Maak  Kennis  Met  Kennis

En  Blijf  Bij  Kennis.

Politiek, bedreven naar redelijkheid en recht.

Denkt men zoal
over het een en ander na, dan krijgt ook het onderwerp “samenleving

en maatschappij” zijn beurt.

 

Al van jongs af aan, denkt een ieder al wel na over “de overheid”, “de

politiek” en dergelijke zaken. En al vrij snel heeft men daar dan zijn/

haar mening over, bepaalt daarnaar zijn/haar stemgedrag, enzovoort.

 

Nu heb ik daar ook zo mijn mening over – en wellicht waard om daar

meer bekendheid aan te geven.

 

 

In mijn jonge jaren heb ik een enkele keer gestemd – op rechts met

een nogal links gedachtegoed – en sindsdien, pakweg een vijftigtal

jaren, heb ik niet meer van mijn stemrecht gebruik gemaakt.

 

Rechts te stemmen met een nogal links gedachtegoed, was misschien

wel het gevolg van de opvoeding van mijn (onvolprezen) moeder die,

hoewel zelf alleszins godsdienstig, me altijd naar openbare scholen

heeft gestuurd.

 

Maar intussen, houdt zo’n stemgedrag toch wel een tegenstrijdigheid

in, met als voordeel: in een (praktisch blijkende) tegenstrijdigheid

komt men tot nadenken, tot relativering, danwel biedt het gegevene

inzicht opleverende contrasten – in hier het politieke bedrijf.

 

Ik constateerde, dat maar al te vaak politiek werd/wordt bedreven

voor persoonlijk (partij)belang en niet voor het algemeen belang.

 

En zo al vrij snel, heeft de politiek, praktisch, voor mij afgedaan.

 

Links noch rechts bekoort me. Maar ondertussen, denk je natuurlijk

na over allerlei menselijk bedreven  politiek bedrijf; je ondervindt in

de wereld immers tóch veel gevolg daarvan, wat tot nadenken aanzet.

 

 

Met dat al, ben ik in beginsel niet tegen de politiek.

 

Onder politiek versta ik het wat/meer overeenbrengen van

verschillende belangen tot in een overeenkomst.

 

En daar lijkt mij niets mis mee.

 

Maar nu, zulk een politiek te bedrijven: op basis waarvan.

 

Het bedrijven van politiek op basis van (bijvoorbeeld militaire/…)

kracht, (bijvoorbeeld economische/…) macht en/of menigte (van

louter maar het overwicht van een massa/meerderheid op een eenling/

minderheid).

 

Of het bedrijven van politiek op basis van redelijkheid en recht – wat

juist zozeer het menselijke, de menselijke geestesinvloed, boven het

dierlijke typeert.

 

Beiderlei politiek wordt doorgaans wel bedreven; maar het is mijns

inziens wenselijk dat de laatstbedoelde  “menselijk” gevoerde politiek

al meer en meer komt te overwegen.

 

En hierover nu voorts een viertal opmerkingen.

 

 

Eerste Opmerking.

 

Naar de innerlijke menselijke (samen)gesteldheid, uit de mens zich in

onder andere het instellen van overheden. Overheden, met een

constructieve functie; zij dienen bijvoorbeeld orde en regel te brengen

in het menselijk samenleven, hun onderhorigen te beschermen,

enzovoort.

 

Een ook opklimmende reeks van overheden: lokale(/gemeentelijke)

overheden, regionale(/provinciale) overheden, nationale(/landelijke)

overheden….en tenslotte de mondiale overheid, op wereldniveau, die

nog steeds niet als een volwaardige overheid dienstdoend is ingesteld.

 

 

Het is nog niet zoveel eeuwen terug, dat “bendevorming en burchtbouw”

in onze gewesten een veel voorkomend verschijnsel was. Maar allengs

is dat een en ander onder landelijk overheidsgezag gebracht en 

ontoelaatbaar geworden, waarmede het volk werd gevrijwaard van 

allerlei eigenmachtig(e) optreden, onderdrukking, beroving enzovoort.

