Maak  Kennis  Met  Kennis  En  Blijf  Bij  Kennis.

Denkthema  21.   Abstract.                    


De drie-eenheid, van het Ene/Ene-slot, het Leven en het Zwerk in hun
borgverbond, staat aan de oorsprong van Transcendent een drieledig
bestaan; namelijk een abstract bestaan en een tweeledig concreet
bestaan.
Zeg maar drie werelden: een al grotere buisvormige abstracte wereld
(zie ook denkthema 18, aan de hand van figuur g.); ruimtelijk een
bolle “pompoenachtige” concrete wereld als de kosmos; en ruimtelijk
een nogal bolle concrete wereld van het intellect én het verstand
samen.
Van deze drie-eenheid wordt nu voorts eerst het Ene, het Ene-slot en
het Zwerk nader behandeld en wat verder uitgewerkt; want zij zijn
aldoor maar door voortgenererend de drie bronnen dier drie werelden
in hun bestaan en voortbestaan.

Deze drie werelden liggen er als een trio bij, met elk zo onder andere
haar eigen uitgestrektheden; en elk der drie staat erbij in een áctieve
stáát - het abstracte als geestesschouw, en elk der beide andere als
concreet/concrete uitspansel/ruimte.
Een flard van elk dezer drie werelden in een staat van onderlinge
samengesteldheid aangegeven, dan is de abstracte (abstr; figuur a.)
Transcendente geestesschouw (gs) wel aan te merken als het “dak”
van deze/dit samengesteldheid/”gebouw”; en de beide concrete (ct/ct')
ruimten (rm/rm') als de twee-ledige “vloer” ervan - als het
Transcendente breindeel, van intellect (it) én verstand (vs), tegenover
de Transcendente buit
enwereld 
als het deel der kosmo
s (km).
   Zowel het/de gezé
tte “dak”/
   geestesschouw alswel de
   gezétte “vloer”/ruimte zijn
   van een slechts áctieve stáát
   (as/as'/as”); doorvloeid met
   ook wat/meer levensvitaliteit
   uit het Leven - en zo ook wat/
   meer bewust - maar waarin
   geen geáárdheid, dan wat als
   “opgelost” in de actieve staat.

   De gevéstigde geáárdheden,
   als hier eerstens de Ene-aard
    (E) en de aard van het Ene-slot
   (s) - waarbij bondgenoot-
                                                               schappelijk gevoegd het
gezette actieve Zwerk (Z) - staan als nevens deze gezette actieve
staten binnenin deze samengesteldheid opgesteld.
Waarbij het genererend Ene aldoor maar door het intellect en het
verstand van een actieve staat voorziet; het genererend Zwerk een al
grotere kosmos in actieve staat opbrengt; en het genererend Ene-slot
de rationele geest al wijderom hult in een geestesschouw van actieve
staat.
Een met geaardheden, en Zwerk, “gemeubileerde” samengesteldheid;
met een “dak” in slechts actieve staat, terwijl de “vloer” vanuit zijn
tweeërlei, genererende bron ook nog van een actief gáán wordt
voorzien.
Een drieërlei wereld, van geestesschouw, intellect/verstand en kosmos,
die met alswel in en vanuit centraal een bondgenootschappelijk(e)
eenheid/borgverbond, van het Ene/Ene-slot en het Zwerk (en het
Leven), is aaneengesloten in zo alsnog een besloten eenheid.
Daarbij zal voortaan de concrete “vloer” van een tweeërlei, met een
eigen krommingencomplex gekromde ruimte (it/vs en km) gezamenlijk,
eventueel, het ene substracte (sbstr) worden genoemd - met aldus
abstract het rechte(ncomplex; als “dak”) tegenover substract het
kromme(/krommingencomplex; als “vloer”, en “meubels”).

