Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.

Opdieping (7).

Leven.

In de voorgaande opdieping is de "energie" behandeld;
namelijk van Neutrale treksels die, voorzover in wat/meer
frontale botsing, kracht opleveren. 

Het krioelt in ons materieel universum van rechtuit
voorttrekkende Neutrale treksels, die  -  bijvoorbeeld niet
volgens een "oerknal", maar  -  aldoor maar door, de een
na de ander (nog steeds)  worden voortgebracht vanuit
het Transcendente; en vele van deze treksels zijn even of
langer in wat/meer een frontale botsing zodat, al bij al,
het in ons universum ook krioelt van velerlei krachten.

En vele van deze krachten, waarin de desbetreffende
treksels/velden vergaan tot in niets (zijn zonderbestaan),
voeren daarin/daarmede ook menig triasdeeltje tot elkaar
als tot een materieel "klontje"  -  als tot een materieel
centrum, waardoor/vanwaaruit nog vele/legio velden
trekken ter ook krachtuitoefening.

Het is aldus, vanuit "aardse opstelling", alsof de materie
zelf krachtig is; in werkelijkheid zijn het de velden,
voorzover in wat/meer frontale botsingen, die de krachten
opleveren  -  en zijn er volop krachten in het universum,
ook ver van enige materie, hoewel steeds ook van enige
invloed op de trektocht van een triasdeeltje/materieklont
door het heelal.

Maar:  alle Neutraal treksels, en dan eerstens/vooral die
in de Neutrale zône tussenin het Plus-bestaan en het
Min-bestaan van het Ene-Sr. van het Transcendente, zijn
niet in slechts wat/meer frontale botsing, maar trekken
daarentegen ook vele wat/meer met elkaar op in enige
samen-op gang  -  en hiervan nu eerstens wat nader.

Wat nader beschouwd, verkeren de Neutrale treksels in
de zône/corridor tussenin Plus en Min het Ene-Sr als
het verkeer op een verkeersweg, met tegemoetkomend
verkeer en daarentegen met samen-op gaand verkeer.

Het tegemoetkomend verkeer van Neutrale treksels zijn
de kracht opleverende energieën, voorzover (zo
menigmaal, wat of meer) deze onderling in frontale
botsing komen/zijn; en het samen-op gaand verkeer,
met elkaar al voortgaand naar her of naar der (na elkaar,
naast elkaar, de een sneller voorttrekkend dan een
ander), heet hier voortaan de levens-aanloop.

En deze beide samen, energie en levens-aanloop, alle
Neutrale treksels, heten in het vervolg het (in het
Transcendente) bij elkaar door het Ene-Jr aldoor en al
talrijker voortgebracht medium.

Reeds valt er te zeggen, dat de levens-aanloop, als dus
eendeels het medium, leven voortbrengt/opbrengt; en
ook alreeds wordt hier onder leven verstaan:


Leven is een onzijdig, (rond)warend iets/treksel  -  in
functie.


Waarvan nu voorts een nadere uiteenzetting.

Hoewel het Ene-Sr. en het Ene-Jr. bij elkaar in één
betrekkelijke wereld verkeren, als daarin ook op elkaar
betrokken, zijn zij elk tevens van een eigen strekking/
beloop/ligging, als ook actief/gelegen in volstrekt een
eigen streek/gebied.

Zoiets als vlóeistof, zoals vloeibaar water, tussenin de
váste aarde/grondstof en de íjle gasachtige dampkring,
waarbij, in onderlinge betrekking vaste stof en ijle damp
enerzijds en vloeistof anderzijds in elkaar kunnen
overgaan; terwijl zij toch ook elk voor zich, in een eigen
gestelde toestand, kunnen blijven bestaan  -  zelfs wel
met een eigen beloop in elkaars gebied, zoals vochtige
mist/wolken in de ijlte, vloeibaar water in de dan
drassige grond, vaste stof(deeltjes) in dan troebel
water of leegte(/gasbelletjes) in dan luchtige vloeistof.

