Denkthema  35.   Natuurlijke gesteltenissen.
                                                   
Klik hier voor terug naar INDEX.

Het krioelt in zeg maar het natuurllijk heelal van de atomen, of delen
ervan (zoals protonen), in een schier ontelbare hoeveelheid.
Zeer belangrijke deeltjes, ook zozeer als de bouwstenen van zo heel
veel moleculen, verschillende moleculen; en onder aldoor voortgenerering
daarvan, "lopen zij ook aldoor over" aan kracht, aan ook energie,
veldenergie, daartoe.
Dit zelfde natuurlijk heelal herbergt aldus ook een onvoorstelbare  
hoeveelheid veldenergie; veldenergie, die middels veldbotsingen weer
overgaat in kracht, in al weer een ontelbaar aantal krachtige unobaden.
Massaloze unobaden, electrisch en magnetisch geladen, en die in de
stoffelijke natuur al minstens zo belangrijk zijn als de atomen, als de
schier talloze unodeeltjes waarin zich een of meer unobaden hebben
genesteld.
Zo in dit denkthema toch nog eerst wat nader een unobad; om daarna
ook over te gaan tot een nog wat nadere beschouwing van een atoom.

Zoals in het vorige denkthema uiteengezet, is een unobad (in beginsel)
uitgerust met zogezegd standaard immobiel een spiltrio en demobiel een
neutro/neutrospin.


En op deze "grondslag", waarin ook het ene "standaardelement"
aanhoudend of afwisselend kan overwegen op een ander
"standaardelement", kan een unobad positief/constructief zich
voortontwikkelen onder allerlei invloed, zoals onder Transcendente
invloed (waarvan in dit denkthema nog nader), maar zeker ook onder de
velerlei variatie van de hoeken waaronder de desbetreffende velden in
veldbotsing verkeren en nog weer komen te verkeren.
Daarbij trekt elk veld niet alleen recht-toe-recht-aan voort volgens zeg
                                                                             maar zijn eigen rechte
                                     
                                       voerlijn; maar tevens
       roteert elk veld ook nog
       om zeg zijn eigen veldas
         -  zodat in werkelijkheid
       elk energierijk veld al
       spiralend in rechte lijn
       voorttrekt (en waaromtrent
       reeds het een en ander is
       opgemerkt).
       Maar intussen blijkt bij
       nader inzien, dat een
       veldbotsing volgens de
       voerlijnen dier velden
       alsnog een ander effect
       kan hebben op "spil en
       spin" dat unobad dan een
       veldbotsing (haaks daarop)
                                                                             tussen de veldrotaties dier
velden  -  en waarvan nu wat nader.

Eerst de uitwerking op het unobad van een veldbotsing tussen velden
volgens de voerlijnen (vl/vl/ . . .; figuur a.) dier velden onder diverse
verschillende veldbotsingshoeken.
Een frontale veldbotsing ( A. ), onder 180 hoekgraden, geeft aan een
unobad een maximale, centrerende, "verticale" oerkracht(/kernkracht; ok;
waarvan reeds eerder het een en ander vermeld).
Een veldbotsing onder zowat 0 hoekgraden ( B. ) geeft aan dat unobad
een maximum aan "horizontale", decentrerende spreikracht (sk).
En werkt daartussenin een veldbotsing onder 90 hoekgraden ( C. ) noch
overwegend ten gunste van íneen inkolkend de oerkracht noch overwegend
ten gunste van úiteen uitkolkend de spreikracht, maar, daartussenin, ten
                                                           gunste van cóncentrerend één de
                             
                             kolkend roterende neutrospin (nt).

    Resumerend en tevens overgezet/
    gelegd in de eerste aanleg, in "spil
    en spin", van een unobad, dan
    begunstigen veldbotsingen, volgens
    de voerlijnen dier velden, zo tussen
    180 hoekgraden en 135 hoekgraden
    vooral de oerkrachtige (ok; figuur b.)
    v-spil (vs), binnen de oerzuil (oz - oz).
    Begunstigen veldbotsingen tussen 0
    hoekgraden en 45 hoekgraden vooral
    de ook zozeer zich aan de spreikracht
    (sk) te buiten gaande b-spil (bs).
    En begunstigen de veldbotsingen
    tussen 45 hoekgraden en 135
    hoekgraden meer of minder de
    neutrale/concentrale neutrospin (ns)
                                                           der oerzuilwand; en ook wel de s-spil
(ss), als circa de resultante van/tussenin de b-spil én de v-spil.