Voorts, het Ene/Ene-slot én het Zwerk (én het Leven) als drie-eenheid
in een borgverbond, is zeg maar het middelpúnt van het/de
Transcendente abstracte-substracte  bestaan/samengesteldheid.
Maar er is ook een “lijn”, één rechte, namelijk de (abstracte) ratio, die
het/de totale Transcendente abstracte-substracte bestaan/
samengesteldheid deelt.
De ratio is zeg maar dé spil “waaraan het totale Transcendente
abstracte-substracte bestaan hangt” danwel, waarvan het (correct) op
elkaar ingesteld en afgesteld zijn van Transcendent de abstracte
geesteswereld, de substracte breinwereld en de substracte
kosmoswereld afhangt in hun samengesteldheid, in hun gepaste
onderlinge betrokkenheid, in hun (correct verlopend) verkeer onder
elkaar.
Immers, in het rationaliseringsproces is de ratio de extreem waartoe
de substracte breinwereld betrokken komt te liggen (zie denkthema 17,
aan de hand van figuur b.).
 
En is het tevens deze ratio,
   waaraan de subs
tracte kosmos
 
 met zijn Zwerk/geestesZwerk
   (zie denkthema 17, aan de
   hand van figuur i. en
   vervolgens) mede ontspringt.
   Terwijl ook de abstracte
   geestesschouw al wijderom
   zich vanuit de ratio uitzet (zie
   denkthema 18, aan de hand
   van figuur g.), als “een steeds
   omvangrijker buis vanuit haar
   buisas”.

                                                               Kortom, de breinwereld (it/vs;
figuur b.), de geesteswereld (gs) en de kosmische wereld (km), hebben
de (abstracte) ratio (ra - ra) gemeen.
De ratio is de absoluut definitieve, volstrekt aanblijvende/bestaande
spil waarom Transcendent de abstracte-substracte (abstr-sbstr)
samengesteldheid in al haar verloop/werkingen om draait.
De wet, als “in een (ruimte)schol óp de branding van het niets”, moet
gehandhaafd blijven; anders gaat het bestaan (hoogst) teniet,
uiteenvallend/vervallend tot in niets.
En het rationele recht, als “een rechte staaf bóven de branding van het
niets”, moet al evenzeer gehandhaafd blijven; want anders valt de
samengesteldheid van abstract-substract de geesteswereld, de
breinwereld en de kosmoswereld uiteen - zoals “een rok uit de naad in
fladderende flarden”, zoals “een romp (onder het hoofd der
drie-eenheid van het Ene(-slot), het Leven en het Zwerk) uiteen valt in
zijn (na)werkende organen” - tot elk in allerlei ontwrichting en
verwording.

Overigens “staat ook de ratio niet slechts stil”; zij (be)middelt in
Transcendent de abstracte-substracte samengesteldheid zowel
betrekkelijk alswel absoluut.
De ratio is scheidingsrelatief, al uiteen trekkend vanuit het oerniets
(on), betrekkelijk.
En hierin immer in standaard (ra-on = on-ra); zoals in het concrete
ofwel substracte elke betrekking in de ideële toetsoptiek standaard is.
En tevens is de ratio absoluut één; in aldoor de opgang der wáre
breinruimte, en het latent niets, in het aldoor zich voltrekkend
rationaliseringsproces, is de ratio één absoluut wáre ratio (zie ook
denkthema 17, aan de hand van figuur h.).
Aldus is abstract/geestelijk elk zogenaamd (scheidingsrelatief)
óórdeel corréct - ofwel hier gezegd absoluut rechtvaardig.
Namelijk betrekkelijk altoos in standaard en tevens absoluut waar(/
gewis; zie ook denkthema 14, aan de hand van figuur i.).
De rationele geest maakt hierbij trouwens ook deel uit van de
drie-eenheid in centraal het Transcendente bestaan; als
wáárborgend het verbond tussen het Ene/Ene-slot, het Leven en het
Zwerk (zie ook denkthema 17, aan de hand van figuur h.).
Een rationeel correct/rechtvaardig oordeel wordt aldus mede geveld
vanuit het Transcendente
bestaanscentrum; alzo zo tevens borg staand                                                                                                                                                                                                                 
voor de voldoen(en)de
   handhaving der eenheid der
   abstracte-substracte
   samengesteldheid van het
   totale Transcendente
   bestaan.