 

Dat wil zeggen, allerlei lokaal overheidsbestuur en regionaal

overheidsbestuur is in zoverre voldoende onder landelijk

overheidsbestuur gebracht, dat deze lagere onderhorige overheden

hun mensen niet meer op eigen gezag op oorlogspad kunnen sturen

of rooftochten kunnen laten ondernemen, om maar een enkel

voorbeeld van een mensonwaardig (zich uit)leven te noemen.

 

 

Maar nu die landelijke overheden: bij vooralsnog gebrek aan een

voldoende, met ook voldoende gezag functionerende mondiale overheid,

wordt er zeg maar per definitie – met althans meer dan voldoende

historische gegevens inzake de lokale- en de regionale overheden onder

elkaar – onder de nationale overheden zogezegd de machtspolitiek

bedreven.

 

Een nationaal-eigenmachtig zich doen gelden tegenover andere natiën

met daartoe alle beschikbare middelen voor een machtig, krachtig,

massaal ingrijpen.

 

Het is aan de nationaal bedreven politiek daarin allerlei schikkingen te

treffen, vooraleer het tot desastreuze uitbarstingen komt; maar heeft de

mensheid hier dan toch met machtspolitiek van doen, om uiteindelijk

als natie als machtigste/krachtigste te zegevieren.

 

De “onderwereldpraktijken” van de mens (met immers ook zijn

eigenschappen van een negatieve uitwerking) onder deze of die

nationale overheid, en de veelal maar al te negatief uitvallende

“bovenwereldpraktijken” in de internationaal gevoerde machtsstrijd

van de natiën onder elkaar, waarbij ook het menselijk falen in deze

bij de overheidsfunctionarissen zelf, zij doen maar al te zeer afbreuk

aan een te voeren politiek op basis van redelijkheid en recht.

 

Gezien het effect van nationaal  overheidsbestuur/overheidsgezag over

en op het doen en laten van allerlei lokaal/regionaal bestuur onder

elkaar, is het derhalve gewenst toe te werken naar een mondiaal

overheidsbestuur met voldoende gezag en positieve uitwerking over

en op al wat daar nationaal/regionaal/lokaal onder valt.

 

 

Tweede Opmerking.

 

Een overheid dient eerstens (bemoeienis te hebben met) de

samenleving, de openbaarheid, de gemeenschappelijke omgang/

bedrijvigheid in het algemeen van (eerstens) de mensen onder en met

elkaar.

 

En tweedens die mensen/individuen in het bijzonder, voorzover zij

deelhebben/deelnemen aan het samenleven, zich in het openbaar uiten/

uitleven, bedreigd worden door de gemeenschap in het algemeen of

door een deelnemer/deelneemster daaraan in het bijzonder – enzovoort.

 

 

Elk menselijk individu is zo deels onderhorig aan die overheid; en

heeft anderdeels een eigen privéleven, een eigen overtuiging, en

dergelijke, waarover die overheid geen zeggenschap heeft voorzover

het individueel privé blijft.

 

Om een voorbeeld te geven, het christelijk gebod van leven en

samenleven, in het hiernumaals, is samengevat in een tweeërlei

liefdegebod: heb (“verticaal”) God lief boven alles en heb

(“horizontaal”) je naasten lief als jezelf.

 

Dit eerste gebod behoort privé tot de eigen/individuele overtuiging;

en dat tweede gebod betreft het onderling verkeer met andere mensen –

en waaromtrent ook de overheid haar taken heeft.

 

 

Of om nog weer anders het “reilen en zeilen” der mensen onder elkaar

(gemeenschappelijk) en elk voor zich (privé) in een vergelijk weer te

geven:

De overheid heeft tot taak alle verkeer van varende/afmerende

zeilschepen onder elkaar en onder allerlei omstandigheid aan regels

te binden, ongeacht met welk(e) tuigage/”overtuiging” elk dier

schepen is opgetuigd.