Derhalve, een veldbotsing geeft het aanzijn van een unobad; en de hoek
waaronder die veldbotsing plaats vindt geeft  -  onder aldus (on)stoffelijk
natuurlijke invloed  -  aan dat unobad een zekere/specifieke krachtig(e)
(ver)loop, en is van invloed op het bezit van een zekere (samen)gesteldheid
van dat unobad.
Overweegt daarbij de v-spilwerking, dan (her)ordent en/respectievelijk  
(her)regelt dat unobad, vooral zijn centrale kern (ck), zich constructief.
Of ook, is er een grote "verticale" tenietgang, vernietiging, van dat unobad
tot in oerniets (on).
Ofwel, bijvoorbeeld, is er in een (wisselende) overweging van de ene
b-spilcomponent op de andere b-spilcomponent een onderlinge overgang/
uitwisseling/beïnvloeding tussen eendeels en anderdeels dat unobad.
Overweegt de s-spil, dan geraakt de constructie van de centrale kern meer
bestendig aangepast aan allerlei unobadwedervaren; alswel, komt dan ook
de s-spil zelf tot een meer (nauw)gezet reguleren/beheren van dat unobad.
Of overweegt de neutrospin/levenskring(ing), dan komt het unobad  -  
bijvoorbeeld middels concentrische incirkeling/uitcirkeling dier levenskring
  -  tot meer leven/bewustzijn.
Kortom, zogezegd de zékere veldenconstellatie van de desbetreffende
velden in veldbotsing doet veel toe en af aan de zékere (samen)gesteldheid
van dat unobad  -  zijn centrale kern, zijn bestendige zelfregulering,
enzovoort  -  alsmede, bijvoorbeeld, het contactueel aangepast zijn aan
andere unobaden waarmede het (constant) in contact is.

Voorts, terwijl om hun as roterende velden met elkaar in veldbotsing zijn
volgens hun aldoor rechtuit voortvoerende voerlijnen, zijn zij, als haaks
daarop, tevens al roterend met elkaar in veldbotsing.
En hiervan nu enkele voorbeelden.

Zijn twee velden met 
elkaar volgens hun voerlijnen (vl/vl, X-1; figuur c.)
                                                                      onder 180 hoekgraden in
                                       
                              veldbotsing, terwijl tevens
   
hun rotaties (r/r) met elkaar
    méédraaien, als in veldbotsing
    onder 0 hoekgraden, dan 
    heeft dit een en ander op het
    desbetreffend unobad (in het
    elkaar treffen volgens de
    voerlijnen) een (extreem)
    "verticale"/oerkrachtige
    uitwerking met tegelijk (in het  
    elkaar treffen volgens de
    rotaties) een (extreem)
    "horizontale"/spreikrachtige
    uitslag.
    Te samen geeft dat dan het
    resultaat als van een
    veldbotsing onder circa 90
    hoekgraden  -  als dan ten
                                                                      gunste van zeg maar de
neutrospin, de s-spil (ns,ss).
Dat wil zeggen, indien beide veldbotsingsresultaten als even invloedrijk
aan te merken zijn, wat doorgaans zeker niet het geval is, al is het reeds,
dat ter veldbotsingsdeelname de snelheden  -  die van de veldrotatie aan
die van de veldvoortgang  -  veel kunnen/zullen verschillen.
Maar veelal valt het gezamenlijk veldbotsingsresultaat onder een hoek,
gelegen tussen 45 hoekgraden en 135 hoekgraden.

Doch een andere variatie is: een veldbotsing volgens de voerlijnen
(vl/vl, X-2) onder 180 hoekgraden, terwijl de desbetreffende veldrotaties
onder 180 hoekgraden tégen elkaar in draaien.
Dan is het gezamenlijk resultaat zeg maar een (zeer) sterke "verticale"
oerkracht(ige v-spil; vs) voor dat unobad.
Aldus, kunnen frontale veldbortsingen tussen velden volgens hun
voerlijnen alsnog beduidend verschillende gesteltenissen/krachtverdelingen
aan dat unobad verschaffen.

Nog weer een ander voorbeeld is een veldbotsing volgens de voerlijnen
(vl/vl, Y-1) onder zowat 0 hoekgraden , terwijl de desbetreffende veldrotaties
(r/r) tégen elkaar in draaien, als elkaar treffen onder 180 hoekgraden.
Dan is voor het desbetreffend unobad het gezamenlijk resultaat weer als
het resultaat van een enkele veldbotsing onder een hoek die varieert tussen
45 hoekgraden en 135 hoekgraden  -  als zo weer ten gunste van de
neutrospin, de s-spil (ns/ss).