Althans, zoals verschillende dimensies elkaar op legio
punten/plaatsen kunnen doorkruisen, zoals een
horizontale lijn door/langs een verticale lijn, zo heeft
de loop van het Neutrale treksel alsnog ook z'n eigen
beloop in een herwaarts en derwaarts voortwarende
levens-aanloop.

De totale levens-aanloop in het Neutrale/onzijdig
treksel is op te vatten als twee zich strekkende armen,
waarin velerlei treksels (
← → ) eendeels al uittrekkend
naar de "bovenarmen" en voorts tot in "tussen de
armen" met elkaar alsnog zozeer energetisch in
botsing zijn (waarvan hier niet nader), en anderdeels
al uittrekkend naar "de onderarmen", en voorts, in
levens-aanloop als naar twee zijden afgaand rivierwater.

En in betrekking tot het Plus- en Min bestaan van het
Ene-Sr. als naar weerzijds kolkend(e)/kringelend(e)/
wervelend(e) rivierwater/levens-aanloop  -  als al
íntrekkend/ínwervelend Plus-inwaars meer de volte in,
en al úittrekkend/úitwervelend Min-uitwaarts meer de
leegte in.

Wat nu eerst betreft Plus-inwaarts meer centrerend de
volte in, als in centraal het Ene-Sr. zijn Plus-bestaan,
nestelen zich als van weerzijds aankomend, als in het
"hándig elkaar vatten der twee armen", allerlei zeg
individuele levens-aanloop/"waterkolking" tot in
allerlei levenskring(ing)  -  in de al meer/verder
voortkomende/uitlopende levens-aanloop levenskring
na/op levenskring, als een al grotere "wervelkolom"
van wervelende/kringende, zogenaamd rondtrekkend(e),
rondkringend(e), rondwarend(e) léven/levenskring/
levenstreksel.

Hierna volgend ter verduidelijking een wat uitvoerig
gegeven schets van zo'n levendige "wervelkolom".
                           
                                 
     

     Nt-Nt = neutraal treksel.
     ik-ik = inkering.
     lk-lk = levenskringen.
     li = levensintensivering
                              (intern).
     ll = levensloop (externe
                    intensivering).          
     vl-vl = vlechtenkluwe.
                    
     
                                                             
Eerstens aldus in een al voortgaande levens-aanloop
het Neutrale treksel (Nt,Nt), dat weerzijds en ook keer
na keer aldoor ínkeert/ínwervelt (zoals ik,ik) tot in
(tegen elkaar in) rondwarende danwel levendige
levenskringen (lk,lk).

In deze wat "massieve" inkerende trekséls, zijn deze
levenskringen zeg maar niet zozeer hol, maar trekt dat
treksel nog ietwat inniger innend aldaar ínhoudend/
inhoudelijk, als het "merg" dier "wervelkolom", het
geheel tot stand/staan brengend (neer)zettend.

Het totaal, deze levenskringen én inhoudelijk 
levensíntensiverend/levensintens (li) het levens(be)-
warend "merg", is het zogenaamd wezenlijk
(levens)bestaan.

Aldus wézenlijk het leven van al ordelijker/
(aan)gepaster bijeen/aaneen gevoegde levens(k)ringen/
levensinstalleringen aan levensbehoud; en hierin een
gestadig aangevoerde/voerende levensloop van een
die levensinstalleringen onderhoudende/bewarende
bedrijvigheid (en waarvan nog wat nader).


Voorts, als tegenover de Plus-waarts inkerende Neutrale
treksels de Min-waarts uitkerende Neutrale treksels
die, al voorttrekkend/rondtrekkend zij het meer
uiteen/gespreid vervolgens ook het Ene-Plus bestaan  
doortrekken/intrekken, als meer rondom uitwaarts/
buitenaan het wezenlijk leven(sbestaan) zich zettend.

Als het voortaan zo te noemen áánwezig levensbestaan;
dat eendeels bestaat uit een buitenaan de wezenlijke
levenskringen vloeiende en deze levenskringen ook wat/
meer bevloeiende/intrekkende levensloop (ll) , en
anderdeels uit rondom het wezenlijk leven aanwezige,
zeg maar gevlochten vlechten (vl, vl).

