Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.


Opdieping (4).

Macht.


Macht  regeert de wereld.

We kennen de macht, het machtige, in allerei uitdrukking;
zoals "een machtig schouwspel", "een machtig (groots,
indrukwekkend) gebouw", enzovoort.

Toch wordt "macht" van al weer belangrijk meer belang,
zo we onder andere denken aan een bulldozer, die van alles
onder zich plat.
Is dit krachtig werktuig te keren?
Jawel, door een superieur die, als máchthebber over de
bestuurder deze kan bevelen het werktuig niet (meer) te
gebruiken.

Trouwens, de bestuurder zelf kan eventueel niet (meer)
bij machte zijn het werktuig in werking te zetten (of te
stoppen, enzovoort)  -  zoals op zo veel gebied men niet:
bij máchte is kracht uit te oefenen, te functioneren, dit of
dat uit te voeren, te volvoeren.

Wat is dan toch die "machtige macht", die het immer en
alom zo voor het zeggen heeft  -  waarbij ook de landen
van dit aardrijk de machten worden genoemd en hun
(eerste) bestuurders de machthebbers?

Macht lijkt zo iets van een "verborgen aandoening"; iets,
dat uit het verborgene zich openbaart, zeggenschap uitoefent,
zich als eerst aanwezige doet gelden  -  als van eerst, hoogst
belang.

Het lijkt me daarom, in het kader van de reeds eerder
geduide generering, juist te spreken van


De macht van iets in zijn verborgen voortontstaan uit
niets  -  ter voorts (zich) verwezenlijking/verwerkelijking.


Al eerder is er op gewezen dat, indien iets uit niets is
ontstaan, het niets in de generering van iets een betrekkelijk
niets is  -  als betrokken op dat iets (in de voortbrenging van
dat iets).

Simpel is dit genereringsproces weergegeven met 0 : 0 = 1.

Meer verwoord, dan moet dat mysterieuze niets (immer) in
enige trek zijn, als zeg een (dolend) dool  . . . . en lijkt het
voorts erop, dat deze trek (weer uiteindelijk en uiteindelijk . . . )
 "met zichzelf in botsing is geraakt", en ten-slótte zelfs zodanig
in een "hoogst frontale" botsing, dat het trekkend/dolend niets
zich aldaar  zogezegd "be-trekkelijk, als op zichzelf betrokken"
heeft ópgeheven uit de dool tot in een verheven stilstand/staat/
vestiging  -  met deze stáánde veste als het eerste zijnde iéts.

Nogmaals, het niets, ook het betrekkelijk niets, is zeer
moeilijk nader te duiden, te verwoorden; maar, is er eenmaal
een "blok", een stilstand, in het trekkend, ergens "geblokkeerd"
niets opgetreden, dan "botst de trek (als zeg wijdom rondtrekkend,
kolkend water op een zo aldoor voortbevochtigde rots) aldoor
maar door als een opgevangen vangst op dit vaste obstakel", als
voorts aldoor betrokken op dit opgetrokken "brok" als het reeds
eerder zo genoemde Ene iets; en wast/trekt dit Ene iets zo aldoor
maar door (kwalitatief) aan/op.

Dat wil zeggen, wegens een ergens "vastgelopen niets", wegens
dit "blok" in een ergens geblokkeerd niets, wegens deze
onderwerping van het (be)trekkend niets daaraan, heeft dat Ene
iets, na zijn ontstaan en voorts in zijn (kwalitatief) al groter
wordend voortontstaan/voortbestaan: (aldoor) de mácht
(verworven) over het niets, dat "onderhorig" aldoor het Ene iets
in zijn (kwalitatief al groter) voortbestaan voorziet.


Aldus bezit, eerstens al, het Ene/iets een zeg maar wáre mácht
  -  inzake zijn (voortontstaand) bestaan (uit niets).


Evenwel, nog wat nader bezien: terstond na het betrekkelijk
begin, waarin in 0 : 0 = 1 het Ene iets uit niets voortontstaat tot
in een al groter bestaan, is er een ontginning van het niets, in
immens (groot-klein) : immens (klein-groot), waarin het ontstane
Ene/iets zelf terstond deelneemt  -  als in een onderlinge
confrontatie tussen iets en niets, waarin het iets "opwaarts" zich
(her)bergt/bévestigt in betrekking tot een "neerwaarts" zich
onttrekkend trekkend niets.