Maar is er mogelijk toch nog wel een onderscheid te maken tussen het
resultaat onder X-1 en het resultaat onder Y-1.
Per slot, gaat er vanuit een unodeeltje (slechts) kracht over in veldenergie en
gaat er, in een veldbotsing, weer veldenergie over in (unobad)kracht.
Wat er daarin zo aan draaiing ter veldrotatie is ingegeven, kan er aldus daaruit
ook wel weer  -  naar (veldbotsings)omstandigheid, veldbotsingshoek, onderling
unobadencontact  -  door de veldrotatie worden uitgegeven.
Zo werkt de complexe veldbotsing onder X-1, met méédraaiende veldrotaties
ter voortdrááiing, dan mogelijk meer ten gunste van de neutrospin van dat
unobad.
En werkt daarentegen de complexe veldbotsing onder Y-1, met elkaar
tégenwerkende veldrotaties ter onderlinge opheffing, ter mindere/geen draaiing,
zo dan mogelijk meer ten gunste van de s-spil van dat unobad.

Als laatste voorbeeld een veldbotsing volgens de voerlijnen (vl/vl, Y-2) onder
ongeveer 0 hoekgraden, met met elkaar méde draaiende veldrotaties (r/r), als
in veldbotsing onder ook zowat 0 hoekgraden.
Het resultaat voor het desbetreffend unobad is dan (zeer) veel "horizontale"
spreikracht, waarmede vooral de "horizontale" b-spil (bs) gebaat is.
Als ook een extreem voorbeeld. Maar intussen zijn er tussen deze vier gegeven
voorbeelden/extremen legio hoekvariaties mogelijk, waaronder de velden in
werkelijkheid volgens zowel hun voerlijnen alswel hun rotaties met elkaar in
veldbotsing zijn  -  met zo ook legio variaties aan gesteltenissen voor/van de
desbetreffende unobaden.

Ondertussen, met het vorderen der heelalvlucht, winnen de desbetreffende
                                                                   triasdeeltjes/unodeeltjes/veldenergieën
                             
                                     inhoudelijk aan gehalte, aan kracht,
    aan zeg (vervoers)voer, met zo ook
    zeg meer inhoudelijke inbreng voor te
    krachtiger unobaden  -  hoewel er
    daarentegen een verlies is aan
    velduitstralingssnelheid, ter weer
    minder hevige veldbotsingen.
    Trouwens, ook de verplaatsing(/
    beweging/mobiliteit) der unodeeltjes/
    a-materiedeeltjes/veldenergieën
    wegens gravitatie, meer naar elkaar of
    meer van elkaar trekkend, met zo te
    heviger of daarentegen juist te minder
    hevige veldbotsingen, is locaal van
    (groot) aanbelang.
    En is elk unobad ook wel in het bezit
    van enige electrische en magnetische
    kracht (el en mg, in figuur b.; laatst
                                                                   genoemde vooralsnog vereenzelvigd
met de s-spil) danwel onderhevig aan enige electro-magnetische krachtuitoefening.
Dat wil zeggen, volgens X-2 met vooral electrische lading; volgens X-1 en Y-1
zowel electrische alswel magnetische lading, waarbij het magnetisme, bij wat meer
"horizontale" spreikracht dan "verticale" oerkracht, kan overheersen op het
electrische; en volgens Y-2 weinig magnetisme en nog minder electriciteit.

Voorts, een eerste, wat nader gegeven indruk van de Transcendente abstracte
(geestes)invloed op een stoffelijk natuurlijk unobad zijn krachten, zijn spillen en
zijn neutro/neutrospin, zijn electro-magnetisme.
Hierbij uitgaande van meer/zeer bestendig aanblijvende unobaden, zoals dat
volgens het volgend hoofdstuk  -  hoofdstuk 3, de levende natuur  -  het geval is.

