Maak  Kennis  Met  Kennis
En  Blijf  Bij  Kennis.



Opdieping (5).

Kracht.


Kracht is in de werkelijkheid van een zeer veelvuldig,
algemeen voorkomen  -  hoewel men maar niet kan zeggen,
niet kan doorzien, wát kracht op/in zichzelf is.

Allerlei wetenschappen  -  zoals mechanica, fysica  -  
handelen over krachten, van alles wordt in het bestaan
krachtig in stand gehouden of voortgedreven, de mens voelt
zich krachtig of juist zo krachteloos, maar


Wat is een kracht nu eigenlijk, hoe komt een kracht als
kracht tot stand, waarin schuilt haar heftige, aandrijvende
werkzaamheid, wat houdt toch haar gebruik/volvoering en
verbruik/verdwijning in?


Noemen danwel plaatsen we een kracht wat nader als
hevige, zich verhevigende intrekking/aantrekking/
voorttrekking/enzovoort, dan is een kracht te vinden op
het gebied van de trek, van (dezerzijds als iets) de
uittrekkende/voorttrekkende activiteit  -  die als kracht
zich zet tot versnelde of vertraagde of ook wel handhavende
activiteit ter zetting/ontzetting/inzetting/verzetting van iets.

Het oerspronkelijk bestaan is, zoals al eerder verhandeld,
van een tweeërlei, zeg drieërlei voorkomen: zogezegd pró
het volle/"bolle" Ene, (daaraan tegengesteld) cóntra het
lege/"holle" Ene, en daarnevens (hoewel tevens betrekkend
het Ene) ánti (als nóch pro het volle nóch contra het lege)
de voorttrekkende activiteit  -  zoals we, in het/de menselijk
bestaan/omgang, op sociaal gebied kunnen spreken van
pro/wel sociaal, contra onsociaal, en anti-sociaal als
a-sociaal (als noch pro sociaal noch contra sociaal, maar
anders, als sociaal van/met andere beginselen/normen).

Wat betreft "macht en kracht", heeft aldus vol-ledig het Ene de
macht (zie Opdieping (4)), en voltrekt zich in de voorttrekkende/
gaande activiteit (eventueel) de overgang van een krachteloos
voortijlen tot in een wat/meer krachtig werkzame activiteit.

Nogmaals, wat is bijvoorbeeld "in het aanschouwelijk vervoer  -  
van schip en vliegtuig, van auto en voorwerp, enzovoort  -  de
daarin verborgen motor/krácht, die dat vervoer op gang brengt,
gedreven op gang houdt, afremt?".

Kracht als zodanig lijkt een mysterie maar, kracht is onder
andere ook verbruikend: kracht vermag veel, maar al vermogend
gaat er van haar aandoenend(e) doen/activiteit ook veel teniét.

Reeds is er verhaald, in een poging het betrekkelijk niets te
verstaan (zie ook Opdieping (2)), hoezeer het (be)trekkend niets
in een (precies) frontale botsing dier trek(kingen) als daar wordt
opgeheven/verheven tot iéts, "iets dergelijks" (b)lijkt er te
gebeuren op "iets-niveau" alwaar/zodra/voorzover wervelend
uittrekkende trek/activiteit in frontale botsing komt/is: en in zo'n
geval de elkaar weerstane activiteiten oplost danwel (weer)
vervalt tot in loos het niets  -  maar, is dit dan alles?

Laten we ons dan nog eens wat verdiepen in: eerstens de macht
ter/der schepping, van iets uit niets, en tweedens de kracht in het
geschapene, waarin activiteit weer verdwijnt tot (in het) niets.

Machtig:

In het betrekkelijk niets splitst het trekkend niets, in
de betrekking van 0 : 0  = 1, als in een in het niets fataal treffen,
zich weerzijds uit de niets-split tot in een tegengesteld stel,
plus-min het vol-ledig iets/Ene.