   Maar intussen, wegens het
   rationaliseringsproces der
   rede tot in centraal/
   ontmoetingsrelatief de
   ratio (zie voorgaand
   denkthema), is de gees
t
  zowel rationeel (ra-ra;

figuur c.) scheidingsrelatief (s-s) alswel redelijk (rd) ontmoetings-
relatief (o-o) van een ook gebruikelijke betrekking.
De rede zelf, is van een vooral geniale vitale bondige eenheidskring
(ek).
Aldus: is het leven,waarmede de geest wordt doorvloeid vanuit het
Leven, in overwegend vitale óntbinding, tot in hier de activiteit van
actief de ratio, dan overweegt schéidingsrelatief/oordelend de ratio
op ontmoetingsrelatief de ratio.
Is daarentegen zeg het geestesleven in overwegend vitale bínding,
met zo overwegend de vitale rede/eenheidskring, in zijn
rationaliseringsverloop tot in zozeer ontmóetingsrelatief de ratio, dan
overweegt de ontmoetingsrelativiteit der ratio op haar scheidings-
relativiteit.
En dan kan de geest tot een conclusie komen in een zogenaamde
redelijke concludering/conclusie.

Reeds concludeert het intellect concreet-wezenlijk (we) volop (zie
denkthema 15, aan de hand van figuur i.).
Middelings de geniale betrekking, met aan weerszijde een
gebruikelijke betrekking; en waar dit drietal onderling in evenwicht
verkeert, aldaar trekt het intellect zijn conclusie.
En zo ook hier de rede, in het redelijk concluderen.
Alwaar de gebruikelijke betrekkingen (gb/gb,gb'/gb'), in het
rationaliseringsproces der rede, in evenwicht zijn met de geniale
betrekkingen (ge,ge') dier rede(lijke eenheidskring), aldaar
concludeert de geest met een redelijke conclusie (c/c;c-c).
Een redelijke conclusie van de geest, gevat als/in een redelijke
(évenwichtige) gedachte van geestelijk samengevat allerlei
wedervaren/denkactiviteit, voorzover vergeestelijkt, in de
abstracte-substracte samengesteldheid van het totale Transcendente
bestaan - in/als ook de vatting van het raadscentrum der raad.
Maar nu voorts eerst nog wat nader de abstracte geestesschouw.

De ene abstracte/rechte rationele dimensie hebben substract de
intellectuele/verstandelijke breinwereld en de kosmoswereld
gemeen - als in het extreme deel uitmakend van hun bestaan/
bestaansverloop.
Voorts wordt de geestesschouw door het Ene-slot al genererend
al wijderom om de ratio evenwijdig aan de rechte rationele dimensie
aangebracht - als zeg “buisvormig een al grotere bundel rechte ijle
staken, elk van een státische/staande activiteit, met de rechte, aldoor
actief uiteen (en ineen) trekkende/gáánde ratio als buisas”.
Waarbij deze legio van de rationele rechte uitgaande/afkomende
statische rechten door het substracte bestaan, door dus zowel de
concrete breinwereld alswel de concrete kosmoswereld, als wordt
geïnhaleerd - zoiets als in de vermenigvuldiging van r-s door
zowel het vlak abcd, en wijderom, alswel, haaks daarop, door het
vlak efgh, en wijderom (zie denkthema 18, figuur a.) - terwijl intussen
“deze ijle rechte spijlen het kromme substracte her en der ópenritsen”.
En “tocht” het voorts door deze openingen met een actieve trek.

Namelijk. In het rationaliseringsproces trekt de totale breinwereld
aldoor actief uit tot in extreem de actieve ratio.
Terwijl daarentegen de totale kosmoswereld aldoor actief voorttrekt
vanuit het Zwerk danwel vanuit extreem het gééstesZwerk, de ratio.
Met het inhaleren der aan de ratio verwante statische maar dan toch
ijle/ópen rechten, ópenbaart zich dan door de open geestesschouw
deze opvoerende activiteitstrend in de breinwereld tot in een/enige
rechte met als in het verlengde daarvan de afvoerende activiteitstrend
 
in de kosmoswereld van/
   vanaf een/enige rec
hte.
   Dat wil zeggen, de
   geestesschouw baart aldus
 
 enige “tocht”, enige actieve
   trek vanuit de substracte
   breinwereld door de
   abstracte geestesschouw tot
   in de substracte
   kosmoswereld.