Bij het eerste ontstaan van de Transcendente kosmos, uit het (geestes)Zwerk
(zie hiervan ook denktheme 27, aan de hand van figuur b.), was het Transcendente
brein, dit is het Transcendente intellect én het Transcendente verstand (zoals in
figuur d. aangeduid met int en/respectievelijk vst), reeds (schier) immens groot
aanwezig.
Met het ontstaan der Transcendente kosmos (km), aan ook de Transcendente
rechte ratio (ra - ra), ontstond ook de Transcendenre raad (rd).
De Transcendente raad, als het gemeenschappelijk raakvlak van/tussenin het
Transcendente intellect, het Transcendente verstand en de Transcendente
kosmos  -  en werd/wordt de Transcendente raad groter met het groter worden
der Transcendente kosmos.
                                                                Terwijl tevens het Transcendente rechte
                             
                                  (geestes)abstracte (abst/abst), als
    
zijdelings uitgaand/uitstaand uit- en
     evenwijdig aan de ratio, al verder alom
     komt uit te staan, als daarin (al verderop)
     gepakt/verpakt het Transcendente brein
     en de Transcendente kosmos.
     De triasdeeltjes/unodeeltjes trekken, in de
     heelalvlucht, naar al verderop buitenaan
     de Transcendente kosmos voort; met
     tevens hun velden (zoals v/v), die in
     veldbotsingen de unobaden (waaronder
     ub) voortbrengen.

     Zo'n unobad verkeert aldus (eendeels)
     wel in het Transcendente abstracte
     bestaan (als in het Transcendente
     onzijdig bestaan; en anderdeels in het
     Transcendente generzijds), maar zeg
     maar niet boven de Transcendente
                                                                raad danwel, neemt niet direct deel
                                                                aan de Transcendente abstracte/
geestesbeschouwelijke beraadslagingen.
Of anders gezegd, een unobad, in het Transcendente abstracte buitenaan de
Transcendente kosmos, is wel onderhevig aan de Transcendente substrahering/
"neerslag" vanuit het Transcendente abstracte tot in de Transcendente kosmos,
maar de abstrahering/"verdamping" (ter substrahering) vanuit het Transcendente
brein, of vanuit de Transcendente raad, ontbreekt hier.
Maar wordt hier, wat betreft een unobad, de abstraherende trek, (zoals boven de
Transcendente raad:) tegenover de substraherende trek, als vervangen door een
andere trek  -  en waarvan nu wat nader.

Een unobad wordt dus niet gegenereerd, vanuit het oerniets, maar aldoor middels
veldbotsing in zijn bestaan voorzien vanuit veldenergie.
Maar is een unobad wel aldoor, oerkrachtig (ok; figuur e.), in de oerzuil (oz - oz),
in degenerering (dg) tot in oerniets (on).
En staat deze degenerering afwaarts tot in oerniets tegenover de substrahering
(sb/sb) opwaarts tot in de Transcendente kosmos (km).
En zijn deze beide om en nabij en ook in het "horizontale" neutro(niveau; ntr) in
onderling contact/verkeer.
Hierin wordt de oerkrachtig inkolkende degenerering  ietwat/meer door de
substrahering opgevoerd tot in de Transcendente kosmos  -  ter hier enige (bij
ook enig leven in de Transcendente kosmos: bewuste) beeldvorming van het
desbetreffend unobad.

Zoals reeds simpel uiteengezet in bijvoorbeeld denkthema 29, aan de hand
van figuur e., brengt deze (overigens zowel) opwaarts (alswel neerwaarts)
inkolkende oerkracht(ige degenerering) de opperoptiek/opperkegel (oo) aan.
Overigens wordt er maar weinig oerkracht (in degenerering) door de substrahering
mede opgevoerd; het is zeg maar een wat "schuimig opwolkende" oerkracht
                                                                   uit/bovenop de "volop oerkrachtig
                           
                                       gevulde kegelpul" onderaan.
     Of anders gezegd, bestaat de
     opperoptiek (met wat/meer
     substrahering) uit zogenaamde
     oerkrachtige vervoering (v - v, v' - v').
     Danwel, wegens het ook aldoor wat/
     meer teloor gaan van (ook) deze
     vervoeringen tot in oerniets, uit
     zogenaamd vergankelijke
     vervoeringen.

     Een opperoptiek met legio
     vergankelijke vervoeringen, elk
     bestaande uit zowel Transcendente
     geestesbeschouwelijke substrahering
     alswel uit stoffelijk natuurlijk concrete
     oerkracht.
     Als én wat abstract én wat concreet
       -  als de voortaan ook wel zo te
    noemen psychische afdeling van een
   unobad.
                                                                   De psyche van een unobad, met
zowel Transcendente alswel stoffelijk natuurlijke invloed.
Terwijl een unobad anderdeels/onderdeels, bestaande uit stoffelijk natuurlijk
concrete oerkracht, wel de fysische(/fysieke; fy) afdeling van dat unobad heet.

