Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.

Opdieping (8).

Bewustzijn.


Bewustzijn, het verkeren in de toestand van iets bewust te
zijn,
het is (voor de mens) een alledaags verschíjnsel  -  in
het bewúst
schíjnen, besef hebben, van iets, zij het meer
inwendig/wézenlijk
qua onder andere gevoelens of zij het
meer uitwendig/áánwezig
qua uiterlijk vertoon.

Toch is het bewustzijn (voor de mens) niet zo immer en
alom,
zoals er verschil is tussen hier licht en daar duister,
tussen nu
dag en dan nacht; maar hoe afwisselend ook in
aanzijn en in
(bijvoorbeeld intensiteits)mate en
(bijvoorbeeld kleuren)soort,
intussen doet zich de vraag
op: wát is bewústheid, en waarin
verheft dit (ver)schijnsel
van bewústheid zich tot een zích
béwust zijn van het
bewúste zelf.


Het is, alsof het bestaande beschenen/belicht/bemerkt
wordt
met enig (bewúst) licht/schijnsel ter oplichting/
verschijning/
aanmerking danwel ter bewustwording/
bewustheid van wat
er reeds áls in het verborgen gaande
en staande was/is; terwijl
het weer een "stap hogerop" is
wanneer dit met schijnsel/licht
gemerkt bestaan als
zodanig nog weer wordt ópgemerkt (door
gééstelijk de
mens, waarbij bijvoorbeeld het geesteloze dier
reeds,
zonder meer, met allerlei bewúste verschijning van
doen
kan hebben).


Doch nu eerst over de oorsprong van het bewuste zelf  -  
over
dus de oorsprong van


Bewustheid, als de bewuste schijn, die enig desbetreffend
bestaan doet verschijnen in enig schijnsel (van dat
bestaan)
danwel, waarmede dat bestaan/gaan dan als een
verschijnsel
in bewustheid/verschijning is.  


Nogmaals, de mens vindt het zó gewoon bij dag
opgeklaard te zien van wat bij nacht zo duister is, áls niét
bestaande; of al wakend klaar en duidelijk te voelen en te
weten, wat al slapend weer niet het geval is . . . . maar
hoe deze opklaring tot klaarheid te verklaren?  -  hoewel
we intussen wel beseffen, dat iets wel of niet in
bewustheid/verschijning, áls een wel of niet bestaan van
dat iets, dit immense verschil toch maar een schíjnverschil
is . . . of alsnog meer dan dat?

Persoonlijk heb ik ooit gedacht, hier "iets" van
absoluutheid te hebben ontdekt, het volkomen verschil
tussen duister en licht, van ook een (zeer) oorspronkelijke
betekenis; maar in gedachten uitgewerkt, leidde dit idee
aldoor weer tot "niets", en kwam ik er toe de mystieke,
"grondelóze grond" van bewústheid, als mede van een
eerste beginsel in het al, te zoeken en te vinden in het
loze Min van het Ene-Sr..

Deze wijde Min-leegte/-ijlte mag dan wel als een "zee van
voortijlende activiteit" zijn, eventueel hier of daar van een
stabiel staande activiteit, waar enkele activiteiten in
onderlinge gelijke wégtrekking aldaar áls elkaar  "staande
houden"  -  daar immers het totale Ene-Sr., Plus én Min,
wordt doortrokken met velerlei voorttrekkende activiteit  -    
evenwel ligt, in de ontleding van 0/niets in Plus/+1 en
Min/-1, vanúit het bestaande váste/gegrónde Plus-1 het
lóze/grondelóze Min 1, als Mín nog mínder dan nul,
zo nog minder te doorgronden/doorvorsen dan nul/niets:
alsof het Min-bestaan absoluut verscholen ligt "achter de
nul-horizon van het grondig Plus-bestaan, áls al evenmin
bestaande als nul het niets".

Maar intussen, al is deze dan toch wel (be)stáánde
grondelóze diepte van het Min-bestaan, waarvan de
"aard" nimmer kan/zal worden doorvorst, dan toch
als bewústheid, als een schijnend schíjnbestaan,
opgediept/verschenen alwaar enig Plus-bestaan en
Min-bestaan zijn verenigd tot in enig Neutraal-bestaan,
waaronder zozeer het leven, dan heeft hieraan het
váste Plus-bestaan als bijdrage daaraan de weke aard
der vloeiing geleverd en het (gronde)lóze Min-bestaan
de bewústheid daaraan/daarvan  -  met tevens wat
ingevoerde activiteit in het zo voerend/vloeiend,
onder ander ook levend Neutraal bestaan.