   Aldus, het substracte (sbstr;
   figuur d.) intellect/verstand
   (it/vs) vervluchtigt/
   “verdampt” ietwat ofwel
   abstraheert (abs) zogenaamd
   met aldoor enige actieve
   (af)trek(sel) tot in de
   abstracte (abstr)
   geestesschouw (gs).
  In/door de abstracte
geestesschouw trekt voorts deze geabstraheerde activiteit/trek voort -
als door een omgeving, apart van die van het substracte; zoals in
“onze wereld” de kosmische straling inhoudelijk zelfs (zowat)
onaangetast aldoor maar door rechtuit voorttrekt door “het kromme
heelal”, dat volop bezet is met (onder andere water)stofdeeltjes.
En trekt deze geabstraheerde activiteit ook weer zogenaamd al
substraherend (sbs) af vanuit de geestesschouw tot in de substracte
(sbstr) kosmoswereld (km).

De abstrahering is (voor) te stellen als “door en uit schoorstenen
opwervelende en uitwaaierende rook”. Als (dwars) door de statische/
“holle” rechten der geestesschouw opkringelende- en zowel wat/meer
overlangs alswel wat/meer overdwars deze rechten uitkringelende
activiteit.
Het is, alsof er al abstraherend geborduurd wordt door/op het stramien
van een buisvormig gebundeld rooster van rechten; en heet het
borduursel hier het (geabstraheerde) abstraat in de geestesschouw.
En waar er ook enig(e) vitaliteit/leven mede wordt geabstraheerd, daar
is de geestesschouw (zijn stramien en abstraat) ook voorzien van wat/
meer vitaliteit/leven en (zijn abstraat) van wat/meer bewustheid.

Alswel, is de geestesschouw met nu zijn door en om zijn stramien
trekkend/kronkelend abstraat eerstens zogezegd in beschouwing.
En tweedens zogezegd in aanschouwing, alwaar het beschouwde zich
gesubstraheerd - als zogezegd het substraat van dat in allerlei
geestesbeschouwing herschikt abstraat - heeft gezet in de substracte
kosmoswereld.
Van deze aanschouwing van de kosmos door de geestesschouw valt
hier reeds te zeggen, dat, onder andere, allerlei kosmische beeldvorm
(in bewustzijn) hierbij verschijnt in allerlei kosmische beeldpatroon
(in bewustheid; zie ook denkthema 18, aan de hand van figuur e.).
En waarbij tevens, onder de áctieve (en vitale) invloed van het
beschouwde/herschikte abstraat op de substracte kosmos in de
aanschouwing, kosmisch de/het desbetreffend(e) beeldvorm/
beeldpatroon zich herschikt conform wat/meer de samengesteldheid
van het inwerkend, gesubstraheerd abstraat.

En wat voorts nog betreft de geestesbeschouwing, deze is nog weer
van een tweeërlei strekking.
Namelijk alwaar het abstraat  (eendeels) overlangs door en om het
abstracte geestesstramien trekt; als het zo te noemen abstracte denken
(ad) van/in de beschouwende geestesschouw.
En alwaar het abstraat (anderdeels) overdwars door de geestesschouw
voorttrekt - ter tenslotte substrahering ervan tot in de substracte
kosmos - en al beschouwend het abstracte denken, als zijdelings uit
het ene abstracte denken ook door het andere abstracte denken,
zogenaamd inspireert (isp).

Van deze geestesbeschouwing, zowel abstract denkend alswel
inspirerend, is reeds te zeggen dat daarbij de geabstraheerde, wat/meer
vitale activiteit zogezegd wat/meer wordt gematigd in het uitwaaierend
/verwaaiend uittrekken ervan door de van zichzelf schier immense
geestesschouw.
Ofwel, de beschouwende geestesschouw heeft al substraherend
doorgaans een matigende invloed op de substracte kosmos.
En doorwerkend, in de onderlinge concrete invloeduitoefening/
inwerking tussen kosmos en brein, wordt zo ook onder andere menige
ijver, instinctief opgevoerde bedrijvigheid, waaronder ook
(intellectueel-wezenlijk) de begeerte, wat/meer gematigd.
Elk schepsel, dat ook met een geest en geestesbeschouwing is
begiftigd, zal aldus de matiging in concreet bijvoorbeeld allerlei
uitleving in ook de onderlinge omgang wat/meer voorstaan - als onder
elkaar getuigend van zeg een goede zede.
Waarbij overigens nog zij opgemerkt, dat ook het (mediumieke) leven
zelf, in vitale binding, veel activiteit/bedrijvigheid met enige
geaardheid (in)bindt.

