al meer
verscheidenheid aan voorkomen, dan is er maar één weg, die in de
beschouwing der beide ontwikkelingsgangen de beschouwer terugbrengt
bij de oerspronkelijke toedracht der bestaansontwikkelingen.
Te weten: de ver(g)éénvoudiging. Zogezegd het bestaan ontdoen van
"alle franje".
Aldus optimaal doorgevoerde vereenvoudiging van het positief zich
ontwikkelend bestaan naar de éérste eenvoud van onveranderlijkheid/
aard in een bandhoudend bestaan.
Doch tevens, de optimale afvoering van het negatief zich ontwikkelend
bestaan naar vóóreerst het "loze" geen/niets in een bandeloos bestaan.

Dat wil zeggen, het (kritisch) vereenvoudigen van legio begrippen,
inzake het bestaan, naar een (klein) aantal kernbegrippen. En deze weer
naar hét begrip van/als dé kern van het (begrepen) bestaan. Eén
kernbegrip, dat (denkelijk) van één eerste aardende bestaanswaarde is,
in bandhoudend oerverband, onttrokken en zich onttrekkend aan het
niets.
Een on
derzoek, waarbij in de loop ervan dan tevens als terloops de
     
teniétgang in de negatieve ontwikkelingsgang wordt
     onderkend.
  
   Positief (p; figuur g.), de verheffing van -  
     ont
moetingsrelatief tot in bandhoudend - activiteit(en)
     tot i
n enige geaardheid. En negatief (n), de opheffing 
van - bandlozend tot in bandeloos - zowel activiteit alswel 
geaardheid tot niets.
In deze reeds uitgevoerde ver(g)eenvoudiging, is menige bestaanssector
doorzocht. Waarbij velerlei bevinding is samengevat tot een enkele
resumerende gedachte. En op onze denktocht, met eerstens/overwegend
de stroom der pósitieve bestaansontwikkelingsgang méde, zullen deze
denkresultaten achtereenvolgens worden meegenomen in de
uiteenzetting van denkelijk het bestaan.

Deze uiteenzetting zal worden ondergebracht in tientallen denkthema's.
Met, in voornemen, steeds na enkele maanden een volgend denkthema
eraan toegevoegd.
Daarvan zijn de eerste thema's van een wat algemene beschouwing,
voor we ons verdiepen in de oersprong van het bestaan - en vervolgens.
De denkthema's zijn ingedeeld in een drietal hoofdstukken: het
Transcendente, de stoffelijke natuur en de levende natuur. Omtrent het
eerste hoofdstuk nog een kleine toelichting.

De gevolgtrekking tot het voorkomen van een Transcendent/"overzijds"
bestaan, deed zich allengs gevolglijk op in de aldoor doorgevoerde
ver(g)eenvoudiging van het "bestaan". In overigens een nauwelijks
meer weer te geven denkarbeid van tientallen jaren.
Evenwel, reeds simpel het ons vertrouwde bestaan "dezerzijds", met
zijn eraan ten grondslag liggende basiselementen, zoals protonen en
electronen, verwijst al naar een "overzijds" gelegen bestaan.
Temidden van veelal gewelddadig(e) tumult en aanslag - jaar na jaar,
miljarden jaren na miljarden jaren - handhaven deze basiselementen,
protonen en electronen, zich aldoor maar door. Ze zijn zo van een
topkwaliteit; van een optimale, onovertroffen geschiktheid om voort
te bestaan alswel om aan alle natuurlijk bestaan deel te nemen.
Op aarde, op de maan, ook miljarden lichtjaren verderop - dit is
miljarden maal de afstand, die het licht met een snelheid van circa
300.000 kilometer per seconde in een jaar tijds af legt - zijn zij van
een zowat zélfde gesteldheid, als mede de bestanddelen van legio
overeenkomstige (onder andere moleculaire) samengesteldheden door
heel het heelal heen.
Kortom, protonen, electronen, het zijn eenheidsproducten, als van een
gestandaardiseerde productie. En zo zeker niet het samenraapsel van
"scherven en brokstukken" van ooit en ergens zomaar een oereruptie/
"oerknal".
Het zijn kwaliteitsproducten. De oplevering van een reeds voltooide
positieve bestaansontwikkeling - het Transcendente.
Producten, die in al hun verrichtingen al even wonderlijk zijn
onderworpen aan (de heerschappij van) overeenkomstige straffe
richtlijnen(/wetten) als het wonder der van zichzelf volstrekt réchte
trekgang der (uit)straling (der materie), waaronder de recht
voorttrekkende lichtstralen. Ook al trekken zij miljarden jaren voort,
veelal door kolkend en wervelend, króm (voort)trekkend materieel
gewoel, doch zodra minder van hun rechte weg afgebracht, daar leggen
zij zich immer weer toe, als daartoe afgericht, op een absoluut rechte
gang van voortgang.

Tenslotte, de hiernavolgend gegeven verhandeling over het bestaan, is
van een eigen optiek/visie.
Ongetwijfeld valt deze visie in anderer optiek wat anders uit.
Echter staat het een ieder vrij over het gegevene met elkaar te
discussiëren.
Maar, zoals een voerman onderweg niet mag worden betrokken in een
(rede)twist, opdat de voerman op zijn voertocht niet wordt afgeleid en
verdwaalt, zo zal ik tot het einde toe van deze trektocht door denkelijk
het bestaan niet aan enige discussie deelnemen.









                                           
                                                 -*-*-*-