Tezaam, het wezenlijk leven én het aanwezig leven, als
een meer vaste kern met rondom een wat luchtige bolster.

En is dit een en ander in onderlinge aanvulling/vérvulling
danwel in functie.

Bijvoorbeeld reeds het Neutrale/onzijdig treksel vult in
een gedurige toevoer de levenskringen aldoor aan, die
zelf, tegen elkaar in kringend, ook aldoor zowel  krachtig
teniet gaan alswel daarbij zich krachtig, al meer in
onderling evenwicht zogezegd ordelijk zetten.

Een dergelijke functie vervullen de nogal naar weerzijds,
zeg naar benedenzijds-bovenzijds, voerende/voedende
levensgangen, die van zowel binnenin (li) alswel die van
buitenaan (ll), betreffende de overigens aldoor
(kwantitatief) aanwassende "wervelkolom" van
levenskringen (lk).

Zij onderhouden mede de staat en stand van wezenlijk
het rondwarend levensbestaan; met daarbij het aanwezig,
zeg mede dóór het ledige, "de ledige buitenwereld",
voorwerpelijk aangebracht "vlechtwerk" (vl) door direct/
slechts de áánwezige levensvoering (ll); terwijl overigens
beide levensvoeringen, de inwendige en de uitwendige,
wat/meer elkaar beïnvloedend in elkaar over kunnen
gaan  -  zodat alsnog enkele of meer der aanwezige
aandoeningen/"vlechten" als van binnenuit kunnen
worden aangedaan/beïnvloed en omgekeerd, kunnen
van buitenuit het aanwezige, enkele of meer der
levensinnerlijk/wezenlijk voortlevende levenskringen
door/van het uitwendig/aanwezig bestaan worden
medegedeeld en daarnaar (kwalitatief) wat/meer worden
veranderd/ingesteld.

Wat hierbij voorts ook betreft de betrekking tussen Plus
het Ene-Sr bestaan en Neutraal het Ene-Jr bestaan, zoals
bij wijze van spreken van een brei zowel de grondstof
alswel de vloeistof daarin er deel van uitmaken, zo bevat,
zowel het wezenlijk leven alswel het aanwezig leven op-
alsmede in betrekking tot het Plus-bestaan, het Neutraal
treksél wat/meer hierin gezet/omgezet danwel daarin
eigenlijk geïnd, enig zich tot in Neutraal toegeëgend
Plus-bestaan alswel, ligt in deze toeëigening van het
Ene-Sr door het Ene-Jr het Ene-Sr geïntroduceerd/
ingevoerd/gemengd in het leven van het Ene-Jr.  -   als
geschikt er mede deel van uitmakend.

Als het ware ligt het Ene-Sr. in centráál zijn (Plus)bestaan
gevat/ópgevat in het Ene-Jr., als aan deze toegedaan tot
in gezaam één Neutrale schikking, alwaar deze wezenlijk
en aanwezig zijn leven leeft.

Evenwel, behalve dat het Ene-Sr. als het ware enige
Plus-grondstof levert/afstaat aan het neutrale/onzijdig
leven, als onderweg alwaar het Neutrale treksél van/als
het Neutrale Ene-Jr. zich tenslotte wezenlijk meer innig/
innerlijk installeert en zich meer uiterlijk/buitenzijds
aanwezig zet: is het Ene-Sr. daarop ook áctief van invloed.

Immers, ontstaat in eerste aanleg het Neutrale Ene-Jr.
uit enige frontale botsing tussen actief Plus-treksel en
actief Min-treksel; en zulke botsingen, waarvan elk wat/
meer frontaal, komen veelmaals, aldoor maar voort voor  -
zowel die de Neutrale stroom/levens-aanloop als vooraan
vergroten/aanvoeren ter (kwantitatieve) vergroting van
eerstens al de "wervelkolom" van wezenlijk het leven,
alswel die alsnog deze Neutrale stroom zelf hier of daar
(kwalitatief) opvoeren: waarmede enkele reeds bestaande
wezenlijke "wervels"/levenskringen qua intensiteit van
bestaan plotseling worden vergroot.