Maar intussen, in het abstracte denken zelf, kringt het kringelend
abstraat overwegend scheidingsrelatief  (s-s) zeg al buisspiralend uit
of overwegend ontmoetingsrelatief (o) al buisspiralend in.
Dit een en ander naar het meer overlangs de geestesschouwrechten
voorttrekkend deel van allerlei kolkende werking van het
geabstraheerde, dat zelf, afkomstig uit de actieve substracte, onder
andere volop denkende, doende en begerende, instruerende en
organiserende breinwereld, van een zeg nogal woelige, van een her en
der gaande herkomst is.
Een abstract denken langs en door de rechte “holle spijlen” der
geestesschouw, en waarbij deze aanvankelijk actief-státische rechten
ook actief-gáánde worden; terwijl hierbij, bij ontmoetingsrelatieve-
scheidingsrelatieve évenwichten, ook abstracte gedáchten zich opdoen.

   Voorts, typeert dit
   buisspiralend
   denken zich als
   van een (drie-
   dimensionale)
   golfwerking
   (waarvan reeds
   eerder, in
   denkthema 1.).
   Danwel, voorzover
   vooral óm de
   rechten der
   geestesschouw
   trekkend, is het
   abstracte denken
   van een
   zogenaamd
   tránsversale
   golfwerking (tg;
   figuur e.);
   (overwegend
   ontmoetingsrelatief                                                                
   of overwegend
  scheidingsrelatief:)
denkend in/als gaande transversale golven of/en (in ontmoetingsrelatieve
-scheidingsrelatieve evenwichten) in gedachten in/als staande
transversale golven.
Doch voorzover overlangs vooral door de geestesschouwrechten zelf
trekkend, is het abstracte denken van een zogenaamd longitudinale
golfwerking (lg), als pulserend; ook weer denkend in, doorgaans
afwisselend, overwegend ineen trekkende en/of overwegend uiteen
trekkende longitudinale golven, en in gedachten in evenwichtig staande
longitudinale golven.
Aldus is het abstracte denken van alsnog een tweeërlei denken:
transversaal van een reeds zo te noemen abstract inventief/vindingrijk
denken/beschouwen; en longitudinaal van een reeds zo te noemen
abstract logisch denken/beschouwen.
Van dit beiderlei abstract denken nu voorts nog wat nader.

Het abstract logisch denken is “de basis” van het abstracte denken.
Terwijl het aldoor geabstraheerde abstraat actief ook wat/meer
overlangs de geestesschouwrechten trekt, en deze actief-státische
rechten daarmede ook wat/meer in gang brengt, worden deze rechten
zelf onder de aldoor voortgaande generering door het Ene-slot ook
aldoor nog weer in hun actief-statisch bestaan hersteld.
Dat wil zeggen, gaat de activiteit in het súbstracte breinbestaan aldoor
wat/meer áf/teloor tot in (schier immens) hevig woedend het attent
niets en loopt de substracte activiteit met deze teloorgang zo eerstens
wat/meer krachtige versnélling op, in het ábstracte bestaan gaat de
activiteit aldoor wat/meer af en teloor in de stilte der actief-statische
geestesschouwrechten.
Onder de aldoor voortgaande generering der geestesschouw, door het
Ene-slot, is de geestesschouw bij machte, met dan zelf wat/meer traag
actief-voortgaande rechten, de abstraatactiviteit wat/meer op het rechte
spoor te zetten en te houden.
Als in een effenend proces, vervoegt en voegt het actieve abstraat zich,
als aldoor bij overgave, aldoor wat/meer naar en in de voegen der
geestesschouwrechten.
Een gevoeglijk abstract denken volgens de geestes(schouw)wet, van
hier dus réchten parallel aan elkaar, is aldus - bij tevens zeg maar
matiging der abstraatactiviteit - de gezette basis van het abstracte
denken.