Edoch, zal nu voorts ter verduidelijking de bewústheid
van het bewuste Neutrale bestaan in een drietal fasen
ter/van bewústheid nog wat nader worden uiteengezet;
namelijk: elementair, als product en functionerend.

Ter nog beter begrip daarvan, zal als  aanschouwelijk
voorbeeld een auto, als een vervoermiddel op de weg,
zowel elementair alswel als product en functionerend
in eenvoud wat nader worden bezien.

Heel eenvoudig gevat, bestaat een auto uit een
drietal elementen: het onderstel, de motor (daarin) en de
wielen (daaronder); en dit drietal constructief
samengesteld tot een auto, als het product van 
(samengesteld) dat drietal elementen; en functioneert
de auto, het voertuig/vervoermiddel, voorts al diénst
dóende, vooral al gáánde vervóerend enig iets over de
weg naar elders.

Het doorlopen van een drietal fasen ter uiteindelijk het
functioneren; waarbij reeds het geproduceerd product
uit elementair dat drietal elementen verschillend kan
zijn (zoals het verschil tussen een personenauto, een
bus, een vrachtauto); en het functioneren van dat
product . . . (met de autowiélen:) het gaan naar ver of
naar dichtbij, (met de automotor:) het langzaam of het
snel voortgaan, (met het onderstel zijn ruimte:) het meer
of het minder vervoeren van dat voertuig.

Evenwel, let wel: er is een werkelijk en waarlijk verschil
tussen het product zelf en zijn dienst doend functoneren.

Indien een auto niet werkelijk/werkzaam dienst dóet, niet
áctief gáát, dan vervoert dat vervoermiddel allerminst,
dan laat het zich geenszins gelden waarvoor het als
product is geproduceerd; dan staat en huist die auto
daar als bijvoorbeeld een onderkomen ter overnachting
van die of gene, als een schuilplaats tegen neerslag,
als een speelruimte voor kinderen, enzovoort.

En indien een auto als áuto geen diénst doet, niet dient,
niet dienstig is, als vervoermiddel  -  maar bijvoorbeeld
scheert als een scheerapparaat, last al een lasapparaat,
knipt als een schaar, enzovoort  -  dan blijkt dat
vervoermiddelproduct niet samengesteld/geschikt om te
vervoeren, als waarlijk/echt eigenlijk onecht, als niet te
zijn waartoe het dient te zijn.

Maar intussen, functioneert het desbetreffend product
wél, (ge)dienstig/geschikt en doend/actief, dan oefent dat
product (in alle betrekkelijkheid) werkzaam wel een
spécifieke ínvlóed uit, alwaar het zich (in de betrekkelijke
wereld) waarlijk doet gelden overeenkomstig zijn eigen
(samen)gesteldheid.


Met deze wat verhelderde uiteenzetting nu nog wat nader
de bewústheid elementair, als product en functionerend.

Eerstens, in beginsel als het Ene-Sr., elementair het
grondig/doorgrond vol/bol Plus-bestaan; het als (in) een
afgrond grondeloos leeg/hol Min-bestaan; en deze beide
(stil)staande elementen (met erbij voortgebrachte activiteit)
actief doortrokken.

In deze actieve doortrekking, vertrekt zowel het Plus-bestaan
alswel het Min-bestaan, als in allerlei (op)woeling, tot in
legio Plus-treksels en legio Min-treksels; en alwaar deze
beide soorten treksels in onderlinge betrekking verkeren,
aldaar wordt het Ene-Sr. herschapen/herbaard tot in (m)enig
Neutraal treksel als het Ene-Jr..

