Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.


Politiek  Periek  (15).
 Inleving.

Al wat leeft leeft alleen, en leeft samen/samen-óp met iemand of iets anders
in wat het gemeen heeft met die ander of dat andere.

Zo zijn er zeer veel van die gemeenschappelijke/gemeenschapvormende/
mee-levende contacten: zoals in gelijkheid van beroep of van liefhebberij, van
rang of van stand, van gevoelen of van gezindheid, van instelling of van
doelstelling, van menselijke geaardheid of van menselijke denkwijze, van
belangen of van verlangen, van ervaring of van vorming, van streven of van
beleven, van staatkundige of van levensbeschouwelijke/godsdienstige
overtuiging, tot en met een kleine/voorbijgaande mening in het een of ander,
zoals zo dikwijls het mee-levend/bekrachtigend "gelijk willen hebben" in
zijn/haar opinie.

In dit wederzijds vertrouwd gemeenschappelijke, is men zowel zichzelf als de  
ander trouw; in deze gemeenschappelijke draagvlakken wordt men als met
uitstaande vleugelen door anderen of door van alles waarmede men die met
volle vleugelen gemeenschap heeft, gedragen; in dit soort gelijkheid maakt
men deel uit van die ander, ís men daarin die ander, versterkt men elkaar
wederzijds, is men elkaar eigen zonder daarin eigenlijk onderscheid te maken
tussen "ik en die ander", tussen mijn en dijn.

En zoals een gelijksporend span paarden beurtelings wordt ingespannen en
uitgespannen, zodat die paarden dan weer eens samen-op voorttrekken en
dan weer eens meer individueel elk voor zich grazen en rondlopen, zo leeft
ook de mens in zijn leven en levensgang afwisselend wat meer individueel
voor zichzelf aan en dan weer meer in een sociaal samen verkeren en
samen-op trekken.


Ten tijde evenwel van dit gemeenschappelijk/gemeenzaam met elkaar omgaan,
staat deze gemeenschappelijke gelijkheid/éénheid van samenleven centraal,
kan men zich daarin aan de ander in een wezenlijk meevoelen, aandachtig
meedenken, meelevend meeleven, kwijt; heeft men daarin begrip voor elkaar
maar ook vát op elkaar.

Op basis van dit gezamenlijk samenlevingsfundament, in de samenhang van
deze bandleggende verbondenheid, is het dan vóórts een onderling "geven en
nemen" voor wat elk der deelnemende deelnemers voor het overige aan deze
sociale bouwstenen en samenvoegingen daarvan van zichzelf willen/kunnen/
moeten geven tot de bouw van een gemeenschappelijk samenlevingstehuis,
tot de inrichting en regeling van dat sociaal onderkomen.

En . . . . vinden we hierin dan tevens de meest practische politieke gegevenheid,
om in een hoogst waarachtig deelnemen aan het samenleven de ánder voor al
maar meer te bewegen en te winnen zich al overvloediger in te zetten en te
géven voor deze juist ook zo persoonlijk, de persoon, versterkende
saamhorigheid.

Om er hier het zeggenschapsoogmerk te verwerkelijken voor zichzélf, zo niet
absoluut dan toch overwegend die gemeenschappelijke burcht van sterkte in
te nemen en er (mede) te heersen, er (mede) voor het zeggen te hebben  -  
waarin de gemeenschapsleden zich (merendeels), zeg democratisch, kunnen
vinden.




                                                         * - * - *