Tenslotte, is hierbij ook de veldenconstellatie, de zekere, eventueel aldoor
variërende veldbotsingshoeken waaronder een unobad tot stand komt en
bestaat, van kracht.
Behalve de íneen kolkende unokracht (ok; figuur f.), bezit een unobad ook een
úiteen kolkende spreikracht (sk); en kringelt ook deze "uiteenwolkende", zich
verspreidende spreikracht door de substrahering (sb/sb) tot in nog wat  
vaagweg de Transcendente kosmos (km).
En hoe groter de uitkolkende spreikracht in betrekking tot de inkolkende
oerkracht, hoe zwakker deze oerkracht zich doet gelden, hoe wijder dan ook
wel de doorsnee van de oerzuil (oz - oz).
Overweegt de spreikracht op de oerkracht, dan kolkt de inkolkende
oerkracht daarmede achterwaarts alsnog, langs/door de opperkegelmantel,
inwaarts/afwaarts "de diepte in" naar en tot in oerniets (on).
De opperoptiek (oo), de opperkegel, staat daarmede ook meer open, voor
een wat grotere beeldvorming van dat unobad in de Transcendente kosmos.
De vergankelijke vervoeringen (v-v, v'-v') trekken dan ook overwegend
scheidingsrelatief/uiteen van de opperkegelas naar de opperkegelmantel.

Bij bijvoorbeeld een veldenconstellatie volgens X-2 (zie figuur c.), denkt
zodoende het unobad psychisch in vergankelijke vervoeringen meer
                                                           centrerend/samenvattend.
                       
                                   Bij daarentegen een veldenconstellatie
     volgens Y-2, denkt zodoende het
     unobad psychisch in vergankelijke
     vervoeringen meer decentrerend/
     uiteenzettend.
     De psychische denkactiviteit van een
     unobad wisselt aldus met het wisselen
     der desbetreffende veldenconstellatie
       -  van ook overwegend centrerend
     (c groter dan d - d, figuur e.) in
     afwisseling met overwegend
     decentrerend (d - d groter dan c,
     figuur f.).

     Als slot van deze eerste beknopte
     verhandeling van psychisch een
     unobad, valt ook hier reeds, in de
     opperkegel, een opperoptiek (oo)
   te onderscheiden van zogezegd de
                                                           topoptiek (to; de topoptiek, als ook
wel, in vergelijk, de toetsoptiek in het Transcendente bestaan; zie
bijvoorbeeld denkthema 15, figuur c.).
De opperoptiek heeft de b-spil (bs) tot basis, en heeft de topoptiek de
s-spil (ss) tot basis.
Aldus, zoals tot hiertoe uiteengezet, bezit reeds een unobad in eerste
aanleg, in diverse vergankelijke vervoeringen, enige denkactiviteit.

Tenslotte, voegt menig unobad zich in een unodeeltje tot een atoom.
En is zogezegd in/als een atoom een unobad niet alleen verrijkt met massa's
  -  een protonmassa (pm; figuur g.), een neutronmassa (nm)  -  en zeg een
oppervlakkig massaal (ms), maar is zulk een atoom ook in (een drieërlei)
generering, bij overigens ook een bestaansvoorziening uit veldenergieën
waar het het geïntegreerd unobad betreft), alsmede van een tweeërlei
neutro (nt), behoudens ook de aanwezigheid van electriciteit en magnetisme,
en van rotatiekracht/sub-verbindingskracht (rk; zie hiervan ook bijvoorbeeld
denkthema 32, figuur a.))
En nog afgezien van het unobadaandeel in een atoom, zal ook het unodeeltje
(van een atoom) hoe langer hoe meer met het vorderen der heelalvlucht
zich realiseren (zie hiervan denkthema 27) en, onder de invloed der
substrahering (sb/sb), daarmede ook in het bezit komen/zijn van een
opperkegel (ok1) in enig vergankelijk vervoerend denken.

Wat betreft het tweeërlei neutro, dit bestaat uit het(/de) neutron(omvang) en
het neutro van het desbetreffend unobad, als dan nader genoemd het neutrino.
Een neutraal, zeg maar massaloos neutrino (in draaiing/spin), dat zich zó
weer uit het atoom verwijdert met het zich naar elders begeven van de
desbetreffende veldbotsing (onder invloed van contact met andere velden) en
ook zó weer verdwijnt met het verdwijnen dier veldbotsing.