Danwel, is zo het Ene-Jr. eerstens het gebaarde product van
elementair het Ene-Sr.: (als bijdrage daartoe van het vaste
Plus-bestaan) in een vloeibare gesteldheid; (als bijdrage
daartoe van het grondeloos holle Min-bestaan) in tevens een
verholen toestand van weliswaar een opgediepte/gebáárde
zweem van een schijn van wat het Min-bestaan als een
grondeloze diepte schijnt te zijn, maar nog niet al
(mede)functionerend als dan geópenbáárd vérschijnend
als/in bewúst schijnsel; en (als bijdrage daartoe der dan
voorts íngevoerde activiteit) dit Neutrale product in dan een
inwendig voortvoerende activiteit/gang (zoals wij die ook in
de veldstraling (als product) kennen).

Aldus in het bijzonder het mysterieuze bewustzijn, dat als
het schijnbestaan van(uit) loos leeg het Min-bestaan deel
uitmaakt van het Neutraal product, dat is/wordt voortgebracht/
samengesteld vanuit/door het drie-ledig stel van Plus-massaal,
Min-loos en actief-ijlend het Ene-Sr.: maar hoe komt vanuit deze
beslotenheid/tóestand als product dit verholen
schijnbestaan alsnog al functonerend te voorschijn als
een (openbaar) blíjkend/blijkbaar schijnend bewustzijn?

"Heel eenvoudig": in betrekkelijkheid, ofwel (hier) in het in
contact(/botsing/betrekking) komen/zijn met andere/dergelijke
producten  -  zoals dat in bijvoorbeeld de tegengesteld aan/
tegen elkaar in draaiende levenskringen in het Ene-Jr. bestaan
het geval is (zie hiervan een vorige Opdieping).

In dit contactueel naar buiten trekken van de een in de ander,
úiten de partners zich al gaande in/omtrent elkaar, elkaar  -  al
dienst doende  -  al beïnvloedend, in overigens een zich naar/
in de ander te buiten gaande trek  -  zoiets als bij een inwendig
zich uitbreidende voortvloeiende waterstroom, die al uitwendig
aangewend (al besproeiend/dorstlessend/vuurdovend
enzovoort) functioneert in een opgaan in een búiten gelegen
behoefte/behoeven/voldoen.

Reeds is zulk een (functionerend) contactueel/betrekkelijk
onderling te buiten gaan/trekken alsmede in elkaar opgaan/
optrekken alreeds wat nader bezien in de wat nadere
verhandeling van het begrip "kracht": als het resultaat van
een fróntale botsing tussen voorttrekkende (onder andere
ook Neutrale) treksels  -  en waarin die (producten als
Neutrale) treksels dan teniet gaan tot in niets.

En inderdaad, ontwaakt iemand uit zijn stille, en zonder bij
bewústheid erbij liggende slaap, dan komt hij/zij niet
alleen in een toestand van bewustzijn te verkeren, maar
geraakt al (ont)wakend tevens bij krachten (in een rondzien,
opstaan, enzovoort); danwel functioneert hij/zij dan tevens
in (m)enig bewúst dienst doen.

Aldus, hoe spoedig enkele in frontaal (botsings)contact
verkerende levensproducten daarin verdwijnen tot in
niets, onderwijl vervullen zij elkaar alsnog in een bewust
gevoel van sterkte  -  in krachtuitoefening.

Maar . . . er is een (botsings)contact (precies) tegenover
frontaal; een, waarin de producten/botsingspartners/leden
elkaar zozeer zijdelings, in een gezamelijk oplopen als in
één gelid, aandoen  -  als in één geméén, samen-op,
paarsgewijs aaneen voorttrekkende stel.

Een zo in het gelid voorttrekkend stel, waarbij de
desbetreffende leden/partijen al participerend danwel al
onderling elkaar aanvullend/vervullend in functie in één
gemeenschappelijke (actieve gang, eigenlijke
(ver)aard(heid) en) bewustheid verkeren.

Een aldus zich, al functionerend, tweeërlei opdoen in
bewustheid van het lévend bestaan, van dus eerstens en
zozeer het Ene-Jr., in zijn Neutrale trek(kingen, treksels):
namelijk (in frontale botsing) krachtig en (in parallelle
gang) gemeenschappelijk, die we beide te saam

het gezagvoerend bestaan van het leven

zullen noemen  -  vanaf het machtig, in machtsuitoefening,
ontstaan vanuit/middels het niets tot in het al
functionerend vergaan/opgaan in (onder andere)
bewustheid van gebeuren en aanzijn.

