Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.

                   


Verslag  (2).

                                                                

Waarde lezer/lezeres,                                                 medio maart '07.

In onze prilste
jeugd zijn we doorgaans als bezet en bezeten met en van een
onderzoekingsdrift. Van alles moet worden betast en bekeken. En
“het scheelt niet veel”, of we trekken al verder de wereld door; want
er is zoveel te zien en te beleven.
Maar toch, we krijgen intussen andere interesses en verlangens - en
we bouwen ons veelal “een nest, ergens in de kruin van het
wereldwijd bestaan”. En hierin en hieromtrent beginnen we “ons waar
te maken”; met weer een andere drift, de geldingsdrift.
Of, om wat anders “uit de school te klappen”, een mens, verscholen in
een school mensen, gaat driemaal school.
Eerstens, gaat hij al onderzoekend en lerend school. Hij doorloopt
eventueel diverse scholen van theorie en praktijk om al meer kennis
en ervaring op te doen.
Tweedens, wordt hij, intussen en vervolgens, al meer geschoold in
zijn denken en doen. Hij begint zekere denkrichtingen aan te hangen,
kiest partij, schoolt zich in een zekere beroepsuitoefening, enzovoort.
En ten derde, tracht hij doorgaans school te maken - als eerste onder
zijns gelijken, als dé vakman waarop een beroep gedaan wordt,
waarnaar veelal wordt gewezen en verwezen, als dé ideoloog, die het
zo goed weet, als de voortrekker, de partijleider, met zijn gevolg en
aanhang, enzovoort.

Maar, er zijn ook uitzonderingen; mensen die, minder (en minder)
“verscholen in een school mensen”, wat meer in hun eentje er op
uittrekken. Mensen die de wereld in trekken om deze te ontdekken -
zoals in vroeger tijden de reizigers en de zeevaarders, die het
onbekende tegemoet trokken en de aarde zeg maar in kaart brachten.
Mensen, die de microkosmos en de macrokosmos doorvorsten met
microscoop en telescoop - en het menselijk, aards bestaan van nieuwe,
onvermoede diepten en verten kwamen te voorzien.
De mens als “speelbal” van legio atomen en microben; de aarde als
“speelbal” van schier onvoorstelbaar kosmisch(e) geweld en invloeden
van miljoenen, miljarden stelsels en sterrenstelsels.
Evenwel, er is nog meer. Want al dat bestaan, wat hebben al die
bestaansuitingen met elkaar gemeen?, waarin berust dat alles?,
vanwaar dat alles? En ook, wat een blijvende samenhang, alsof dat
alles op elkaar blijft aangewezen, ondanks alle invloeduitoefeningen
op elkaar, hun inwerkingen en hun uitwerkingen.
Ook in deze doorvorsingen en ontdekkingen van de geest, openen
zich weer nieuwe, onvermoede diepten en verten.

In mijn streven om  “de werkelijkheid”, in haar zowat onvoorstelbaar
grote verscheidenheid van aard en werkingen, in haar eerste eenvoud
van bestaan te verstaan, ben ik van aanvang af  bezig geweest haar te
vereenvoudigen, vereenvoudigen…. tot in haar eerste eenvoud van
bestaan. Aangenomen, dat we met een samenhangende werkelijkheid
van doen hebben.
En zoals een zeevaarder op zijn ontdekkingsreis door zijn schip
gedragen wordt, terwijl het schip weer gedragen wordt door het
zeewater, zo wordt zelfs een ieder in zijn geestesactiviteiten gedragen
door normen(/gangbaarheden) en vormen (van omgang, uitdrukking,
verstaan enzovoort), door waarden en waarheden, door zin en wet,
door recht(vaardigheid) en rede(lijkheid), enzovoort.
Nu is een zeereis niet zonder gevaar; want een schip kan vergaan, een
zeeman overboord slaan, en geeft hij zich dan over aan (de  
draagkracht van) het zilte, zo niet onstuimige zeewater. En zo is ook
een waar onderzoek van elk psychisch “draagelement” niet zonder
gevaar; want zo'n “veste” moet dan van alle kant, ook van onderaf
worden onderzocht.

Maar intussen, mijn ervaring daarbij is tevens, dat je in het volvoeren
van zulk een “vereenvoudigingsproces” niet toekomt met een
verstandelijke greep op een desbetreffende complexe problematiek
om haar al vereenvoudigend hersamenstellend/hersamenvoegend/
hersamenvattend in enig begrip daarvan te begrijpen/vatten. Er moet
ook in de diepte gewerkt worden; zoals intuïtie, die in het doordenken
der problematiek deze aldoor peilt en peilt.
Het is althans zaak hierin zeer oplettend bezig te zijn. Bij een
allerkleinst vermoeden/”seintje” dat men voorbarig, onwaarachtig
bezig is: niet doorgaan, maar direct stoppen voor een nader onderzoek.
En zo heb ik menigmaal “verborgen schatten” ontdekt, juwelen van
een begripvol vatten, die me ook dikwijls naar diepere (lagen van)
opvattingen van “het bestaan” brachten.
En het eigenaardige daarbij is ook, dat je onderweg al tot
standhoudende conclusies komt.
Zo herinner ik me, dat ik al weer een veertigtal jaren terug - zo in de
eerste helft van de jaren zestig; ik was aanvankelijk ook nogal met
allerlei natuurkundige problematiek bezig - tot gevolgtrekkingen
kwam omtrent de straling, de gravitatie, enzovoort, zoals reeds
enigermate aangegeven in de opmerking onder citaat 9 (op de
titelpagina van mijn website).
En hoe ik het daarna ook wendde of keerde, in mijn diepere
doorvorsingen van het bestaan, dat inzicht liet zich in wezen maar
niet herzien.