 

Nu wil het geval, dat elk(e) bijzondere/afwijkend tuigage is gebonden

aan een zeker(e) scheepsmodel/scheepsromp, met zo weer zijn typische

eigenschappen/gedragingen – zoals meer of minder snel, wendbaar,

enzovoort, in het verkeer.

 

Aldus zuiver gesteld: de hoogste overheid dient, constructief/

positief, hierin in het algemeen het een en ander op orde te brengen, 

haar regels te stellen; en de lagere overheden dienen deze 

verordeningen/regels,voor optimale toepassing, wat/meer in het

bijzonder aan te passen, bij te stellen, voor een deugdelijke geldigheid

betreffende die bijzonder/eigenaardige nationale/regionale/lokale 

bevolking waarover zij in het bijzonder het overheidsbestuur hebben.

 

 

Derde Opmerking.

 

De centrale/bindende overheid staat tot haar volk rondom als eenheid 

tot verscheidenheid, als vereniging tot allerlei verschil/geschil en uitwas.

 

De ene mens zelfs verschilt van de andere. Zo zijn er verschillen in ras

en taal, van natuur en cultuur, van verlangen en belangen, van

waarden(/bruikbaarheden) en normen(/gangbaarheden), enzovoort,

waarbij deze verschillen wel veranderen maar toch blijven.

 

Immers, de mens is mede al het product der omstandigheden;

omstandigheden, die op de gehele aarde zo verschillend zijn en

waaronder elkeen zich vormt en opwast tot een specifiek persoon.

 

 

De verhouding tussen overheid en volk is wel te vergelijken met een

wagenwiel: centraal de naaf als overheid en decentraal de uitstekende

spaken van allerlei mensen en mensengroep.

 

En de taak der overheid is hierin niet deze spaken tot één gladde

wielschijf te effenen – want een ieder en elke mensengroep behoudt

zijn/haar eigenheid, eigenaardigheid, het zo nodige verschil van aanleg

en bekwaamheden, van toeleg en beroepsuitoefeningen, enzovoort –

maar wel het (politiek) voldoende en maatschappelijk voldoend overeen

brengen der verschillen en wel zodanig, dat de samenleving zo positief/

constructief als mogelijk functioneert in al haar bedrijvigheden.

 

Hierin blijft de overheid de centrale autoriteit; bij machte, na redelijk(/

betamelijk/humaan) overleg, de redelijk genomen beslissingen het

volk (onder andere bij wet) op te leggen.

 

En dient het volk, zogenaamd democratisch, zijn belangen en verlangen

enzovoort, bijvoorbeeld middels volksvertegenwoordigers, bij de

overheid aan te dienen; opdat de van overheidswege redelijk genomen

beslissingen het volk ook werkelijk, zo niet wezenlijk van dienst zijn.

Daarbij kan wellicht de definitie van democratie en dictatuur van
dienst zijn: inzake de belangenbehartiging staat in een 
democratie de overheid in dienst van het volk/volksbelang, en 
staat daarin in een dictatuur het volk in dienst van de/het 
overheid/overheidsbelang.

 

 Overigens, zoals de wielspaken ook zelf, “als zonder de wielnaaf”, zich

verenigen en tot eenheid komen in de wielband, zo komt ook het volk

zelf, “als zonder overheid” in vrijheid, bedrijvig en ondernemend,

zinnend en (ge)winnend, enzovoort, tot allerlei overeenkomst/eenheid/

vereniging(/clubs/kerkeraden/ondernemingsraden/enzovoort).

 

En het is zaak, dat ook deze overeenkomsten, eventueel bij ook daarin

uitgevoerde correcties, voldoende sporen met het redelijk besliste

overheidsbeleid. Opdat volk én overheid – in al hun bedrijf, als in het

voortwentelen van het wiel – (volgens staatswet) een stáát zijn.