En na/op dit begin volgt er als terstond tevens de ontginning
ervan, als in een betrekkelijk samenwerken van iets met/en niets,
volgens de betrekking van immens (groot/klein) : immens
(klein/groot)  =  (betrekkelijk) 1, waarin, in eerstens al een al
verdere ontplooiing/aanwas van de niets-split/niets-plooi (als in
een aldoor betrokken blijven van het niets op de uitwas temidden
ervan met 0 : 0 = 1) tot in een al groter Ene-gewas, dit Ene-gewas
ook uitspruit tot in een weerzijds  -  dezerzijds-generzijds, zeg
bovenzijds-onderzijds  -  danwel betrekkelijk uittrekken, waarvan
het dezerzijds, als "in een spuitende fontijn" uittrekkende activiteit
is genoemd.

En krachtig:

Van dit enig, dezerzijds-generzijds trekkend stel verkeert dit stel,
alwaar de dezerzijds wervelend uittrekkende activiteit(en"pluim")
wat/meer komt te vervallen in een frontale activiteitenbotsing, in
een slechts nog generzijds gekeerd trekkende trek/wegtrekking  -  
en ondergáát dat (frontaal) botsend activiteitenstel vóórts, als
terstond/ter-stonde gekeerd, een vergaande(/verbruikende) trek/
gang  neerwaarts het  verborgen niets in (voor zolang deze botsing
aanblijft).

Danwel, trekken/snellen de bij die activiteitenbotsing betrokken
uittrekkingen/activiteiten (vanaf het botsingspunt) wég als mede al
generzijds wegtrekkend het niets in  -  als in een verbruik/
verdwijning dier desbetreffende activiteiten uit de
"activiteitenpluim" in een frontaal elkaar treffen.

Doch van deze doorgaands zozeer actief aandoenende kracht(suit-
oefening) dan toch nog enkele volgende opmerkingen.

Eerste opmerking.

Aanvankelijk al, is het (voor enig iets toch immer onvoorstelbaar)
niets niet zozeer voorgesteld als "stil" het niets, maar "als al trekkend/
dolend"; en is "deze trekpartij ooit of immer" in een "frontale/fatale
botsing geraakt", waarin het trekkend niets zogezegd betrekkelijk in
dit (blijvend) stánd-punt (aldoor) tot stáán/stilte is gebracht als het
(/de) (kwalitatief/grotelijks) al meer béstáánde/gestilde Ene(gestalte).

Is in dit een en ander het niets al van aanvang af als "het iets gewijd"
voorgesteld, dit nog te meer in het (dezerzijds) uittrekken van het
trekkend niets op iets-niveau als zeg (in) een áctief éxpansief/úiteen
"uitwaaierende trechtermond": en dit nu in krácht als "die
uitwaaiering(en)", waarvan zo eens een paar "vlagen" in
frontale botsing dezerzijds het iets weer verdwijnen in de
"trechterbuis" generzijds het iets het niets in  -  in een snel-,
zelfs versneld verdwijnende trek.

. . . . Welaan, behoort deze (snel) wegtrekkende trek het niéts ín,
als een trek (door een "trechterbuis") in het niets, tot het niets zelf? 

Al in het eerste ontstaan van activiteit, en voorts ook aldoor in het
voortontstaan van activiteit, is er weer sprake van rélativiteit/
betrekkelijkheid  -  inzake het Ene-niets paar, in de relativiteit van
immens (groot/klein) : immens (klein/groot) = (betrekkelijk) 1  -  
van  uittrekkende trek dezerzijds als iets en/tegenover wegtrekkende
trek generzijds (in) het niets (als hier voorgesteld met " spréidende
trechtermond" en/tegenover "versáámde trechterbuis"); en het lijkt
aldus wel, of hier "een andere wereld" ontspruit in/aan het niets,
tegenover dezerzijds "de wereld van het Ene en zijn áctiviteit"  -  
"een averechtse wereld", waarin slechts voorttrekkende/
wegtrekkende trek, zónder eerstens enig (be)staand fundament
(zoals het Ene).