Tenslotte dan, kom je bij de diepste grond, de eerste werkingen van
“het bestaan” aan. De eerste grondslag, van aard en activiteit - en
sta je tevens “aan de oever van het niets”.
Het is als in een zelfonderzoek, men is en blijft slechts zichzelf -
alsof men opgesloten is in een kamer waar men niet buiten, als buiten
zichzelf, kan treden.
En hierbij blijkt dan, dat er processen de kop op kunnen steken, die
niet van eigen bodem zijn. Alsof er kieren en gaten zijn, waardoor
men met een buitenwereld in verbinding staat. Kortom, men besluit
allengs tot het bestaan van een buitenwereld nevens het eigen bestaan;
en beïnvloedt dit een en ander elkaar.
En zo ook met deze eerste grondslag van het bestaan. Hoewel iets het
niets als niets niet kan doorgronden, besluit men toch allengs tot het
“bestaan” van niets, waarmede de eerste grondaard van het bestaan
“ 'n betrekking onderhoudt”. Bijvoorbeeld, het genereringsproces,
waarin aldoor iets uit niets voortkomt.
Maar het bleek me ook, in enig “randproces”, dat allerlei reeds
bestaande activiteit nog weer wat/meer met het niets van doen krijgt
en heeft.
“Men staart dan niet slechts duister in de peilloze diepte van een put,
het niets; maar deze put blijkt dan ook een rand(proces) te hebben, een
al omvangrijker zich uitbreidend randgeval/niemandsland” - wat in de
gegeven filosofie ook wordt uitgewerkt.

Maar enfin, wegens de al maar door doorgevoerde vereenvoudiging,
om de grondslag van “het bestaan” in al zijn eenvoud op te diepen,
zou men deze filosofie de filosofie van de eenvoud kunnen noemen.
Doch “zo eenvoudig is het niet”. Want wil men vanuit deze eenvoud
het zeer complexe bestaan weer uit(een)leggen en opbouwen, dan
wordt het alsnog een (zeer) complexe verhandeling.
Danwel, allerlei vondsten, die onderweg al vereenvoudigend zijn
“gevonden”, worden als “steen voor steen” weer teruggezet tot een
wijsgerig “bouwsel”.
Daartoe heb ik dan de gevonden eerste grondslag tot een fundament
uitgebouwd - basaal een drie-gelaagd bestaan (boven in
bandhoudend verband, onder in bandeloos verband en daartussenin
in standhoudend verband) en dit een en ander in ontwikkeling -
waarop wordt voortgebouwd.
' t Is natuurlijk de “kunst” dit fundament direct goed te leggen; zodat
het voorts niet aldoor, zelfs geen enkele keer, bijgesteld behoeft te
worden - wat gelukkig het geval is.

Deze terugweg, van eenvoud naar complexiteit, doet nog weer anders
aan dan de heenweg der vereenvoudiging, als van complexiteit naar
de eenvoud.
Een voorbeeld.
De fysische natuur kenmerkt zich met onder andere haar
deeltjeskarakter en haar golfkarakter. “In bovenaanzicht als een plant
die uitloopt in twee bladeren, aan weerzijds een”. Heenwaarts is het
dan aldoor maar puzzelen en vereenvoudigen, totdat op een dieper
gelegen niveau hun beider oorsprong ontdekt (b)lijkt.
Maar terugwaarts wordt daartegen, “in onderaanzicht”, anders
aangekeken. Zeg, “een opgediepte kluit waaraan, hogerop, dat
tweetal ontspruit”.
Het streven naar inzicht wordt hier verwisseld met het uitzicht naar
de bijzetting dier bladeren vanuit een reeds verkregen grondig inzicht.
Nog een ander voorbeeld.
Het/de onbewuste bestaan/bestaansvoering en het/de bewuste bestaan/
bestaansvoering. Bewust en onbewust, welk van beide is de
voornaamste, eerste?
Op de heenweg wordt er ijverig gefilosofeerd….in het lícht van het
bewúste bestaan….om beiderlei oorsprong te ontdekken.
Op de terugweg worden beide weer opgevoerd vanuit de ontdekte
oorsprong - onder bewuste bijlichting. Het is alsof men eerst
filosofeert in het gegeven schijnsel van een zaklantaarn; om
vervolgens, terugwaarts, vanuit het duister de zaklantaarn zelf mede
te hanteren en te doen schijnen.
Het is eerst een tasten in bewustheid en een doortasten in het
inmiddels begrepen onbewuste; om tenslotte de gevonden resultaten
op te tasten, te stapelen tot een wijsgerig bouwwerk-in-samenhang/
eenheid.

Tenslotte, filosoferen is (ook) een liefhebberij, die men moet delen
om in een gegeven wijsgerig stelsel mee te denken - en dan nog:
een ieder daarin zijn smaak.
Een vorig manuscript is (universitair) in een bekwaam uitgevoerde  
analyse beoordeeld als, onder andere, “verfrissend en origineel”.
Originaliteit geeft creativiteit te kennen.
Laten we het derhalve dan maar zo samenvatten: een filosoferen van
een smaakmakende creativiteit - die men, als liefhebber van de
filosofie, qua smaak óók nog moet liggen.

Met vriendelijke groet,

                          Jasper Groeneveldt.