 

“Een draaiende overheid/wielnaaf en maatschappij/wielband”; ’t is

te vergelijken met twee personen die samen-op hun ronde lopen: hoe

snel zij ook (bedrijvig) gáán, gelijk-op – en niet, waar de een op de

ander uitloopt of al verder achterblijf – is het of zij onder elkaar tevens

(stil)stáán.

 

Vierde Opmerking.

 

Bestaan of niet bestaan. Bij wat nader inzien is het verbijsterend hoe

snel en veelvuldig de wisseling van leven in dood in de dierenwereld

zich voltrekt. Zó is een dier gezond en wel bij leven en zó wordt het

door een ander dier verslonden.

 

Het driftleven heeft hier zowat vrij spel of wellicht beter, drift en drang

zijn hier noodzakelijk om, onder andere, zich te voeden en zich voort

te planten – om te bestaan en voort te bestaan ten koste van andere

dieren/planten.

 

 

In de mens vindt in deze een omslag plaats. Het is, of zijn

geestesóverheid – waarnaar ook de overheden in de samenleving (zoals

al opgemerkt in de eerste opmerking) – er bóven staat, boven het

dierlijk driftleven; en het zich, waar mogelijk, instinctief ongeremd

uitleven van de mens veroordeelt.

 

Let wel, een omslag, maar tevens een groeiproces. In de historische

ontwikkeling van de mens ontgroeit hij allengs meer het dierlijk

samenleven met zijn medemens; en komt bij hem in dit beschavings

proces, met het wat en al meer onderdrukken en camoufleren van zijn

driften, al meer het rechtsgevoel en de gerechtigheid in besef en tot

uitdrukking.

 

Daarbij dienen dan natuurlijk ook de mogelijkheden aanwezig te zijn

om op andere manieren “aan de kost en aan zijn/haar trekken” te

kunnen komen. Met zodoende de zorg voor onder andere een florerend

bedrijfsleven, een gunstig verlopende economie.

 

En hier spreken we dan over allerlei (mogelijke) ontwikkeling in

vredestijd. In oorlogstijd treden we de vijand – met lof der achterban! –

al even barbaars tegemoet als doorgaans gangbaar in het dierenrijk.

 

 

Om hierin tenslotte met een voorstelling van zaken te besluiten is het,

of door elke naaf(/overheid) van een wagenwiel een réchte as steekt.

 

“Het recht”, uitgaande van elke overheid, in het menselijk leven en in

het menselijk samenleven, en waaraan ook die overheden zelf zijn

onderworpen – aan zogezegd een onafhankelijk functionerende en

oordelende justitie.

 

Een rechte as, waarom twee of meer wielen draaien: en hoe groot deze

wielen dan ook zijn, hoe snel of traag zij ook draaien, met elkaar mee

of tegen elkaar in, op een réchte as gemonteerd zullen zij dan ook

nooit op elkaar indraaien danwel elkaar schaden.

 

 

Zien we dan ook zo de mensen levend en samenlevend met elkaar

omgaan en werken als in een draaiend raderwerk: her en der dienen

hierin dan de raderen, gemonteerd op allerlei rechte as, en vooral ook

die réchte assen zelf te worden ontzien.

 

Hierop is (de in standhouding van) het zedelijk (samen)leven

gebaseerd.

 

Met kromme as/rechtspraak, met zelfs (veelvuldige) asbreuk, loopt

zulk een menselijk afgericht/gericht leven/samenleven vast,

gaat het/zij ten gronde aan (weer) dierlijke verloedering, beestachtig

gedrag.

 

 

 

Alle stelsel, op welk gebied ook ingesteld, is wat betreft het in bedrijf

stellen ervan nog weer afhankelijk van wat de mens er vanuit zijn

eigen menselijke instelling van maakt.

 

Maar vrede en veiligheid, onder andere, zijn voor de mens nauwelijks

te hoog te waarderen schatten.

 

Laten we allen aanwerken op het verkrijgen en behouden daarvan!

                                                        * - * - * - *