In het vervolg eventueel maar aangeduid als

Het zonderbestaan.

Een slechts (weg)trekkend zonderbestaan, dat, indien het niets
zelf is beschouwd als immer in trek, alsdus als ressorteert onder
het niets, als ter-loops (mede) het niets.


Tweede opmerking.

Wat betreft de kracht, voorzover activiteiten in het (dezerzijds)
bestaan in frontale botsing zijn, heffen aldáár die activiteiten
elkaar op, gaan teniét, en voor zolang/zover in frontale botsing
gaat het activiteiten-duo aldaar ten onder in de "bundeltrek"
van het zonderbestaan, in een wegtrekkend voortrekken wég
uit het dezerzijds bestaan.

Maar . . . , nu wat nader bezien deze overgang (middels een
tot stáán/stilstand gebrachte activiteiten-duo in frontale botsing)
van dezerzijdse activiteitengang/trekgang in generzijdse
trekgang van/in het zonderbestaan/niets: deze overgang van iets
in niets, als van 1 in 0, is ímmens gróót.

Of anders gezegd, middels/door deze "stilstandspoort" verdwijnt
elke snelheidsgang van activiteiten in het dezerzijds voortgaan/
voorttrekken in een immens grote snelheidstrek in het
zonderbestaan/niets generzijds.

Daarbij kan men zich bijvoorbeeld reeds afvragen, of de vanuit
"ietsstandpunt" reeds immer toegekende trek in het niets
deze trek immer/thans van een ongekende grote trek was/is;
maar:

In kracht, dit is middels/door het botsingspunt van frontaal
botsende activiteiten, gaan de desbetreffende activiteiten in
princiep in een immens grote vérsnélde gang over in het
(trekkend) niets (zijn zonderbestaan).

In een zozeer in évenwicht geraakt bestaan, waarin allerlei
activiteitengebeuren/trekbotsingen van weerzijds allerlei
bestaansdeel uitgaande trek in allerlei onderlinge bétrékking
verkeren, dan kunnen/zullen de in allerlei kracht zich
opdoende versnellingen zich gereduceerd hebben tot (zeer)
kleine/eindige versnellingen  -  zoals in de betrekking van
immens groot : immens groot  =  1, deze 1 van een eindige
waarde is.

Evenwel kunnen ook hierin nog allerlei in kracht zich
opdoende activiteitenversnellingen behoorlijk verschillen  -  
zoals in het verschil tussen een betrekkelijk kleine
versnelling in een gravitatiekracht (in bijvoorbeeld een val
naar de aarde) en de toch beduidend grote versnelling
op electrisch gebied (zoals de plotseling zo snelle flits/
inslag bij onweer/bliksem).


Derde opmerking.

Al met al,  


Is een kracht in princiep van een ímplosieve/céntrerende,
zeg slechts middelpuntzóekende versnéllende werking.


Blijkt een kracht van ook een exploderende, middelpunt
vliedende werking te zijn, dan werken er aldus twee of
meer implosieve krachten naast elkaar, die het (eerstens)
actieve aanzijn daartussen explosief uiteen trekken  -  of
ook wel een krachtig evenwicht, dat in kracht mindert
(zoals vooral ook in een verandering/vermindering/
verdwijning van de desbetreffende fróntale activiteiten-
botsingen aldaar), met dan naar weerszijden een krachtig 
uiteen trekken naar een volgend evenwicht.

Derhalve, kan de oorsprong van het stoffelijk bestaan, van
"het úitdijend heelal", niet sléchts een oeréxplosie zijn
geweest, maar heeft zo'n (eventuele) "mega-explosie" zich
voorgedaan ergens temidden (in het veldenbestaan) van
een reeds bestaande stoffelijke wereld.

Overigens, ook allerlei vertrágende krachtuitoefeningen,
vinden plaats in een wat/meer krachtig in evenwicht
verkerende stoffelijke wereld; zoals in een aldaar krachtig
(weer) in enig evenwicht/stilstand geraken.      




                                        *  -  *  -  *