In dit laatste geval heet het dan een levensimpuls; hetzij
als een (oorspronkelijke) concrete ingeving, als zeg
tussenin de reeks reeds bestaande levenskringen
een nieuwe, zich nestelende wezenlijke "wervel", hetzij
als een concrete her-innering van deze of die "wervel(s)"
in de bestaande "wervelkolom" en waarop al wat/meer
spoedig deze wezenlijke opleving zich weer normaliseert
en stabiliseert in/na enige vervloeiing naar/in andere
aanliggende "wervels".

Aldus is er, hier onder enige actieve invloed van(uit) het
Ene-Sr. wat betreft de wezenlijke levenskringenreeks als
treksélsreeks, sprake van allerlei herinnering danwel van
het geheugen van het Ene-Jr., of ook van simpel een
aanwas van de wezenlijke levenskringenreeks.
 
Maar intussen bestaat deze levenskringenreeks ook als
een louter rondtrekkende/áctieve trékselsreeks; en dan/
daarmede fungeert de wezenlijke levenskringenreeks,
overigens mede al herinnerend, als de tijdsloop, als
(de) tijd, van toen en thans.

De wezenlijke levenskringenreeks, "als stipt een reeks
van ronde stippen", fungeert aldus ook als (de) tijd, van
verleden en heden; waarin een of ander(e) levenskring/
tijdmoment in/van het verleden door een gegeven impuls
geïntensiveerd als herinnering plots (even of meer
gedurig) als nú in (wezenlijk) de tijd zich kan opdoen
danwel zich kan doen gelden.

Iets dergelijks doet zich ook voor in het aanwezig
levensbestaan.

Het (grote) verschil hierbij is, dat de hier in het
Plus-bestaan gezette Neutrale treksels eerst vanuit
de Neutrale levens-aanloop meer úiteen gekeerd
het Min-bestaan zijn doorgetrokken, om alsnog
wat in(een)gevat meer vlákweg gezet als  (boven)in
het Plus-bestaan als gespreid/verspreid/wijduit nevens,
nabij-verderop, elkaar gelegerde kromme stroken zich
pláátsen.

Als meer rúim, meer uitgestrekt, her en der, meer hier en
meer ginds geplaatste Neutrale treksels, in een steeds
grotere hoeveelheid van aanwezige voorkomens; en
waarbij deze of die ruimtelijk aanwezige plaatsing, zoals
betreffende een herinnering in wezenlijk de tijd, kan
worden geïntensiveerd tot een meer/meest intensief/
presentatief zich opdoen in het levendig bestaan.

Althans, is hier sprake van een áanwezige rúimte in
het Neutrale levensbestaan van het Ene-Jr.  -  wat
betreft de desbetreffende aanwezige trekséls.

Wat aangaat de aanwezige tréksels, gaat het hier
weer om activiteit, van een ruimtelijk zich voltrekkend
gaan als loop/verloop; van althans een krimpen, een zich 
verruimen, danwel van een zich verplaatsen van
iets dat, aanwezig, alsdan daarin zich optimaal
manifesteert.

Aldus geraakt het Neutrale medium in zijn
levens-(aan)loop eendeels energetisch (zie vorige
opdieping) werkelijk/werkzaam in 'n krachtig doen,
en anderdeels levendig wezenlijk/aanwezig in een
functionerend zich opdoen  -  zoals in allerlei
herinnering en verplaatsing, in tijdstonden en in
ruimtelijke vlakken.


Maar tot hiertoe is over het leven slechts gehandeld
inzake het Transcendente bestaan; wat betreft het
dezerzijds/materieel bestaan, staat het levensbestaan
er anders voor.

