Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.


Politiek  Periek  (11).     Tactiek.


Een ieder ontwikkelt zich wel een of andere tactiek om zich onder de mensen te
handhaven en te redden.

De een is vriendelijk om vriendelijk te stemmen, een ander is voorkomend om te
voorkomen, of begunstigt om de gunst, of is zwijgzaam om te minder op te vallen,
om eventueel te minder te worden aangevallen.

Weer anderen zijn hierin agressiever, veel indringender, gebruiken dreiging en
geweld om naar eigen believen te kunnen beschikken over wat hen zelf daartoe
schikt, maken zich een doortrapte tactiek eigen om zeggenschap te krijgen over
van alles wat zij begeren te hebben of te regelen.

Men doet zich bovenmate baatzuchtig gelden, om daarnaar vergolden te worden
  -  wat vaak veel meer loont dan het loon uit zeg maar eerlijke arbeid, wat
doorgaans veel meer geldingskracht bezit dan het geld.

Het is deze tactiek waarvan menigeen zich meester maakt, die haar ontwikkelt
om een zéker dóel te bereiken, die die tactiek dan hanteert als een mechaniek,
die haar als beroepspoliticus beroepshalve in de practijk brengt . . . . om, in
partijdigheid gezien vanuit elk ingenomen standpunt, als in doodse aanrichtingen
andere samenlevingen elders al richtend van hun vruchten en vrijheid, lusten en
leven, te ontdoen en naar hier over te (laten) brengen tot een rauwe of rijpe
overvloed, tot een deels ongeschikte/onbruikbare en deels geschikte/bruikbare/
gepaste overdaad in eigen landelijke contreien of in privé kring.


De jeugd, die op de vuist haar geschillen en belangen bevecht, wordt volwassen
en gaat, als een blijk van wat geestelijke volwassenheid, er al meer toe over met
beleid en tactiek, als in een soort van burgerpolitiek, in meer gezamenlijk overleg
allerlei (dikwijls moedwillig opgeworpen) twistzaak te regelen en bij overeenkomst
danwel verdrag te beslechten.

En zo valt ook de historische volwassenwording der volkeren te zien: bruut,
mechanisch geweld gaat al meer over in mechanisch bedreven politiek van meer
een menselijk gezicht . . . . die evenwel in al haar volmaaktheid het product is van
één menselijke trek, van één samenlevingsaspect, die in haar groeitendens al
meer komt te heersen in elke overheid en te overheersen in elk overheidsbewind
over een onderhorige samenleving, die in een al verder uitlopende ontwikkeling
en eenzijdigheid zo en in die mate het maatschappelijk leven doortrekt en vervormt,
die al meer het samenleven in politieke trant doet worden geboren en laat sporen;
en zo alle andere levenswaarden van groot positief belang  -  zoals de
liefdesmoraal en alle aangeboren ongekunsteldheid, welwillendheid en
inschikkelijkheid, onpartijdigheid en onbaatzuchtigheid  -  doet kwijnen en laat
verdwijnen.



                                                    * - * - *