En ook, bijvoorbeeld, kan/zal met nu generering, tegenover degenerering, het
onderling overwicht van de een op de ander heftiger variëren/wisselen  -  
hoewel de generering altijd wel weer in opkomst is na een heviger degenerering
van het(/een) atoom(deel).
Maar wegens deze schommelingen/overwichtvariarties, kunnen bijvoorbeeld
ook de atoommassa's in grootte variëren; hoewel de atomen daarbij gemíddeld
van een zékere massa zullen zijn.
Of een andere opmerking hierover: gedurende een onderdeel van een seconde,
zeg maar een miniseconde, kan in zulke heftige schommelingen de degenerering
in overweging zijn, en daarmede het aanzijn van een atoom (gedurende een
miniseconde) als anti-atoom (zie van reeds het anti-triasdeetje denkthema 26,
aan de hand van figuur c.).

Zoals al eerder uiteengezet, kan een atoom ook uiteenvallen in een enkele
                                                                         protonmassa, een enkele
                             
                                           neutronmassa en een enkele
     electronmassa; en heeft elk van
     deze massa's dan een eigen
     s(olitair)-veld(denpaar).
     In zo'n protonmassa,bijvoorbeeld,
     kan dan ook een eigen s-veldbotsing/
     unobad haar/zijn intrek nemen; en
     gelijkt zo'n eenzame protonmassa
     al weer wat op een atoom.
     Met bijvoorbeeld, toch al een heftig
     variërend/wisselend overwicht van
   generering op degenerering, van
                                                                         degenerering op generering.
Daarmede kan een protonmassa  -  welliswaar "in alle eenzaamheid", maar toch
in bijvoorbeeld onder in hevigheid/constellatie wisselende s-veldbotsingen  -
gedurende een miniseconde van een ongewoon grote of kleine massa zijn of
ook, kan zo'n massa een miniseconde een anti-massa zijn.

Intussen, is oerkrachtig én reëel krachtig een protonmassa ook wel te vatten als
bestaande uit deelkrachten/krachtporties  -  als de hierbij wel zo te noemen
quarken.
Oerkrachtig (ok; figuur h.) áfwaarts een negatieve quark (-q).
Terwijl daarentegen de reële kracht (rk/rk) zich aan de ingang van het tweetal
velden (v/v) in scheidingsrelativiteit óphoudt als een (ter veldingang gescheiden
tweetal, elk ingaande in zijn veldgang, als twee positieve quarken (+q/+q).
De protonmassa als in een drieërlei opstelling/krachtenafdeling aan kracht.
Of beter, een protonmassa als in  twéé drietallen van massaschikkingen/
krachtenschikkingen naar de tweeërlei proeve/(door)vatting van deze
protonmassa/protonkracht; namelijk, die van zeg maar de geregelde schikking
volgens de b-spil (bs) en die van zeg maar de gereguleerde schikking volgens
de s-spil (ss).
Overigens dit een en ander in nog weer een bijzonder vertoon.
Bijvoorbeeld, in een abrupt overwicht van de generering van het(/de)
proton(massa) op de degenerering van (het/)de (proton)massa, is het met een
protonmassa als in de opkomst van een tweetal deeltjes  -  als slechts twee
  (reëel) krachtige veldmonden.

   Een aparte neutronmassa gelijkt in dit
   alles wel wat op een aparte protonmassa
      -  zij het eventueel wat complexer.
    Bijvoorbeeld, bestaat een meer
    rudimentair neutron uit meer enerlei
    massa (figuur i-1.) en een meer )
    solitair neutron uit meer tweeërlei
    massa's (figuur i-2.)  -  met meer een
    paar velden en/respectievelijk met meer
    twee paar velden.
    Daarbij bestaat een solitaire
    neutronmassa, evenals een solitaire/
    "eenzame" protonmassa, uit ook een
    drietal quarken, hoewel in een andere
    positionering dan in een protonmassa.
    Een solitaire neutronmassa bezit twee
    oerkrachten (ok/ok)  -  electrisch
    geneutraliseerd (zie ook denkthema 30,
    figuur b.)  -  en daarmede twee
  negatieve quarken (-q/-q).
En houdt zich daartussen óp, als zeg meer de centrale voedingsbron van/voor
het viertal velden (v - v, v - v), de reële kracht (rk) als dan de positieve quark
(+q) van de solitaire neutronmassa.
Met ook hier weer een tweeërlei vatting  -  volgens de b-spil (bs) en volgens
de s-spil (ss).

Tot zover een kleine greep uit allerlei massavertoon/krachtendemonstratie in
de stoffelijke natuur.








                                                            * - * - * - *