Zo doet, bijvoorbeeld in het Transcendente bestaan, al
gezagvoerend bewustheid zich zeer optimaal, zeg maar
hoogst glorieus op in het Ene-Jr.; namelijk al lévendig
(zie van leven de vorige Opdieping) opwassend in het
aanwassend gewas van het Ene-Sr. in eerstens al zozeer
het wézenlijk bestaan van het Ene-Jr..

Dit wezenlijk bestaan bestaat, zeer eenvoudig aangegeven,
uit een allengs al grotere kolom van tevens al meer, om en
om tégen elkaar in kringende kringen; en reeds minimaal
elk driétal aan elkaar rondkringende kringen in deze
wezenlijke kolom verkeert in een gezagvoerend bestaan.

Bijvoorbeeld een rechtsom kringende kring A, daarop een
linksom kringende kring B, en daarop weer een rechtsom
kringende kring C; en (in ook aldoor de groei dier kringen)
is intussen dan B ook aldoor in wat/meer frontale botsing
met zowel A als C, waarbij A en C krachtig nevens elkaar
worden getrokken tot/als een parallel rondtrekkend stel,
met er tussenin, als meer in het verborgen ingesteld de
in kracht zich "opofferende" rondkringende kring B.

Kortom, een in gezagvoering ook bewustheid opleverend
levend drietal, waarvan er in de wezenlijke kringenkolom  
allengs ontelbaar vele (onder allerlei krachtinwerkingen
van nog weer de omgeving) tot een stabiel voortbestaan
geraken . . . . en inmiddels er daarbij/daarin ook een
invloedrijke ofwel gezaguitvoerende schikking uitgaat van
het wezenlijk bestaan naar/in het aanwezig bestaan  -  zoals
het zich zetten van het aanwezig bestaan naar waartoe het
wezenlijk bestaan zeg zich zet, en trouwens ook omgekeerd,
oefent het aanwezig bestaan ook al zeg waarnemend invloed
uit op het wezenlijk bestaan.

Ook het wijduit, al wijderuit in zijn aldoor aanwassend
bestaan als aanwezig bestaan, met al talrijker, tegen elkaar
in rondkringende kringen, is het levendig aanwezig bestaan
in princiep ook gezagvoerend  -  doch veel úitbundiger/
veranderlijker, zeg maar meer tijdelijk, dan het zoveel
bondiger/stabieler, zeg maar meer duurzaam, levendig
wezenlijk bestaan van (Transcendent) het Ene-Jr..

Danwel, in het betrekkelijk evenwichtig, ook aldoor bewust 
zich schikken van het levensbestaan tot in een levendig(e)
levensstructuur/levenspatroon, is het aanwezig/omstandig
levensbestaan tenslotte, hoezeer ook onderwijl aldoor van
(krachtige, gezaguitvoerende) invloed op het meer bondig/
innig standhoudend wezenlijk levensbestaan, toch
ondergeschikt aan het zoveel intenser gezaguitvoerend 
interne/wezenlijk levensbestaan; alswel:


Al gezaguitvoerend/beschikkend, in het totale levensbestaan,
ordent en
regelt, dit is in staan en gaan, in leven en
bewustheid, het
inwendig wezenlijk leven het uitwendig
aanwezig leven in
wat/meer/zeer overéénkomst/parallel met
zichzelf.


Tot zover hier het "bewustzijn"; in de volgende Opdieping,
Opdieping (9): Zicht, onder andere nog wat nader/
uitgebreider over het bewuste.


Maar intussen is tot hier dan toch alreeds het opkomen en
het voor(t)komen van de ontwaring in bewustheid in het
kort uiteengezet  -  als de opdieping van het grondeloos
diepe Min-bestaan van het Ene-Sr. tot in eerstens al het
functionerend Neutraal-bestaan van het Ene-Jr., in een
bewust(e) gewaar wording/zijn in het ontwaren(/ont-waren,
tot in een eigen bewuste gewaarwording) van alwaar er iets
rondwaart; zelfs als voorwaarde ter waardering, als van
waarde, van enig (in bewustheid) blíjkend bestaan.

Tot de volgende Opdieping.

 
     
            
                                          * - * - *