In het materieel bestaan zijn er weliswaar zeer veel
materiedeeltjes, waarbij van elk materiedeeltje, weerzijds
zo'n deeltje, een veldstraling uitgaat (zie van dit een en
ander hoofdstuk 2, de stoffelijke natuur), maar zijn deze
veldstralen/media/treksels van een réchte uitstraling die,
voorzover zij onder elkaar in (frontale) botsing zijn, als
vol van krachtopleverende energie zijn, maar onderwijl
terzijde (boogsgewijs) geen leven aanbrengen, noch
innerlijk/wezenlijk noch wat meer uiterlijk/aanwezig leven.

Evenwel, is elke velduitstraling zowel in een eigen rotátie
alswel in enige vlákke doorsnee (zie hiervan ook de vorige
opdieping, Opdieping 6, energie)  -  een ruimtelijk vlak, die
in bijvoorbeeld een electronsprong in grootte nog weer
kan veranderen/variëren  -  en kunnen deze beide
beginselen (in beginsel) te meer zich doen gelden waar
velden in hun úitstralingen te midden van woelige materie
(al krachtopbrengend) ten zeerste zijn verkort tot zeg
slechts rondkringingen en vlakheden dicht/direct aan de
kant dier materiën en die in tevens een (onzijdig/neutraal)
vlóeibaar milieu ook als van enig wezenlijk en/
respectievelijk aanwezig leven kunnen worden aangemerkt.

En kunnen deze wezenlijke kringingen en aanwezige
vlakheden zich onder elkaar wat/meer schikken in zekere
atoomverbanden/moleculen tot in zekere structuren zoals
hierboven geschetst in de eerste levensaanleg in het
neutrale bestaan van het Ene-Jr..

Maar ons aardse leven, zoals dat van mens,dier,plant,
blijkt van zulk een onvoorstelbare ingewikkelde structuur
te zijn  -  zowel wat samengesteldheid en werkingen betreft
alswel inzake de historische danwel de hedendaagse
(zoals de embryonale) levensontwikkelingen  -  dat het
hedendaagse leven op aarde zich (historisch) vanuit zijn
eerste aanleg zomin zelf zich heeft kunnen ontwikkelen
tot wat het thans is als, bijvoorbeeld, op stoffelijk gebied
allerlei stofdeeltjes, eventueel zichzelf reeds samengesteld
tot zekere materiële moleculen, zich hebben geconstrueerd
tot allerlei instrumenten, rijdende auto's, varende boten,
vliegende vliegtuigen, en andere stoffelijke hoogwaardige
structuren, zonder de instruerende invloed daartoe van
(geestelijk) de mens.

Het zeg hierboven rudimentair aangegeven wezenlijk/
aanwezig leven in het Ene-Jr. heeft zich aldaar 
voortontwikkeld, en is ook in het Hoofdstuk "De levende
natuur" de levensontwikkeling zeg op aarde in hoogste
eenvoud aangegeven, maar heeft deze levensontwikkeling
onzerzijds, op materieel gebied, zich dan toch stellig, m.i. 
zeer zeker voltrokken onder Transcendente instruerende
invloed daartoe.

Maar alsnog kort samengevat: in het Transcendente ligt
het Ene-Sr. zijn bestaan en gaan verpakt door het
levendig(/mediamiek/energetisch) Ene-Jr. (en beiden
geestelijk uitgepakt/doorschouwd, waarvan hier evenwel
nog niet nader); terwijl in onzerzijds de materiële wereld
het aan de stoffelijke materie geknopt/ontknoppend leven
het leven ligt ingepakt door her en der de samenpakkende/
(in-/ver)bergende materie (en geestelijk, zoals door
geestelijk de mens, het een en ander weer ligt uitgepakt, in
zeg maar een geestelijk(e) ópenbaring, doorgronding,
onderzoek ervan; maar ook hiervan nog terzijde).
 
Overigens zal in een der volgende Opdiepingen de
(geestes)invloed van het Transcendente op het materiële
bestaan onzerzijds nog wat nader worden bezien.

Tot zover wezenlijk/subjectief en aanwezig/objectief het
eerste levensbeginsel.



                                        * - * - *