En als in enige uitschot in het nu tevens van ietswege ontschietend
niets, trekt er, in immens : immens = 1, ook wat/meer trek weg,
opwaarts/inwaarts het Ene iets, vanuit het ("achterwaarts") zich
onttrekkend trekkend niets  -  als de zo al eerder genoemde
uittrekking als (uit)trekkende werking/activiteit.


Zo bezit voorts, in de productie van activiteit uit het (ver)trekkend

niets, het Ene/iets zogezegd wérkelijke mácht  -  werkzaamheid,
waarmede het (gevestigd/bevestigd) bestaan wordt doortrokken.

Doch voorts, is volgens de rekenkunde, in de ontleding van 0 in
plús 1 én/tegenover mín 1, ook het wezenlijk Ene zelf alreeds in
zijn bestaan (gevolglijk zijn ware machtsuitoefening) in
een eigen bestaansrelativiteit  -  als bovengeschikt de volte én
(daaraan) onderschikt de leegte.

In nu tevens de werkelijke betrekking tussen het Ene iets en
het gene niets  -  dit is dus in de betrekking van immens : immens
= 1  -  brengt in de werkelijke macht/generering de trek als
ijlende activiteit het tweeërlei geschikt Ene het Ene aldoor
doortrekkend ook op gang.

     Dat wil zeggen, in het doortrekken
     van (eerstens waarachtig statisch)
     het Ene met in werkelijkheid
     voorttrekkende activiteit, trekt
     ondergeschikt de leegte nu actief
     úiteen ( 
   ; zie bijgaande
     schets) tot in actief íneen (
  )
     de bovengeschikte volte, als
zogezegd aldoor onthullend wat het volle Ene (om)hult; en voorts
al voorttrekkend, vervult, zogezegd, het bovengeschikt volle Ene
het ondergeschikt lege Ene.

Danwel, het bovengeschikte-ondergeschikte Ene beschikt actief
over zichzelf; ofwel, nog nader geduid, aangezien het Ene zelf
zowel de ware macht tot zijn eigen voortontstaan/voortbestaan
alswel de werkelijke macht tot een eigen, zichzelf beroerend/
vervullend doortrekkende activiteit bezit,

beschikt het Ene vol-uit met een éigen gemáchtigde béschikking
over zichzelf.

Maar . . . . is deze zelfbeschikking tevens voorwaardelijk,
aangezien er in de ware machtsuitoefening immer een
gelíjkheid der schikking wordt voortgebracht tussen
bovengeschikt het Ene en ondergeschikt het Ene  -  zoals ook
exact rekenkundig aangeduid met de ontleding van 0 in de
componenten plus 1 en min 1, plus 14 en min 14, enzovoort,
als dus in aldoor een tegengesteld bestaan van aldoor gelijke
waarden.

In de ware machtsuitoefening corrigeert/geleidt het
Ene in zijn gemachtigd beschikken over zichzelf aldus
aldoor zichzelf in zeg maar een correct evenwichtig zich
schikken van zichzelf.

Volgens denkthema 17 gaat de scheiding tussen ineen het
bovengeschikte en uiteen het ondergeschikte over in een
rechte, rechte scheidslijn (r - r)  -  als zodanig dat/die
stellig gesteld(e) evenwicht/gelijkheid.

In (per slot) zulk een (dan) gerechtigd bestel:

Is het Ene als zodanig absoluut ingesteld op een zogezegd
rechtvaardige gemachtigde zelfbeschikking  -  een
rechtvaardige actieve zelfbeschikking, in rechtvaardigheid
naar eigen aanleg als zodanig zichzelf absoluut/onveranderlijk
opgelegd.


Als middels het middenlings voerend recht, aldoor in het
voortontstaan/voortbestaan van het Ene actief ingesteld 
tussenin het daaraan geschikte Ene-stel, wordt alle
activiteit tussen het bovengeschikte en het ondergeschikte
Ene immer stelselmatig (gemiddeld) in evenredigheid, in
volstrekte rechtvaardigheid, uitgevoerd/volvoerd.

Als in een (recht)vaardig wederzijds elkaar toedoen volgens
wat wederzijds elkaar wordt aangedaan.



                                          * - * - *