Iets dergelijks wordt trouwens ook aangetroffen in eerstens reeds het
substracte breinbestaan.
Hier is het het alom door het Ene gegenereerde actief-statisch
uitspansel, dat bij machte is allerlei substracte activiteit te voegen en te
houden naar allerlei concrete wet - van hier veelal concentrische
krómmen parallel aan elkaar.
En zowel in een substracte wet alswel in een abstracte wet, alle
denkactiviteit die zich voegt als in het keurslijf van een wet en zich
daarin onderling ook (al meer) aanpast, is al (aan)gepast denkend een
logisch denken.
Bijvoorbeeld, is het denkelijk gaan van A naar B over een reeds
aangelegde weg van A naar B, als een gaan parallel aan die weg,
logisch.
Maar: in een substracte wet zijn de concentrisch aan elkaar gelegen
krómme banen gelijkénd/identiek aan elkaar.
Terwijl in de abstracte geestes(schouw)wet de réchte banen volstrékt/
absoluut aan elkaar gelíjk zijn - als zeg één volstrekt rechte bundel.

Hiermede beantwoordt dit abstracte logisch denken nog veel meer aan
de éénheid van bestaanscentraal het verbóndsbestaan.
Aan eerstens al wel het oerspronkelijk borgverbond - tussen
intellectueel-essentieel de zin, het Ene en verstandelijk-existentieel de
waarde (zie denkthema 10, aan de hand van figuur b.) - dat borg staat
voor de éénheid van het aldoor toenemend en zich spreidend bestaan,
voor het behoud en de beheersbaarheid van het bestaan/
bestaansverloop.
En voorts aan het borgend geestesverbond (zie denkthema 17, aan de
hand van figuur e.), waaraan het Ene, het Leven(/Andere) en de rede
deelhebben.
Ofwel aan het waarborgend geestesverbond, waaraan ook de ratio en
het geestesZwerk deelhebben.
En waar nu het abstracte logisch geestes(schouw)denken één is, als
ook één met de volstrekt rechte ratio zelf, daar maakt dit
geestesdenken mede deel uit van het waarborgend geestesverbond:
als in een volstrekt mééwaarborgend geestesverbond.

Zoals al eens eerder vermeld, wordt onder het oerspronkelijk
borgverbond de aldoor uit energie opkomende ijver - zakelijke
nijverheid, begeerte, enzovoort - ofwel ijverige áctiviteit, beheerst
terecht gebracht naar een actief bestaansverloop volgens allerlei
concrete wet.
Dit is, naar een zo reeds genoemd cúltureel bestaansverloop,
culturele bestaansopvoering; intellectueel-essentieel van een meer
zinnig(e) bestaansverloop/bestaansopvoering en verstandelijk-
existentieel een meer waardevol(le) bestaansverloop/
bestaansopvoering.
De abstracte logische denkactiviteit evenwel - van zichzelf reeds
meewaarborgend het geestesverbond - geeft aan de cultivering van
het/de bestaan/bestaansopbouw, een nog meer volstrekt verloop, een
nog straffere/strakkere opvoering/opbouw van het bestaan; en heet
dan beschaving (besch).
De bestaanseenheid/bestaansverbondenheid van brein, kosmos en
raad handhaaft zich niet slechts - tegenover de ontbinding/vernietiging
tot in niets - bij een aanwerken volgens allerlei wet, maar ook bij een
volstrekte instandhouding van het eerstens rationele recht (als de spil
“waaraan/waarom het totale Transcendente abstracte-substracte
bestaan hangt en draait”; zie in dit denkthema, aan de hand van figuur
a.); en de beschaving draagt ook dit recht uit.

Uit de cultureel reeds meer zinnig en waardevol samengestelde
breinwereld (it/vs), wordt het abstraat geabstraheerd (abstr) en deels
vervoegd tot in een abstract logisch denken.
Danwel, in de inspirerende (insp) voortgang van het abstraat op
abstract niveau, door de geestesschouw, wordt deze inspirerende
voortgang, die zich tenslotte substraheert (sbstr) tot in de substracte
kosmos (km), onderweg op zijn beurt door het abstracte logisch denken
/denkresultaat aldoor herschikt/”rechtgezet” tot in een zeg strakkere
samengesteldheid van een meer en meer rechte strekking.
En naar de ontvankelijkheid daartoe, wordt de kosmos onder zulk een
substraherende inwerking herschikt tot in een al beschaafdere
samengesteldheid - zoals in het verstrakken naar al rechtere patronen.
In de menselijke beschaving, bijvoorbeeld, is de buitenwereld van de
mens reeds herschikt tot legio (meer) rechtlijnige constructies, aanleg,
bouw, enzovoort.

En al substract vernemend/waarnemend (vw), wordt deze beschaving
doorgevoerd tot in de breinwereld, voorzover ook het brein daartoe
ontvankelijk is.
Voorzover vitaal, in bewustheid, herschikt het brein zich beschaafd
naar óók (waardevol:) natuurlijke/culturele voldoening en (zinnig:)
vreugde/verheuging daarin.
Terwijl voorts dit wat/meer beschaafde gedachtegoed na abstrahering
ervan door de geestesschouw - waarin dit gedachtegoed als bij
herhaling nog weer nader/strenger abstract logisch wordt doordacht -
weer in de kosmos wordt gesubstraheerd en het resultaat hiervan weer
vernemend/waarnemend in het brein wordt gevoerd; enzovoort,
enzovoort.
Een beschavingsproces, waarin de beschaving allengs naar een
optimum oploopt; met allerlei kosmisch verstrakte samengesteldheden,
die naar de zin zijn van het brein alsook door het brein worden
gewaardeerd, maar waarin tevens het rationele recht middels het
abstract logisch denken ligt uitgedragen ter meerdere rationeel
voortgebrachte-, alswel in meerdere in brein, kosmos en raad
aangebrachte bestaanseenheid/bestaansbehoud van brein, kosmos en
raad onder elkaar en elk in zich.

Deze beschavingsvereenvoudiging komt, bijvoorbeeld, tot uiting in een
zogenaamd doeltreffend danwel profijtelijk/winstgevend (zie van
winst/bestaan tegenover verlies/niet-bestaan ook denkthema 6, aan de
hand van figuur a.) breindenken, zich beraden en kosmisch aanwerken.
Het denken langs allerlei kromme ommegang, het gaan langs allerlei
omwegen, vindt aldoor wel zijn bestemming; maar verandert dit een
en ander in een meer rechtstreekse voortgang, dan wordt het meer
doeltreffend - zoals met slechts een réchte loop dóelend/doelgericht
kan worden aangelegd en aangewerkt.
Beschaving brengt aldus meer effectiviteit/efficiëntie voort; zij is van
nut voor een profijtelijk(e) bestaan/bestaansvoering.

Tenslotte nog wat nader het op abstract niveau inventief denken.
De op dit niveau in kromme banen zich voortkringelende inspiratie
(insp), doortrekt in legio trekken (zoals in a→a, b→b, c→c) juist
zozeer het al transversaal golvend inventief denken.
Daarbij cónspireert, samenwerkend, dit geïnspireerd inventief denken
tevens met het abstracte logisch denken, dat zich aldoor wat/meer
corrigeert naar zeg standaard evenwichtig/correct de (uiteen)
oordelende en (ineen redelijk) concluderende ratio - tot in een aldoor
wat (ineen gaande) ordelijk en (uiteen gaande) geregeld evenwichtig
abstract logisch denken en ook tot in (ineen-uiteen staande)
evenwichtige abstract logische gedachten.
Dat wil zeggen, het inventieve denken tussenin enerzijds het
(conspirerend) aldoor wat/meer evenwicht aanbrengend abstracte
logisch denken en anderzijds de steeds wat anders/nieuws
aanbrengende inspiratie, komt zo aldoor tot wat (aan)gepast(e)
evenwichtig(e) denken/gedachten van een aldoor wat/meer herniéuwde
samengesteldheid
Het inventieve denken is hiermede niet (geniaal) creatief, maar
vindingrijk; (uit)vindingen, die zich, in conspiratie met het abstracte
logisch denken, zich ook wat/meer aan dit abstracte logisch denken
mededelen - alsook anderzijds wat/meer aan de voorttrekkende/
voorbijtrekkende inspiratie, aan zo de kosmos middels substrahering,
enzovoort, zelf.

Zo werkt de beschouwende geestesschouw, logisch rechtend denkend
en geïnspireerd inventief denkend, al beschavend aan een
vereenvoudigd en vernieuwd bestaan; met de intentie van, zinnig en
waardevol, een verhoogd bestaansbehoud, naar ook de vreugde/
verheuging en voldoening van intellectueel/verstandelijk het brein.










                                                     *-*-*-*